Teksten van Windmolensite De Tragische Molen: windmolen

https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/1071

Windmolen De Tragische Molen_versie 2_04.04.2016 ()

De houten staakmolen te Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek (Roosdaal), genaamd De Tragische Molen, Hertboommolen (oudste benaming) of Zepposmolen, is beschermd als monument.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Windmolensite De Tragische Molen: windmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/187658 (geraadpleegd op ).


Tragische molen_02/10/2013_versie1 ()

Staakmolen met open voet op de Molenkauter in Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek te Roosdaal uit 1760 met mogelijks oudere elementen. De molen is ook bekend als Hertboommolen (oudste benaming) of Zepposmolen, naar de populaire tv-reeks.

Historiek

Ten westen van de dorpskern op een meer dan 80 meter hoge heuvelrug staat de 'Tragische molen', zo genoemd omwille van de talrijke ongelukken die de opeenvolgende molenaarsfamilies overkwamen. De oudste vermelding van deze staakmolen op de kruising van de huidige Molenkauter (vroeger Hertboem genaamd), de Windmolenstraat, de Vossenbunderstraat en de Hertboomstraat, dateert van 1391 als Hertboommolen. Vooralsnog valt niet uit te maken onder wiens gezag de molensite tot ontwikkeling kwam. Tijdens de 14de eeuw behoorde de molen wellicht tot de bezittingen van de heren van Walcourt, de opvolgers van de heren van Aa. Tussen 1372-1381 en 1651 was hij opgenomen in de heerlijkheid Gaasbeek. Uit de verkoopakte van 2 augustus 1655 blijkt dat de toenmalige heer van het Land van Gaasbeek, Alexander de Renesse, het banrecht bezat, het recht om zijn onderdanen te verplichten zich van de molen tegen betaling te bedienen. Dit banrecht ging niet over op de nieuwe eigenaar Gabriël Lefebre, heer van Tiercelet, aangezien hij het molencomplex had gekocht als afzonderlijke entiteit, 'vervreemd' uit de heerlijkheid.

In de periode 1684-1689 kwam de molensite in het bezit van Johannes Dors, procureur in de Raad van Brabant, wiens erfgenamen de molen op 18 juni 1716 verkochten aan de familie De Mesmaecker (1716-1732). Achtereenvolgens in handen van Henricus De Bruyn en erfgenamen (1732—1772) en de heer van Lennik, Carolus Josephus Guilelmus De Man (1772-1834) werd de molen op 16 januari 1835 aangekocht door Jan Baptist Vande Velde. Voor het eerst werd de molenaar zelf eigenaar van de molen. De molen veranderde nog een aantal keer van eigenaar en bleef in gebruik tot 1940. Doorheen de 20ste eeuw werd de molen verschillende malen hersteld en gerestaureerd.

Vanaf het midden van de 17de eeuw kan de bouwgeschiedenis in grote lijnen worden gereconstrueerd. Op dat moment bevond het molencomplex zich reeds geruime tijd in verval, het molenhuis was verdwenen en het erf met een oppervlakte van een halve bunder bij de aangrenzende gronden ingelijfd. Bij akte van 28 mei 1655 sloot de Renesse een overeenkomst met Merten Vander Maele voor de oprichting van een nieuwe molen op de molenberg “waar iersteyts noch eenen molen gestaen heeft”. Vander Maele kreeg eveneens de opdracht een nieuw molenhuis te timmeren, wat wijst op een lemen vakwerkstructuur. Uit de verkoopakte van 20 augustus 1655 waarbij de molensite door de Renesse wordt overgemaakt aan Gabriël Lefebre blijkt dat enkel de molen intussen was voltooid. Vreemd genoeg richtte Lefebre, althans volgens de “Specificatie oft pertinente beschryvinghe der baenderye, heerlyckheydt ende kasteel van Gaasbeek” in 1657, amper twee jaar na de wederopbouw een nieuwe windmolen op. Of ging het enkel om een voltooiing van de werken? Uit een huurovereenkomst van 28 januari 1659 blijkt dat het molenhuis op dat moment alleszins was voltooid en beschikte over een “hovenbuer” of een op het erf vrijstaand bakhuis.

Op 14 december 1690 werden zowel molen als molenaarswoning door de troepen van Lodewijk XIV onherstelbaar vernield. Als gevolg van een aanslepend proces in verband met de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de brandstichting werden molen en molenhuis pas in de periode 1720-1727 heropgericht. Dit wordt gestaafd door een in de balk van de molen aangebracht inscriptie “P.V.L. 1727”, verwijzend naar Peeter Van Lierde, de toenmalige molenaar. Uit een haard- en schouwtelling uit 1747 kan afgeleid worden dat ook het bakhuis was heropgebouwd (“den heert van eenen hoven”) en dat in het molenhuis een “dobbel schauwe” aanwezig was. Of de molen rond 1760 werd vernietigd en met restanten heropgebouwd zoals sommige bronnen beweren is niet echt duidelijk. Een draagbalk draagt alleszins het opschrift "MDM 1760" terwijl de noordelijke teerling dan weer de datering 1785 vermeldt.

In 2002 werd de in juni 2000 volledig gedemonteerde windmolen in het kader van een volledige restauratie opnieuw heropgericht.

Beschrijving

De tragische molen is een houten windmolen met behouden wieken, een staakmolen met open voet, die in 1956, 1970 en 2002 werd gerestaureerd. Er zijn inscripties, onder meer "MDM 1760", op balken binnenin, aanwezig doch er werden oudere balken van de vorige, afgebrande molen uit de 17de eeuw en 1727 hergebruikt. De windmolen maalt koren (met drie steenkoppels) en wordt maalvaardig gehouden door de vzw Windmolen Hertboom en eigenaar Jozef Van Waeyenberge.

Bibliografie

  • Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, DB002187, Tragische Molen, verslag beschermingsdossier molenaarswoning, schuur, stallingen en aanhorigheden.
  • DE MAEGD C. en VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, 2n., Gent.

Waarden

De houten windmolen is beschermd als monument omwille van het algemeen belang gevormd door de:

artistieke waarde

artistieke, in casu esthetische waarde

historische, in casu oudheidkundige waarde

historische waarde


Auteurs:  Piens, Joachim
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Windmolensite De Tragische Molen: windmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/149585 (geraadpleegd op ).