Teksten van Maalderij Van Doren

https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/1132

MaalderijDooren_09/10/2013_versie1 ()

Grote watermolen, molen en woning gebouwd in de 17de eeuw en verschillende malen verbouwd en uitgebreid tot aan 1902 met woonhuis, stallingen, schuur en bakhuis. Eind 19de en begin 20ste eeuw omgevormd tot een industriële maalderij.

Historiek

Het molenhuis stamt uit de 17de eeuw, het molengebouw werd vermoedelijk gebouwd rond 1664, de paardenstal dateert vermoedelijk van de eerste helft van de 18de eeuw, het bakhuis stamt eveneens uit deze periode maar werd aangepast in de 19de eeuw. In 1902 wordt de silo gebouwd en de turbine geinstalleerd.

Ancien Regime:

13de - 17de eeuw:

  • Akte van 1218: Arnolf III, heer van Rotselaar erft, onder andere, de molen.
  • Midden 13e eeuw: Rotselaar telt vier watermolens waaronder de 'Watermolen aan de Dijle'. (Reeds vermelding van het nog bestaand eilandje). Hoogstwaarschijnlijk betreft het dezelfde site als van de hier besproken watermolen.
  • Document 1544: eerste formeel bewijs van het bestaan van deze watermolen.
  • Meerdere vermeldingen in teksten en afbeeldingen op plannen eerste helft van de 17de eeuw:
  • Afbeelding met twee waterwielen (aquarel Archief Arenberg). Latere afbeelding met drie waterwielen (kadastraal plan in map '1601' (anno): bepaalde details van het afgebeelde gebouw doen denken aan gelijkaardige kenmerken van het nog bestaande 17de-eeuwse gebouw (woonhuis).
  • 1662: Sluiswerken, stenen uitvoering van wanden en landhoofd (bestaat nog).
  • 1664: Waarschijnlijk oprichten van nu nog bestaand molengebouw (brieven controleur Brabantse waterwegen aan Hertog van Arenberg)

18de eeuw:

  • Aanplakbiljetten waarin melding van 'drij paer stenen'.
  • Inventaris 1735: idem: korenmolen + moutmolen + tarwemolen.
  • 1787: melding van vier paar stenen
  • 1777: bouw van nieuwe, heden nog bestaande, stal. Huidig bakhuis bestaat reeds. Door de aanleg van het kanaal Leuven-Dijle, stokte de aanvoer van graan over de Dijle. De molenaar ging daarom met paard en kar naar Wijgmaal om het graan dat hij kocht op de graanmarkt van Antwerpen op te halen, vandaar de noodzaak voor een paardenstal en knechtenverblijf.
  • De paardenkarren moesten uiteraard onderdak: hiervoor bouwde men in 1800 een houten schuur die zwart gepekt werd.
19de eeuw:
  • 1840: rapporten aangaande de slechte bouwfysische toestand.
  • Rond 1840 kwam de familie Van Doren als pachter op de Molen van Rotselaar. Zij brachten de molen van het ambachtelijke tijdperk naar het industriële. Naast de traditionele maalstoelen werden er ook walsenstoelen, plansichters, elevatoren, ... De molen raakte bekend voor zijn fijne witte bloem. De omzet steeg zodat er nood was aan meer opslagruimte. Rond 1870 bouwde men dan ook een nieuwe schuur langs de Molenstraat tegen de paardenstal aan.
  • De molen heeft het statuut van loonmolen. Dit betekent dat er enkel graan werd gemalen van en op aanvraag van de boeren. Er werd dan ook enkel inlands graan verwerkt. Later werd het molenbedrijf een specifieke handel. De molenaar kocht zelf graan op en verkocht de bloem aan de bakkers. Rond 1880 werd de molenmachinerie, die tot dan toe bestond uit vier maalstenen, uitgebreid met enkele cilindermolens. Deze machines bevatten metalen cilinders die tegengesteld, en met verschillende snelheid, roteren. Hiertussen wordt het graan geplet en uiteengewrongen. Bij dit maalprocedé warmt het graan op, waardoor het aan kwaliteit inboet tegenover het koud malen met maalstenen. Men noemt deze methode dan ook het "warm malen.
    Het malen van de cilinders was toen nog een zeldzaamheid en de molen werd in de streek vlug bekend om zijn fijne bloem. Begin deze eeuw kwamen de boeren van tegen de Nederlandse grens om hun graan te laten malen. De geïnstalleerde machines waren tweedehands en werkten oorspronkelijk (maar niet te lang) in de industriële molen 'Remy' te Wijgmaal.
20ste eeuw:
  • Na grote overstromingen van de Dijle legde het provinciebestuur alle moleneigenaars aanpassingen aan alle stuwen en sluizen op. De hertogin van Arenberg zag op tegen deze kosten en verkocht in 1902 de molen aan haar pachter: Victor Van Doren. Nog datzelfde jaar werden beide stuwen gerenoveerd, de beide waterwielen vervangen door een krachtige waterturbine en het silogebouw gebouwd.
  • 1902: de twee waterraderen, intussen in een 'waterhuis' ingebouwd worden vervangen door een turbine an het merk 'Schneider' het betrekt hier één van de eerste turbines in België. Constructie van nieuwe sluizen en turbinehuis met plat dak.
  • 1902: optrekken van silo met capaciteit van 60 ton. Deze silo, is in feite een grote kuip, over de hele hoogte van het gebouw, gevormd door vier goed verankerde muren, en opgedeeld in zes delen, met metershoge schotten. De silo is onderaan trechtervormig. Het te stockeren graan werd in zakken aangevoerd. Deze werden leeggemaakt in een houten bak, die aansloot op een elevator. Deze 'bakjeslift' aangedreven door de turbine, bracht het graan naar gelang de soort in het gepaste silocompartiment. Voor het silogebouw opgericht werd, was het dak van de oude molen aan drie zijden hellen: naar de Dijle toe, aan de kant van de binnenkoer en naar de silo toe. Het torentje was de bekroning aan het einde van de nok. Dit torentje in geconstrueerd rond een verticale keper, die origineel in de constructie voorzien werd.
  • Bij de bouw van de silo, die hoger was dan de molen, moest de noklijn van deze laatste doorgetrokken worden tot tegen de silogevel, die opgebouwd werd op de molengevel aan de noordkant. Zo werd het afwateringsprobleem van het dak van de molen vermeden en er werd meteen ook meer werkruimte ter beschikking gesteld. Deze verandering van het dak is binnenin merkbaar aan de nieuwere dakstructuur in het veranderde deel en buiten merkt men de aanpassing aan de textuur van de natuurleien.
  • Het woonhuis aan de molen onderging in de 20ste eeuw enkele wijzigingen. Rond 1900 zag de woning er als volgt uit: via de gang tussen het molenhuis en de molen kwam men eerst in de keuken, die ook als eetkamer gebruikt werd. Het salon was achter de keuken gelegen. Dit salon was ook het bureau van de molenaar. De klanten moesten dus steeds door de keuken naar het bureau. Via de trap in het traptorentje werd een tussenverdieping bereikt. Deze tussenverdieping was ingebouwd als logies voor de twee meiden. De kamer was gebouwd boven de gang en kraagde voor een deel uit in de keukenruimte. De traphal op deze tussenverdieping gaf via een deur verbinding met de reeds vroeger vernoemde opkamer van het washuis in de molen. De traptoren leidde verder tot de eerste verdieping. Deze verdieping bestond vroeger uit twee grote kamers. Om de tweede slaapkamer te bereiken, moest men door de eerste gaan. Er was dus oorspronkelijk geen gang die de kamers bediende. Op de zolder van het woonhuis werd haver gestapeld. De dakstructuur is in eik en bevat geen nokbalk. Dit zou en originele 17de-eeuwse constructie zijn. Aan de zuidgevel van het woonhuis was een berging met een zadeldak. Aan de kant van de Dijle was de gevelhoek versterkt met ijzerzandstenen. Dit wijst erop dat het bijgebouwtje vrij oud was.
  • In 1921 werd het woonhuis uitgebreid met een kamerbrede strook, op de plaats van deze berging. De gevel aan de Dijlekant werd verder opgetrokken en aan de zijde van de koer kwam een nieuwe gevel. Zoals reeds werd gezegd, had het turbinehuis uit 192 een plat dak. De trillingen, veroorzaakt door de turbine, deden echter het dak scheuren. Een hellend dak (waterdichting!) werd geconstrueerd en meteen werd op het turbinehuis een tweede verdieping gebouwd. Door deze opbouw was men genoodzaakt het dak van de oude molen te verhogen. Het torentje op het dak bleef bewaard.
  • 1930: verdere uitbreiding met loods: kort daarop oprichten van drie verdiepingen op bestaande bureelgebouwtje; nog later bouwen van de passerelle.
  • 1950: vernieuwen van de gietijzeren schoepen van de turbine.
  • 1960 er jaren: gracht langs de Molenstraat gedempt
  • 1968: gebouwen komen leeg te staan
  • In de jaren 1980 en 1990 werd het complex gerestaureerd. In 2006 werd er aangevangen met de restauratie van de maalderijmachines. Het molengebouw is in handen van de cvba Ecopower, een groenestroomcoöperatie, die er haar maatschappelijke zetel heeft. De turbine wekt sinds 1995 stroom op.

Beschrijving

Exterieur

Het woonhuis bestaat uit een 17de-eeuws en een 20ste-eeuws gedeelte. Het 17de-eeuwse gedeelte is een baksteenbouw van drie traveeën (met inbegrip van trappenhuis) en twee bouwlagen onder een zadeldak met daktegels en natuurleien (oorspronkelijk dakspant met makelaar, zonder schoren). Gebruik van natuurstenen elementen die hun 17de-eeuwse profiel hebben bewaard. De voorgevel is van baksteen, maar bezet met een cementlaag met imitatievoegen. Op de verdieping zitten vensters met kruiskozijnen (gekaleid) en smeedijzeren “diefijzers”. Het trappenhuis heeft een korfbogig afgedekte toegang die van natuurstenen omlijsting op geprofileerd basement is voorzien. Muuropeningen op gelijkvloers met 20ste-eeuwse aanpassingen.
Het 20ste-eeuws gedeelte is een baksteenbouw van één travee en twee bouwlagen onder zadeldak met asbestschaliën. De achtergevel werd in de 20ste eeuw grondig gewijzigd maar het oorspronkelijke metselwerk van enkele natuurstenen elementen bleef grosso modo behouden.

Het molengebouw is een geschilderde baksteenbouw van drie traveeën en één bouwlaag met plint en linkerhoek in cementbezetwerk. Het gebouw is gevat onder een asymmetrisch zadeldak (oorspronkelijk symmetrisch) van 1902. Het oorspronkelijke dakspant is bewaard met enkele aanpassingen. Overkragend vóórdakschild; uitkraging op houten, geprofileerde consoles.
De dakbedekking bestaat uit natuurleien vóór en machine-gevormde platte pannen achteraan. Er zijn verder drie kleine houten dakkapellen en een kleine peervormige dakruiter- met windwijzer. In het vlak van de voorgevel zit een grote bakstenen dakkapel met trapgeveltop en een korfbogig afgedekte, later verlaagde deuropening (laaddeur) met natuurstenen omlijsting onder regenlijst en lijstkapiteel. Boven deze opening is er een uitwendig luiwerk. Onder deze opening is er een tweede laaddeur van recentere datum.
In de voorgevel zitten vlak afgedekte, hoge vensters met kruiskozijnen (tussendorpel op halve hoogte) en ijzeren roedeverdeling (± 1900). De toegang is met een houten balk vlak afgedekt en heeft een natuurstenen omlijsting. De gietijzeren muurankers in de gevel zijn ongeveer 1,5 meter lang. Op gelijkvloers niveau zitten ringen voor het vastmaken van paarden.
De achtergevel van het molengebouw werd na 1902 over vijf bouwlagen opgetrokken en gedeeltelijk verborgen achter het turbinehuis, dat vijf traveeën breed en drie bouwlagen hoog is. In de zijgevel zijn muurvlechtingen te zien. De gevel bevat segmentbogig afgedekte vensters met ijzeren ramen van het fabriekstype.
Het molengebouw bevat de werktuigen van de koude en warme maalcyclus met toebehoren, aandrijvingssystemen en transportsystemen.

Het turbinehuis is een gebouw van vijf traveeën en drie bouwlagen onder zadeldak met platte pannen. Voor de vensteropeningen, zie beschrijving silogebouw. Het turbinehuis bevat de turbine, de installatie voor elektriciteitsopwekking met aandrijvingskoppeling.

Het Silogebouw van 1902 is een baksteenbouw van vijf bouwlagen en vier traveeën onder een zadeldak met platte machinegevormde pannen. De segmentbogig afgedekte vensters met vulling van het reeds besproken type. De laaddeuren links zijn vlak afgedekt. Het silogebouw bevat werktuigen, transportsystemen en lossluizen.

De paardenstal is 18de-eeuws en dateert waarschijnlijk uit de eerste helft van die eeuw. Opmerkelijk zijn hier de korfbogig afgedekte toegangsdeuropening met natuurstenen omlijsting, de twee kleinere dakkapellen en een grote dakkapel voor lossen en laden, de zijgevel met vlechtingen, het zadeldak met S-pannen en ook de oude inrichtingen met houten scheiwanden voorzien van sierlijke stijlen en ijzerwerk. In de 19de eeuw vond een uitbreiding plaats met atelier en kamer met houten wanden voor paardenknecht. De stal bevat de inrichting met beschotten, hooiruiven en drinkbakken.

Het bakhuis kan 18de-eeuws zijn, maar werd waarschijnlijk in de 19de eeuw aangepast.

De houten schuur uit het einde van de 19de eeuw is een beeldbepalend element. Naast de ingang staat de brandstofpomp.

Inwendige inrichting van molen- en silogebouw

Molengebouw:

Niveau 0:

  • Overbrenging van de turbinekracht op de horizontale hoofdaandrijfassen via zware gietijzeren conische kamraderen en riemen. Deze 'centrale' aandrijfassen verdelen de beweging via andere riemen op alle machines van de silo en van de molen. (warme maalcyclus).
  • de traditionele molenstenen van de koude maalcyclus worden enkel aangedreven via conische raderen (ijzer of ijzer + hout). Inschakeling van deze stenen door middel van het in de naaf heffen van de rondsels. Lichten door middel van wieltje. De maalstoel bestaat uit een grote kubusvormige stenen blok en verschillende, onderling verbonden, gietijzeren zuilen.
  • van de elektro-installatie is de generator verdwenen, het schakelbord bestaat nog. Vroeger zouden er mogelijks 2 generatoren gestaan hebben.

Niveau 1:

  • koude maalcyclus: 3 koppels stenen diameter 1,5 m, kunststeen. Alle (houten) toebehoren zoals steenkist, graantrechters, tremelschoen, enz... is bewaard doch gedeeltelijk weggenomen; vierkante steenring.
  • warme maalcyclus: brekers 1 tot en met 6 (2e en 3e breking verdwenen); Merken: "philippot, Jacquet-Schneider", "Luther" ( rond 1880), allen met gegroefde rollen
  • 1e maling ("aggrégeur"): onontbeerlijk tussenstadium voor de eigenlijke maling (gladde rollen; 7 de maling weggenomen)
  • haverpletter.

Niveau 2:

  • planziften (4) (kuisen graan), rond 1870
  • borstelmachine waaronder met loodjes verzegelde weegschaal (belastingen en accijnzen) met individuele verlichting van de teller. Van hieruit vertrekt het graan naar de 1e breking.
  • verdeelhuis meel (vullen van zakken).
  • horizontale houten ontsnappingskoker ontvochtiging brekers en maaltoestellen.

Niveau 3:

  • Planziften (5) waaronder: veiligheidsplanzift

Niveau 4:

  • 9 détacheurs (ontbinders) meestal van het merk "lafon", rond 1890
  • Recuperatie meel uit ontvochtiger door middel van linnen buizen.
  • Ontdamper (ventilator): meel- en stofsilo (hout). Sint-Jacobsladders met metalen bakjes, 2 komen tot op niveau 4 en bevinden zich buiten het 17de-eeuwse dakprofiel, evenals de détacheurs.

Silogebouw:

Niveau 0: graanstortkelder; onderste gedeelte Sint-Jacobsladders; wasinstallatie: pomp met peervormige drukkamers; menger (water + graan); centrifuge; voor 1910: rond 1880-90.

Niveau 2: pelmachine et afvoer naar wachtsilo, silo, stofsilo (jaren 1930); graankuiser “Fortan”.

Niveau 3: sorteermachine "Kalker Trieur Fabrik gelochter Bleche - "Mayer" & Cie A G. Heumar" (jaren 1930), werd praktisch nooit gebruikt

Niveau 4:

2 wanmolens (eerste bewerking voor het graan in de silo gestort wordt, ook bewerking voor het storten in de wachtsilo. Deze wanmolens werken met ventilatie.) Voor 1910: ongeveer 1880-90. Silo’s over verdiepingen 0 tot en met 3, onderaan de hoofdsilo’s: cilindertrommels met bakjes (verschillende formaten zijn monteerbaar) en horizontale schroef van Archimedes; wachtsilo + stofsilo over verdiepingen 2 tot en met 4. Verschillende elevatoren

De maalderij van Doren is beschermd omwille van de: Architectuurhistorische waarde: Uitwendige en constructieve kenmerken van woning en molengebouw uit de 17de eeuw. Dit wordt bevestigd door geschreven en iconografische bronnen. Deze kenmerken zijn doorheen de eeuwen vrij gaaf bewaard gebleven en vormden een documentaire waarde van de architectuur uit deze periode. Ook de stallen en het silogebouw zijn goed bewaarde voorbeelden. De gevel van de silo weerspiegeld duidelijk de inwendige ruimte en functieverdeling in solruimte en behandelingstransfer ruimte (linker travee en vijfde bouwlaag). De segmentbogen van de ijzerramen en het algemeen uitzicht gaan terug op de 19de-eeuwse fabrieksstijl. Industrieel-archeologische waarde: in verband met de geschiedenis van het bedrijf en de techniek van de maalderij. Belangrijk is de combinatie van volgende facetten die in dit complex op uitzonderlijke wijze worden geïllustreerd: De enting van de semi-industriële uitbreiding op een oudere ambachtelijke kern waarbij men gebruik bleef maken van de waterkracht, de oude traditionele maalstenen werden verder bewaard en zijn nog maalvaardig. De dynamiek van het bedrijf (vooruitgang – achteruitgang) in een historisch perspectief. De evolutie van de productie capaciteit en de aanpassing van de werktuigen (hoedanigheid, afmetingen, kwantiteit, groepering, onderlinge verbinding) aan de geplande capaciteit (zo werd de in de jaren 1930 de maximumcapaciteit bereikt door het plaatsen van een achtste maling). Essentieel is dit bedrijf echter kenmerkend als een maalderij van rond de eeuwwisseling. De wederzijdse invloed van de capaciteit van de silo’s en de capaciteit van het maalgedeelte. De specifieke eigenschappen van de turbine in het kader van de geplande capaciteiten (een relatief grote turbine). De installatie van de elektro-generatoren reeds voor de Eerste Wereldoorlog. De sociaal-economische betekenis van de elektriciteitsopwekking (levering aan de toenmalige dorpsgemeenschap). De bouw van cilindermolens en andere werktuigen van 1870-1930 met de aanwezigheid van drie koppels traditionele maalstenen. Het productieproces is nog volledig demonstreerbaar wat een grote educatieve waarde geeft. Een illustratie van de arbeidsomstandigheden: de veiligheidsomstandigheden waren zeer elementair en niet in overeenstemming met de dichtheid van het machinepark. De inrichting van de silo met bijhorende wasinstallatie, transportsysteem en reinigingswerktuigen. Dit alles illustreert een waardevolle getuige van een stadium in de technologische en sociaal-economische evolutie.

Bibliografie

  • Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, dossiernummer DB000703, watermolen “Maalderij Van Dooren”, beschermingsdossier. (Hier wordt ook de maalcyclus besproken en een historische evolutie van site op plan geschetst).
  • Molenecho’s ID 497 [Online], http://www.molenechos.be/molen.php?AdvSearch=497 (geraadpleegd op 09/10/2013).
  • DEBRUYNE, G., DECONINCK, I.; DERUYTTER, P.1980: Verbouwing watermolen Rotselaar tot molenmuseum en groencentrum, Onuitgegeven verhandeling architectuur, Katholieke Universiteit Leuven, Leuven.

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Maalderij Van Doren [online], https://id.erfgoed.net/teksten/149785 (geraadpleegd op ).


Maalderij Van Doren ()

De bescherming als monument betreft de maalderij Van Doren. De watermolen is met omgeving beschermd als dorpsgezicht.

De Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen (KCML) bracht een advies uit waarbij de industrieel-archeologische waarde van de watermolen met turbine, genaamd maalderij Van Dooren als volgt werd gemotiveerd: "De watermolen met turbine (maalderij Van Dooren) Molenstraat 2 te Rotselaar, als watermolen uit de 17de eeuw die in de 19de en 20ste eeuw tot semi-industriële maalderij werd omgebouwd en onder andere van een turbine en van een silogebouw werd voorzien.

Delen:

  • de molenaarswoning 17de eeuw (niet inbegrepen: de 20ste-eeuwse aanbouw)
  • het molengebouw met alle werktuigen van de koude en warme maalcyclus, hun toebehoren, hun aandrijvingssystemen en de transportsystemen; de installatie voor elektriciteitsopwekking met aandrijvingskoppeling; de turbine
  • de silo uit 1902 met inbegrip van de inboedel, de werktuigen en transportsystemen
  • de lossluizen
  • het metselwerk van het eilandhoofd van de sluis op de Dijle
  • de paardenstal (18de eeuw) met inrichting (beschotten, hooiruiven, drinkbakken)
  • de 19de-eeuwse schuur naast de paardenstal
  • de brandstofpomp naast de ingang
  • de houten schuur
  • Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Beschermingsdossier DB000703, Watermolen met turbine, genaamd maalderij Van Dooren en de omgeving, advies KCML (1983).

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Maalderij Van Doren [online], https://id.erfgoed.net/teksten/188627 (geraadpleegd op ).