Het monumentaal enkelhuis van drie verdiepingen en een kelderverdieping en zes traveeën onder licht hellend mansardedak (leien) dateert uit de tweede helft van de 19de eeuw (mogelijk circa 1880) en is opgetrokken in neoclassicistische stijl.
De woning is momenteel in gebruik als administratief gebouw voor het Sint-Martensinstituut, waarvan de schoollokalen achterin gesitueerd zijn. De woning vormt een belangrijke schakel tussen de neogotische Sint-Jozefkerk en het aanpalende kleinere herenhuis .
De gecementeerde - oorspronkelijk bepleisterde - lijstgevel op een arduinen plint wordt bekroond door een architraaf met cordonlijst en rechthoekige panelen tussen de uitgelengde klossen die de houten kroonlijst met tandlijst ondersteunen. De gevel wordt geopend door steekboogvensters in een arduinen geprofileerde omlijsting op cordonvormende onderdorpels, bij de derde bouwlaag rusten de onderdorpels op klossen. De gelijkvloerse verdieping wordt gekenmerkt door het gebruik van van luiken voorziene ingekaste vensters. Centraal op de bel-etage bevinden zich vier deurvensters, deze worden voorafgegaan door een rechthoekig arduinen balkon op consoles, met gietijzeren hekken. De steekboogvormige poort met bovenlicht is voorzien van dezelfde omlijsting als de vensters.
Het interieur behield een bewaarde indeling en decoratie zoals vloeren, schouwen, plafonds. Verschillende elementen zijn identiek aan de naastgelegen woning. Tevens laat de buitendecoratie ook toe te besluiten dat deze woningen samen of toch met een kleine tussenperiode zijn ontstaan.
De indeling van deze woning is traditioneler te noemen dan het aanpalende pand en wat de decoratie betreft heel wat soberder opgevat. De poort geeft toegang tot een koetsdoorrit voorzien van een geprofileerd plafond, in vakken onderverdeeld door moerbalken op vlakke pilasters met ionische kapitelen en een centraal stucwerkmotief. De muren zijn vlak bepleisterd en de lambrisering is afgewerkt met een eenvoudig gepleisterd profiel.
De inkomhal wordt bereikt via een rechthoekige toegang geflankeerd door zuilen met ionische kapitelen en een steektrap. De ruimte is rechthoekig met een centrale vrijstaande trap die mogelijk vernieuwd werd rond 1950(?). De vloer bestaat uit tegels in zwarte en witte marmer en het geprofileerd plafond wordt in vakken verdeeld door een moerbalk op consoles in stucwerk. Verder is de ruimte voorzien van vlakke muren en verlenen brede vleugeldeuren toegang tot de kamers. De kamers op de gelijkvloerse verdieping zijn voorzien van geprofileerde plafonds en witmarmeren schouwen. De decoratie van deze kamers kan eerder als vrij sober bestempeld worden. De rechthoekige hal op de verdieping toont een plafond voorzien van stucwerk en rechthoekige vleugeldeuren met afgeronde hoeken. De kamers zijn afgewerkt met eenvoudige geprofileerde plafonds en uiterst eenvoudige marmeren schouwen (identiek aan deze voorkomend bij het buurhuis). Op hoogste verdieping bevindt zich een rechthoekig bovenlicht met afgeronde hoeken, vermoedelijk in een gietijzeren omlijsting.