erfgoedobject

Norbertinessenpriorij Onze-Lieve-Vrouw van Leliëndaal

bouwkundig element
ID
3851
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/3851

Juridische gevolgen

Beschrijving

Voormalige norbertinessenpriorij Onze-Lieve-Vrouw van Leliëndaal, heden O.C.M.W.-gebouw en jezuïetenkerk.

Rond het tweede kwart van de 13de eeuw werd het aanvankelijke klooster Onze-Lieve-Vrouw van Leliëndaal te Hombeek opgericht met zusters van het norbertinessenklooster van Gempe, op initiatief van pastoor Lambertus. In 1233 volgde canonieke bevestiging. Bestuurd door een priorin en een proost. Oorspronkelijk onder patroonschap van de norbertijnenabdij van Park, vanaf 1636 onder dat van de norbertijnenabdij van Tongerlo. Verwoesting van het complex tijdens de godsdiensttroebelen (1566-1580) en uitwijking van de zusters naar Keulen. Terugkeer kort nadien en verblijf in de Begijnenstraat en Ganzendries.

In 1592 koopt priorin Maria Boonen het refugium van de norbertijnenabdij Sint-Michiel te Antwerpen, gelegen in de Bruul. Na de oprichting van een kapel en aanpassing van de refugiegebouwen tot een klooster nemen de norbertinessen er hun intrek in 1602.

In 1662-72 wordt de huidige kerk opgericht naar een ontwerp van L. Fayd'herbe onder impuls van proost G. Mutzaert en priorin E. Van Beke. In 1687 bouw van het huis van de proost, rechts naast de kerk met ingang tot het klooster naar ontwerp van J.L. Fayd'herbe.

Opheffing door Jozef II in 1783; kloostergebouwen tijdelijk ingenomen door de ursulinen in 1786. In 1798 wordt het complex openbaar verkocht aan een lid van de burgerlijke godshuizen. In 1808 volgt de opening van een tehuis voor ouderlingen en wezen in de voormalige kloostergebouwen. De kerk wordt opnieuw voor de eredienst gebruikt in 1834, na de vestiging van de theologische faculteit der katholieke universiteit in het gebouw links van de kerk, de zogenaamde Residentie van Onze-Lieve-Vrouw van Leliëndaal. Dit gebouw werd van 1836 tot 1890 ingenomen door de voorbereidende afdeling van het Klein Seminarie, daarna door de witte paters en in 1900-1901 samen met de kerk aangekocht door de jezuïeten, die het in 1957 vervingen door een nieuwe bouw. Vernietiging van het eigenlijke kloostercomplex van Leliëndaal door een bombardement in 1940. De kerk en het poortgebouw bleven gespaard. Pas in 1965 wederopbouw naar ontwerp van architect A. Minner.

Klooster

Een 17de-eeuwse gravure geeft ons een idee van het toenmalige klooster in de Bruul: een eenvoudige kapel (nok loodrecht op de straat) met ten noorden, daarbij aansluitend, kloostergebouwen in traditionele stijl gegroepeerd rondom drie opeenvolgende binnenplaatsen; verder twee vleugels aan de Schaalstraat met dwarsvleugel uitziend op de hovingen en een vleugel met achterpoort in de Lange Schipstraat. Een gravure van D. Coster uit Sanderus "Chorographia sacra Brabantiae" toont het kloostercomplex met barokkerk en -huis van de proost naar ontwerp van L . en J.L. Fayd'herbe gelegen aan de Bruul; achter laatstgenoemde de kloostergebouwen in traditionele stijl, gelijkaardig aan die van vorige gravure en verder grote en kleine dienstgebouwen, waaronder een vleugel in de Lange Schipstraat met rondboogpoorten in de tuingevel. Volgens een plan uit het einde van de 18de eeuw heeft het klooster een gelijkaardige plattegrond, met name twee kleine binnenplaatsen aansluitend bij de noordgevel van de kerk, daarachter het eigenlijke kloosterpand met grote binnentuin en tevens dienstgebouwen langs en op de Schaalstraat en langs de Lange Schipstraat met onder meer een brouwerij. Op de Poppkaart (1868-69) zijn de zuid- en een gedeelte van de westvleugel van het eigenlijke kloosterpand verdwenen. Foto's uit de eerste helft van de 20ste eeuw tonen kloostergebouwen met traditionele kern doch met in de 19de of het begin van de 20ste eeuw aangepaste vensters; de scheidingsgebouwen tussen eerste en tweede kleine binnenkoer zijn verdwenen. Na de verwoesting van het complex in 1940 werden de vleugels aansluitend bij de noordzijde van de kerk en gegroepeerd rondom een binnenkoer heropgericht in traditionele stijl met vernieuwd materiaal, overeenkomstig de vroegere ordonnantie.

Ten westen, loodrecht op de Schaalstraat: voormalig "sacellum" van het klooster, heden deel uitmakend van het Politiegebouw: klein verankerd bakstenen gebouwtje van een bouwlaag hoog onder zadeldak (Vlaamse pannen). Voortrapgevel (vier treden recht en topstuk) met spitsboogvenster, zandstenen hoekblokken en links geprofileerde console. Gedeeltelijk zichtbare aangepaste achterpuntgevel.

Interieur: spitstongewelf met houten beplanking; in de linkermuur een zandstenen zuil met zeskantige sokkel en eenvoudig kapiteel.

Kerk van Leliëndaal

Barokkerk naar ontwerp van L. Fayd'herbe. Eerste steenlegging in 1662 gevolgd door verschillende wijzigingen van de plannen en opbouw met heel wat problemen, zoals het overhellen van de voorgevel welke na betwisting in 1664 toch afgebroken werd en vervangen door de huidige. Eerste mis in 1670; plechtige inwijding pas in 1674. Begin 19de eeuw was de kerk verwaarloosd en toegetakeld door de Burgerlijke Godshuizen. Verkoop van het rijke meubilair; inrichting als magazijn en schrijnwerkerij; afbraak van de geveltop (uit vrees voor invallen): plaatsing van een muur in de kerk tussen het tweede en derde venster voor inrichting van een infirmerie. In 1834 opnieuw opengesteld. Kort daarop, door samenwerking van het bestuur van het Klein Seminarie en de Burgerlijke Godshuizen, hersteld en voorzien van nieuw meubilair, met het wegbreken van de muur en verbreden van het koor. In 1900-1901 onder de jezuïeten, wijziging van het grondplan door architect Ph. van Boxmeer: overbrenging van het koor van de straatkant (oostelijk georiënteerd) naar het westen. De twee kleine deurtjes in de gevel aan de Bruul werden pas van dan af als ingang gebruikt. Later, bouw van de sacristie ten zuidwesten en de grot van Lourdes en aankoop van nieuw meubilair.

De wijzigingen van gevel en interieur geven een vervormd beeld van de oorspronkelijke kloosterkerk. Eenvoudige plattegrond: éénbeukige kerk van vijf traveeën oorspronkelijk uitlopend op een hexagonaal koor ten oosten waarvoor een schijngevel met halsvormige top (Bruul). Koor met halfronde koepel later overgebracht naar de uiterste westtravee. Tegen de westgevel staat een centrale slanke toren op rechthoekige plattegrond geflankeerd door recentere (?) bijgebouwen onder lessenaarsdak; kleine vierkante traptoren aan de zuidwesthoek. Baksteenbouw met verwerking van zandsteen.

Zandstenen oostgevel gelegen in de Bruul, met verwerking van arduin voor pilasters en lijstwerk. Heden lijstgevel van drie traveeën en twee gelijke geledingen oorspronkelijk uitlopend op een kleinere, derde geleding: halsvormige geveltop met vleugelstukken en pseudo-fronton (zie Sanderus). Rubensiaanse invloed in de ordonnantie. Ritmering door superpositie van geringde pilasters met Ionisch kapiteel afgelijnd door gekorniste hoofdgestellen; verdiepte muurvakken. Brede middentravee op de benedenverdieping geaccentueerd door rondboognis in een uitgewerkte, geringde omlijsting waarboven een gebroken fronton uitlopend op krulmotief en een centrale cartouche onder pseudo-fronton; nis oorspronkelijk voorzien van monstrans, vernietigd in 1796 en in 1814 vervangen door een barok Mariabeeld op wereldbol.

Erboven: in het hoofdgestel opgenomen gebroken fronton waartussen gevelsteen en sokkel van het oorspronkelijk Sint-Norbertusbeeld van F. Langhemans daar geplaatst in 1715 zoals het chronogram op de gevelsteen "VaLLIs LILIorUM praesIDI" aanduidt. Vernietigd tijdens het Frans bewind werd dit beeld in 1901 vervangen door een Sint-lgnatius, patroon van de jezuïeten.

Strenge bakstenen zijgevels, geritmeerd door tweevoudig versneden steunberen met zandstenen hoekblokken. Twee rijen getoogde vensters in een geprofileerde omlijsting van zandsteen, in de westertravee gedicht bij het verplaatsen van het koor. Aan de zuidzijde twee gedichte deurtjes. Geprofileerde zandstenen daklijst. Tegen de noordgevel een bakstenen bijbouw uit het begin van de 20ste eeuw ingericht als grot van Lourdes. Eenvoudige slanke westtoren van baksteen met zandstenen speklagen; peervormige spits. Getoogd venster in een zandstenen omlijsting. Rondbooggalmgaten in een dito omlijsting onder druiplijst. Flankerende sacristieën onder lessenaarsdak; getoogde vensters; vernieuwd metselwerk bovenaan. Zuidwestelijke traptoren gemarkeerd door speklagen, hoekblokken en kleine rechthoekige muuropeningen later verhoogd zie steigergaten.

Interieur. Zwart marmeren geringde pilasters met vernieuwd Ionisch kapiteel verbonden door een gekornist hoofdgestel in dito materiaal dragen zwart marmeren gordelbogen met casementen waartussen kruisribgewelven. Schip verlicht door twee geledingen steekboogvensters in een zwart marmeren omlijsting. Koor ten westen overdekt door halfrond koepelgewelf met ribben.

Mobilair. Barok altaar bekroond met houten beeldengroep Maria tussen engelen van Artus Quellijn de Jongere; eiken biechtstoelen, preekstoel en lambrisering aangebracht in het begin van de 20ste eeuw; communiebank (eik, 1855) van J.B. Van Hool; lambrisering van koor herkomstig van het 17de-eeuws koorgestoelte; 17de-eeuws marmeren doksaal met drie bas-reliëfs op de balustrade, toegeschreven aan Fayd'herbe, eronder een houten bas-reliëf (19de-eeuws) van F. Laurent; orgel (uit het begin van de 20ste eeuw). Schilderijen: Kleding van de Heilige Norbertus (17de-eeuws) van W. Ehremberg en L. Franchoys; boven het doksaal: drie schilderijen (begin 19de-eeuws) van J.G. Rossier. Van Aerts: 19de-eeuwse beelden. Marmeren tombe en tabernakel (19de-eeuws) van J. Rousseau. Veel van het kostbare meubilair werd verkocht tijdens en na het Franse bewind, waaronder de indrukwekkende eiken preekstoel (1723) van M. Van der Voort en Th. Verhaeghen, de marmeren communiebank (1678) van A. Quellijn de Jonge, het mooie deels beschilderd, deels verguld tabernakel (1736) en zes marmeren medaillons (18de-eeuws) van P. Valckx welke zich alle in de Sint-Romboutskerk bevinden.

  • SANDERUS A., Chorographia sacra Brabantiae, 's Gravenhage, 1727, deel I, p. 408.
  • BROUWERS L.S.J., O.-L.-Vrouw van Leliëndaal 1674-1974, in Handelingen va de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, deel LXXVIII, 1974.
  • PLANTEGNA J. H., L'architecture religieuse dans l'Ancien duché de Brabant depuis le règne des archiducs jusqu'au gouvernement autrichien (1598- 1713), Den Haag, 1926, p. 141-152, 163-166.

Bron: EEMAN M., KENNES H. & MONDELAERS L. 1984: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Mechelen, Binnenstad, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 9n, Brussel - Gent.
Auteurs: Eeman, Michèle; Mondelaers, Lydie; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Norbertinessenpriorij Onze-Lieve-Vrouw van Leliëndaal [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/3851 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.