Beschrijving
Deze bescherming betreft de kapel van het Sint-Lievenscollege, met inbegrip van cultuurgoederen.
Waarden
De kapel van het Sint-Lievenscollege, met inbegrip van cultuurgoederen, is beschermd als monument omwille van het algemeen belang gevormd door de:
artistieke waarde
Elk van Dessauvages kerken kan beschouwd worden als een Gesamtkunstwerk waarvan elk
onderdeel in harmonie werd ontworpen of gekozen, inclusief kunstwerken, liturgische
objecten en meubelstukken (ensemblewaarde). Het houten meubilair, het altaarkruis en het
tabernakel werden ontworpen door Dessauvage zelf. Het kunstwerk 'eerste steen' van Jan
Dries (1925-2014) is een voorbeeld van zijn meditatieve stenen in witte Carraramarmer die
gekenmerkt worden door eenvoudige abstracte vormen en een optimaal spel tussen licht en
donker. Dat onderzoek naar de manier waarop licht en materiaal zich verhouden, was een
constante in Dries' hele carrière en sluit ook aan bij de artistieke visie van Dessauvage. Het
Onze Lieve Vrouwbeeld en Christusbeeld zijn het werk van Maurits Witdouck (1928-2014),
die destijds leraar was aan het Sint-Lucasinstituut van Gent. Ze werden overgeplaatst vanuit
de oude kapel naar de overgangszone van de nieuwe kapel omdat ze zo de overgang van oud
naar nieuw symboliseerden en dus de ruimtewerking ondersteunden. In analogie hiermee
werden ook de glasramen uit de oude kapel overgebracht naar de overgangszone van de
nieuw kapel. Deze werden gerealiseerd door de befaamde glazenier Michel Martens.
historische waarde
Dessauvages kerkgebouwen kunnen niet los gezien worden van de veranderende
liturgrsche context die hun realisatie mogelijk maakte. De ontstaansgeschiedenis van de
kapel van het Sint-Lievenscollege (van idee tot voltooiing) loopt immers bijna volledig
synchroon met het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) dat gekend staat als het
aggiornamento, het 'bij de tijd brengen' van de kerk en het openstellen naar de hele wereld
toe. De focus op Christus (het altaar) tijdens de misviering werd hierbij ingeruild voor een
meer open concept naar het volk toe. Het concilie deed geen specifieke uitspraken over de
kerkruimte maar had toch verstrekkende gevolgen op kerkinterieur. Het gaf officiële
bevestiging aan enkele vernieuwingen waarvan sommige teruggingen tot de Liturgische
Beweging van begin 20ste eeuw die een maximale participatie van de gelovigen in de
liturgie beoogde.
De kerken van Dessauvage werden destijds internationaal geprezen omdat ze
beantwoordden aan en zelfs vooruitliepen op de gewijzigde opvattingen van het Tweede
Vaticaans Concilie. Deze vernieuwing bestond in de heroriëntatie van de polen van de
viering (niet alleen meer het altaar maar in combimate met de preekstoel en het
leesgestoelte of ambo), de primauteit van het interieur, en de nadruk op personen in plaats
van objecten (theologie van de gemeenschap), en op gastvrijheid plaats van
representatie. De kapel van het Sint-Lievenscollege werd daarenboven gekenmerkt door
een horizontale vrijheid en ruimtelijke openheid die perfect inspeelde op het doelpubliek
(schooljongens). De eerder vrije verzameling van de gelovigen in verschillende blokken
rond het altaar wordt eveneens gezien als in lijn met het concilie. Het liturgisch meubilair
ten slotte sluit aan bij de dienende functie en geest van soberheid die door het concilie
werd gepropageerd. Het is mobiel en ontdaan van representatieve monumentaliteit. Enkel
het tabernakel kreeg een vaste plaats toegewezen op een betonnen sokkel en werd
benadrukt door een accent in de muur.
architecturale waarde
Marc Dessauvage (1931-1984) wordt vaak beschouwd als één van de belangrijkste, zo niet
de belangrijkste ontwerper van naoorlogse kerkelijke architectuur in Vlaanderen.
Dessauvage maakte in totaal 29 ontwerpen voor kerken en kapellen tussen 1959 en 1974.
Hiervan werden er 17 gerealiseerd, alle ontworpen tussen 1960 en 1970 met een
zwaartepunt in de periode 1962-1964 (waarin ook de kapel van het Sint-Lievenscollege
ontworpen werd).
Dessauvages vroege oeuvre, waartoe ook de kapel van het Sint-Lievenscollege behoort, is
tekenend voor het modernisme dat in de jaren vijftig aan het Gentse Sint-Lucasinstituut
onderwezen werd en waar Dessauvage van 1951 tot 1957 op uiterst succesvolle wijze de
hogere architectuuropleiding volgde. De toenmalige directeur broeder Urbain
introduceerde in die jaren de kwestie van de moderne kerkenbouw met lezingen en
plaatsbezoeken, en ook het contact met medestudenten zoals Fried Verschuren
beïnvloedde Dessauvages ontwerpen. Bovendien werd Dessauvage na zijn afstuderen en
tot 1963 lid van het Cenakel dat door broeder Urbain opgericht was om studenten en
afgestudeerden te informeren over, en enthousiasmeren voor de architecturale en
liturgische vernieuwingen in de kerkenbouw. In dit Cenakel werden de leden warm
gemaakt voor architectuurwedstrijden waaraan ook Dessauvage met succes deelnam.
Dessauvages oeuvre en de kapel van het Sint-Lievenscollege in het bijzonder werden
destijds geprezen door de befaamde architectuurcriticus Geert Bekaert omdat het zijn
eigen visie op architectuur best belichaamde. Maar ook de invloedrijke Benedictijn Dom
Frédéric Debuyst (1922-2017), hoofdredacteur van het tijdschrift L'Art d'Eglise (1959-
1980) en auteur van verschillende internationale publicaties over religieuze architectuur,
vond in de architectuur van Dessauvage een verwezenlijking van zijn visie op de
vernieuwing van de liturgische ruimte, die hij zocht in de idee van de huiskerk. Hierbij ligt
de essentie van een gebouw in het interieur als een ruimte voor samenkomst van de
gemeenschap, eerder dan in een monumentaal, expressionistisch exterieur: Andere
aspecten van de huiskerk die men voorbeeldig terugvindt in de kapel van het Sint-Lievenscollege
zijn de onopvallende integratie van het gebouw in zijn specifieke ruimtelijke
omgeving (contextwaarde), en het niet-monumentale karakter van het liturgisch
meubilair. Voor Geert Bekaert oversteeg Dessauvages aanpak zelfs de religieuze
architectuur en hij werkte dit in de volgende decennia uit tot een fundament van zijn
architectuurkritiek: een pleidooi om bij het bouwen steeds de mens centraal te stellen en
niet de architectuur, om zo de vervreemding tegen te gaan.
Ondanks het anti-formalistische karakter dat met name Geert Bekaert in de jaren zestig
toeschreef aan het oeuvre van Dessauvage, getuigt dat oeuvre toch van een bepaalde
vormelijke esthetiek. Het vertoont voornamelijk raakvlakken met de esthetiek van het
brutalisme, door Reyner Banham rn 1966 geïnterpreteerd als een eerlijkheid in constructie
en materialiteit. Ook bij de kapel van het Sint-Lievenscollege is dit aspect uitdrukkelijk
aanwezig. Dessauvage werd in deze formele taal beïnvloed door internationale voorbeelden
zoals Louis Kahn, Rudolf Schwarz en Carlo Scarpa, en had op zijn beurt ook invloed op
andere ontwerpers.