in casu architectuurhistorische waarde: De panden zijn op architecturaal vlak eveneens representatief daar ze de verschillende kunststijlen uit het interbellum vertegenwoordigen, zoals die pasten binnen de smaak van de maatschappelijke elite in de jaren '20 en '30 van de vorige eeuw (traditionele architectuur waaronder cottagestijI en Style Hoge, art deco, modernisme waaronder invloed van Le Corbusier, Amsterdamse School, Dudok).
De percelen worden in hun geheel beschermd, inclusief de tuin zone en het afsluithek.

Representatief voorbeeld van een villa in cottagestijl, opgetrokken door Jean De Smet in 1928. Glas-in-lood-ramen met geometrische composities en gestileerde bloemenmotieven getuigen van de art de co invloeden uit de jaren 1920. De woning werd tussen 1929 en 1934 ingericht met meubilair ontworpen door ‘Kunstmeubel Everaert-Haeck’ uit Gent (port-manteau met spiegel en paraplubak, klok, eetkamer en salonmeubelen in een combinatie van houtmetaal- glas, art-decolamp). Bibliotheek met schrijftafel (wandmeubel) en de zitmeubelen zijn origineel en voor de erkeruitbouw gemaakt. Twee losstaande zetels (éénzit) en een taboeret horen bij het ensemble. De motieven van de salontafel zijn identiek aan die in de radiatorkasten. Het meubilair van de eetkamer is in mahoniehout en op maat gemaakt (onder andere wandkasten naast de schouwmantel en tegen de buitenmuur). De tafel heeft een voet bekleed met verzilverd en gemarteleerd koper. Een radiomeubel uit 1931 vervolledigt het tijdsbeeld van het interbellum evenals een bijzettafel met lamp uit 1934 door Everaert. Eveneens tot het interieur van de woning behoort de ontwerptekening van het huis. Oorspronkelijk bestonden de kleuren van het interieur uit oker, bordeaux en zilver. Ook meerdere lichtarmaturen, radiatorkasten, evenals twee op maat gemaakte slaapkamers (bed + kleerkast + laag meubel - allen met afgeronde hoeken) en ( kast + laag meubel + bed en lang wandmeubel) bleven bewaard. Het interieur biedt bijgevolg een representatief en uniek beeld van een woning uit het interbellum.

Alle panden, gebouwd tussen 1926 en 1940, zijn representatief voor de sociale segregatie die zich inzette in de 19de eeuwen voortduurde in de 20ste eeuw. Het zuiden van de stad Gent wordt een prestigieus en residentieel gebied. De verkaveling van de gronden in 1926 resulteerde in grote kavels en strenge bouweisen waardoor op de meest prestigieuze percelen van de wijk, namelijk aan het Paul de Smet de Naeyerplein, aan de Congreslaan, de Krijgslaan en de Onafhankelijkheidslaan, de voornaamste beroepscategorieën waaronder industriëlen en groothandelaars zich vestigden.