Beschrijving
De Vlaamse Ardennen van Koppenberg tot Kluisberg is vastgesteld in de landschapsatlas.
Waarden
natuurwetenschappelijke waarde
De ankerplaats bevat geologische, geomorfologische, bodemkundige, hydrologische en faunistische en floristische waarden. Door de verscheidenheid aan geologische formaties (met getuigenheuvels), reliëf- en bodemverschillen (overgang van de zandleem- naar de leemstreek) en hydrologische omstandigheden met voorkomen van bronnen en beekvalleien, ontstond een gevarieerde, waardevolle vegetatie. Vooral het voorkomen van waardevolle bostypes draagt bij tot de hoge natuurwetenschappelijke waarde. Het verschil in bodem(textuur), reliëf en hydrografie (beekvalleien en bronnen) bepaalt mede het bostype, met beukenbos en naaldbos op de heuveltoppen, bronbossen ter hoogte van de bronnen en bron beken en vallei- en hellingbossen op de hellingen. Typisch voor de bossen zijn de voorjaarsvegetaties. Samen met de waardevolle bronvegetaties langsheen enkele bronbeken en kwelzones, behoren ze tot de meest soortenrijke en waardevolle bosvegetaties. Waardevol zijn tevens de restanten van droge heide en heischraal grasland. De bossen zijn eveneens van faunistisch belang. Daarnaast komen historisch permanente graslanden voor. Dit zijn graslanden met een langdurig grondgebruik als graasweide, hooiland of wisselweide, met belangrijke natuurwetenschappelijke waarden (soortenrijke vegetatie van kruiden en grassoorten) en het voorkomen van kleine landschapselementen (bomenrijen, houtkanten, hagen, taluds, sloten, greppels, poelen, uitgesproken microreliëf, bronnen of kwelzones).
De waarde van de lineaire kleine landschapselementen heeft vooral betrekking op planten en dieren die (onderdelen van) de kleine landschapselementen gebruiken:
1. als permanente leefplaats (voornamelijk plantensoorten en afhankelijk van de breedte van de berm ook kleinere diersoorten): het betreft soms zeldzame of minder algemene relictsoorten die hier nog een refugium vinden en herinneren aan het vroegere, omgevende grondgebruik dat ondertussen sterk is gewijzigd; sommige soorten zijn echte habitatspecialisten, bepaalde vlinders en planten zijn aangewezen op overgangssituaties tussen bos/struweel en grasland (zogenaamde mantel-en zoomsoorten).
2. als tijdelijke leefplaats: vogels die in de berm of houtkant komen broeden of voedsel zoeken: vaak typische, aan landbouwgebonden soorten die het in het huidige landbouwlandschap moeilijk hebben; schuil- en rustplaats voor dieren.
Holle wegen hebben een hoge natuurwetenschappelijke waarde. Als gevolg van de grote variatie van planten herbergen deze holle wegen een rijke fauna. Vele soorten vogels en zoogdieren vinden hier hun vlucht- en nestelplaats. Maar ook amfibieën voelen zich in de taluds van de holle wegen thuis. Door de grote verschillen in samenstelling van de bodem ontstaan op korte afstand ook verschillen in begroeiing. Onder invloed van de zon ontstaan ook allerlei verschillen tussen de linker- en rechterzijde van de weg. Op de zonbeschenen kant komen daardoor meer thermofiele plantensoorten voor.
De natuurwetenschappelijke waarde wordt mede bepaald door het voorkomen van autochtone bomen en struiken.
Hoogstamboomgaarden zijn typerend voor het landschap in de Vlaamse Ardennen, en hebben een natuurwetenschappelijke waarde doordat ze een leefplaats zijn voor tal van planten en dieren.
De aanduiding van delen van de ankerplaats als EG-Habitatrichtlijngebied, GEN-gebied en het voorkomen van erkende natuur-en bosreservaten duidt op een belangrijke natuurwetenschappelijke waarde.
historische waarde
Fysische gesteldheid: Het gehele gebied is zeer reliëfrijk en dit uit zich zowel op micro- als macroniveau. Er is een enorme verscheidenheid aan terreinovergangen, maar vlakke terreinen ontbreken vrijwel, behalve op een paar plateaus. Op diverse plaatsen liggen taluds die gedeeltelijk van antropogene afkomst zijn.
Bodemgebruik: Historische bossen worden omschreven als bossen die reeds bestaan ten tijde van de Ferraris (circa 1775). De huidige bossen zijn restanten van eertijds grotere, aaneengesloten boscomplexen. De oppervlakte die door bos wordt ingenomen is evenwel in de loop er tijd geslonken. Belangrijk in de boshistoriek is het feit dat gedurende de eerste wereldoorlog grote oppervlakken werden gekapt en daarna heraangeplant. De bossen van Kluisbos tot Hotondbos vormden ten tijde van Ferraris een aaneengesloten geheel. Het maakte destijds deel uit van het veel grotere boscomplex Bois de l'Encluse-Roobosch waartoe ook het huidige Feelbos, Beiaardbos, Hotondbos, Scherpenberg en Ingelbos en Heynsdaelebos behoren. In dit laatste werden grootschalige werken aangevat rond 1930: in het bos werd de bouw van een sanatorium aangevat waarvoor in het noordelijke deel van het bos plaats werd geruimd voor de hoofdgebouwen. In uitbreiding op het sanatorium werden nadien nog de nodige bijgebouwen -waaronder een dokterswoning en een hoevegebouw -neergezet en werd rondom een park aangelegd. Verspreid over de jaren werden rondom het hoofdgebouw meerdere bijgebouwen opgetrokken of vervangen.
Het Kluisbos behoorde oorspronkelijk tot de heerlijkheid van het Caelmontbos. Deze heerlijkheid stond destijds ook bekend als het 'bosch van Nomain' of het 'Cluysbosch' of 'Bois de l'Encluse'. Belangrijke bosdelen van het oorspronkelijk Kluisbos gingen vooral in het westelijk deel verloren, maar ook ten noorden, meer bepaald tussen Vogelzang en Pensemont, werden bosrandpercelen opgeofferd. In vergelijking met de andere omliggende bosgebieden bleef het verlies redelijk beperkt, vermoedelijk vanwege de steile hellingen. Reeds op de kaart van Vandermaelen uit 1851 staat het Kluisbos min of meer in zijn huidige vorm ingetekend, hoewel er toen nog geen sprake was van woon-en weguitbreidingen tot diep in de bosrand. Het Koppenbergbos maakte ten tijde van de Ferraris deel uit van een groter bosgebied, het 'Melden Bosch'. Het meer oostelijk deel was open landbouwgebied met kleine groepen van gebouwen in een meer gesloten landschap (kleine percelen bos en perceelsranden).
De hakhoutcultuur werd in de middeleeuwse periode op grote schaal toegepast. Vele inheemse boomsoorten lenen zich immers perfect voor dit systeem, en in een maatschappij zonder fossiele brandstoffen had men een enorme behoefte aan brandhout. Tot diep in de twintigste eeuw is er heel wat hakhoutbeheer geweest, maar de laatste jaren betreft het nog slechts enkele hectaren die als laatste relicten nog bewust op deze manier beheerd worden.
Historisch permanente graslanden zijn een typische vorm van grondgebruik, gekenmerkt door het langdurige grondgebruik als graasweide, hooiland of wisselweide. Deze graslanden hebben een cultuurhistorische waarde, doordat ze het resultaat zijn van eenzelfde jarenlang grondgebruik.
Belangrijke historische vormen van landgebruik zijn de hoogstamboomgaarden en de kasteelparken.
Sommige van de wegen gaan terug tot de Gallo-Romeinse tijd, behoren tot de trage wegen, of zijn kasseiwegen. Trage wegen hebben een belangrijke historische waarde. De waarde heeft betrekking op volgende aspecten: aanwezigheid van bermen, houtkanten, hagen of bomenrijen, die van streek tot streek een specifieke samenstelling of vorm hebben en de regionale identiteit en historiek van een streek in hoge mate bepalen/weerspiegelen; traditionele gebruiksfuncties in functie van mobiliteit (bijvoorbeeld kerkwegels), van de productie van natuurgoederen (bijvoorbeeld knotbomen, hakhout, fruit) of van de lokale landbouwpraktijk (bijvoorbeeld hagen als veekering).
Archeologische sites en vondsten: Het gebied is zeer rijk aan archeologische sites en vondsten, waarbij sommige teruggaan tot de steentijd en bronstijd. Daarnaast komen ook Romeinse vondsten en sites voor. De meeste huidige nederzettingen gaan echter terug tot de vroege middeleeuwen. Deze bewoning was sterk gekoppeld aan het reliëf en de hydrografie (bronnen): de oudste bewoning kwam voor ter hoogte van de bronniveaus, waar het grondwater niet te diep zat. Dit is merkbaar rond de Kluisberg en de Hotond.
Bouwkundig erfgoed: Het bouwkundig erfgoed betreft zowel landbouwkundig erfgoed met hoeves en boerenhuizen (onder meer Hof ter Planken (Kluisbergen), Hof ten Hove (Kluisbergen) en Hof ten Eede (Oudenaarde)), als scholen, herbergen en molens (watermolen 'Hof ter Planken' (Kluisbergen), Molen 'Ten Hotond (Kluisbergen), windmolen 'Ten Hengst' (Maarkedal) en watermolen 'Nedermolen' (Kluisbergen)). Ook kerkelijk erfgoed komt voor: kerken (Sint-Amanduskerk (Kluisbergen) en Sint-Janskerk (Zulzeke)), kapelletjes, pastorijen en voormalige kloosters. Typisch zijn ook de structuren van de bronnenuitbating. Deze elementen zijn allen sterk gelinkt aan het bodemgebruik en de uitbating (ingebruikname) van het landschap door de mens.
esthetische waarde
De esthetische waarde van de ankerplaats ligt in het gevarieerd landschap van bossen, weilanden, akkers en kleine landschapselementen. Vanuit verschillende plaatsen zijn er vergezichten op de beboste heuveltoppen en de lager gelegen (vallei)gebieden. De open ruimten worden gevormd door de aaneengesloten akkercomplexen. Aangezien de akkers meestal op de hoger gelegen delen van de hellingen gelegen zijn, maken ze een goed uitzicht op het omringende landschap mogelijk. Ook de landschappelijk-esthetische waarde van houtkanten en andere lineaire kleine landschapselementen is voor de Vlaamse Ardennen onmiskenbaar. De delen van het bebouwd gebied zoals de dorpskern van Kwaremont bepalen mee de esthetische waarde, evenals de landelijke bebouwing.
sociaal-culturele waarde
De Vlaamse Ardennen hebben een belangrijke toeristische waarde, voornamelijk voor wandelen en fietsen. In het Kluisbos bevindt zich een sport- en recreatieoord met drie openluchtzwembaden en een overdekt sportcentrum. Van hieruit vertrekken ook talrijke wandeltochten en fiets- of mountainbikeroutes. De steile kasseiwegen over de Kwaremontberg (Oude Kwaremont) en Paterberg zijn berucht in het kader van klassieke Vlaamse wielerwedstrijden zoals de Ronde van Vlaanderen.
Kwaremont is bekend als kunstenaarsdorp. Er vestigden zich namelijk meerdere kunstschilders. Deze trend uit zich thans nog in de aanwezigheid van een niet gering aantal kunstgalerijen en toegankelijke kunstenaarsateliers.
ruimtelijk-structurerende waarde
In het reliëfrijke landschap van de Vlaamse Ardennen heeft de verscheidenheid in bodemgesteldheid geleid tot een gedifferentieerd landschap, typisch en herkenbaar voor de streek. De eigenheid wordt hierbij bepaald door een aantal boscomplexen, graslanden, open akkergebieden en kleine landschapselementen, en de afwisseling hiertussen.
De aanwezigheid van reliëfrijke hellingen en hydrografische elementen (bronnen en beekvalleien) hebben een invloed gehad op de ruimtelijke configuratie van het land- en bodemgebruik. De beken en bronnen bepaalden het bewoningspatroon. Ook recentere elementen, zoals de steenwegen gaven ontstaan aan lintbebouwing. De heuvels met hun bodemgesteldheid en reliëf gaven aanleiding tot een verschillend bodemgebruik met bossen en weilanden op de steilere hellingen en akkers op de zachtere. Het element bossen is visueel dominant aanwezig in het landschap: bossen zijn ruimtebegrenzend op de heuvels. Ook (knot)bomenrijen langs weilanden zijn ruimtebegrenzend.
In functie van het wegennet zorgen de primaire wegen voor een opdeling en afbakening van de ankerplaats.