Beschermd monument

Gemeenteschool met badhuis

Beschermd monument van tot heden

ID
113519
URI
https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/113519

Besluiten

Gemeenteschool met badhuis
definitieve beschermingsbesluiten: 10-05-2019  ID: 14808

Rechtsgevolgen

Meer informatie over de rechtsgevolgen van beschermingen vind je op onze website.

Beschrijving

Deze bescherming betreft de gemeenteschool nummer 1 met badhuis, de straatvleugel met turnzaal, stortbaden en voormalige overdekte speelplaats en voormalige conciërgewoning.



Waarden

De gemeenteschool nummer 1 met badhuis, de straatvleugel met turnzaal, stortbaden en voormalige overdekte speelplaats en voormalige conciërgewoning, zijn beschermd als monument omwille van het algemeen belang gevormd door de:

architecturale waarde

De straatvleugel van de gemeenteschool nummer 1 in Vilvoorde, een ontwerp uit 1923-1924 van de in Brussel gevestigde architect Daniël Francken (1855-1933), getuigt van een hoge ontwerpkwaliteit en ensemblewaarde. De gaaf bewaarde gevelarchitectuur én de typologie van een schoolgebouw met badhuis zijn representatief voor het oeuvre van architect Francken, die voornamelijk in Brussel en als provinciaal architect van Brabant (1903-1920) actief was. De eclectische burgerhuizen van zijn hand getuigen van een voorkeur voor de neo-Vlaamse-renaissance, maar combineren dit in sommige gevallen met bijvoorbeeld traditionele, neogotische of neoclassicistische vormelementen, of neigen volledig naar één van die stromingen. Dankzij zijn functie als provinciaal architect, had Francken binnen een ruimere context een impact op de publieke architectuur, en had hij al een ruime ervaring opgebouwd met ontwerpen met aandacht voor hygiëne, zowel onderwijsgebouwen als (zwem)baden. Hoewel niet al deze ontwerpen effectief uitgevoerd werden, tonen ze wel aan waarom ook buiten Brussel op Franckens expertise omtrent (zwem)badontwerpen beroep werd gedaan, bijvoorbeeld in Tienen en dus ook in Vilvoorde. Franckens architectuur wordt – in de lijn van de tijdsgeest – gekenmerkt door een eerlijk gebruik van kwalitatieve, lokale materialen, in dit geval een combinatie van baksteen met natuursteen uit de Condroz. Deze leidde in Vilvoorde tot een levendig geheel, waarbij het ritme van de regelmatige traveeën wordt verlevendigd door subtiele variaties en kleurrijke accenten in het materiaalgebruik. Deze variëren van een spel met metselverbanden en ruitvormige zones in wit geglazuurde baksteen in de borstweringen van de bovenvensters – afgewisseld met verluchtingsroosters –, over de accenten in de bewerkte en ruwe natuurstenen onderdelen tot de opvallende mozaïekpanelen. De spreuken, uitgebeeld in de mozaïeken, zijn weergegeven in specifiek ontworpen kaders, waarvan de zwierige vormgeving aanleunt bij de art nouveau.

De mozaïeken sluiten aan bij de hygiënische, educatieve optiek van de aanwezige turnzaal en het badhuis, maar versterken ook de waarde van het gebouw als een totaalkunstwerk in haar exterieur en interieur. De toegepaste kunsten krijgen immers ook binnenin het gebouw een belangrijke rol toegewezen door Francken. Voorbeelden hiervan zijn de verzorgd uitgewerkte ijzeren trappen met bijhorende trappalen, de deels bewaarde granito vloeren, de inrichting van het badhuis, inclusief bewaarde douchecellen en betegeling met geïntegreerde kapstokken en zeepbakjes, en het opvallende dakspant van de turnzaal. Deze getuigen van een functioneel, efficiënt en aan het doel aangepast materiaalgebruik en constructie, en bezitten eveneens vormelijke en decoratieve kwaliteiten.

historische waarde

Het schoolgebouw met turnzaal en badhuis aan de Vestenstraat is representatief voor een toenemende aandacht voor hygiëne in een brede maatschappelijke context. Deze evolutie kende tijdens de 19de eeuw een opmars, waarbij in eerste instantie door overheden in grootsteden, zoals Brussel, werd ingezet op het creëren van baden voor een welgesteld publiek. Ook op wetenschappelijk vlak werd de positieve invloed van baden bevestigd als preventief en curatief middel tegen ziektes, maar eveneens op moreel vlak. Sommige sterk geïndustrialiseerde steden en gebieden gingen zich al snel inzetten voor het welzijn van de arbeiders en reikten zo belangrijke modellen aan die internationaal werden nagevolgd. Zo werden de publieke badhuizen in Liverpool (Engeland) uit het midden van de 19de eeuw, door minister Charles Rogier in 1850 voorgesteld bij de provinciegouverneurs als het na te volgen model. In Brussel leidde dit bijvoorbeeld tot de bouw in 1854 van de Bains économiques naar ontwerp van architect-hygiënist Wynand Janssens. Ook andere steden richtten publieke baden op, bijvoorbeeld Gent, en daarnaast namen bedrijfsleiders vanuit een filantropische – weliswaar vaak economische – motivatie initiatieven om het leven van hun arbeiders te verbeteren.

Op het eind van de 19de eeuw ontstond een nieuw concept van publieke baden voor geïndustrialiseerde steden, ontwikkeld door de Berlijnse dermatoloog Oscar Lassar en geïnspireerd op douchezalen in militaire kazernes. Diverse Europese hoofdsteden volgden dit voorbeeld, bijvoorbeeld met een douchepaviljoen voor de Brusselse Marollenwijk naar ontwerp van Emile Hellemans in 1902. Het doel hiervan was de arbeidersklasse regelmaat, discipline, en waarden van gezondheid en hygiëne bij te brengen. Het badhuis dat in Sint-Gillis bij Brussel werd gebouwd in 1904, getuigde niet alleen in de aanwezige functies in het gebouw van de aandacht voor hygiëne en functionaliteit, maar ook in de afwerking en technische installatie vertoonde ze parallellen met het badhuis in de Gemeenteschool nummer 1 in Vilvoorde: functionele, vaste betonnen baden, douchecellen en wanden bekleed met faiencetegels, een verwarmingsinstallatie, warm en koud water en een grote bezorgdheid om ventilatie. Naast deze typologie werd ook nagedacht over het koppelen van publieke baden aan overdekte zwembaden. Ook architect Daniël Francken ontwierp in Brussel in 1898 een grootschalig badhuis en zwembad aan Sleutelstraat (niet gerealiseerd) en één aan de Kesselsstraat (1901-1904).

De spreuken die de gevel van het badhuis in Vilvoorde sieren, getuigen eveneens van deze groeiende zorg op het vlak van hygiëne. Dit bewustzijn lag in de lijn van de paternalistische geest van weldoenerij en sociale controle van de 19de eeuw, en vormde een aankondiging van de lichaamscultus van het interbellum. Binnen het hygiënediscours waren kinderen en de schoolomgeving immers belangrijke onderwerpen van studie en zorg, en werd hygiëne als een essentieel element binnen de opvoeding beschouwd. Nationale en internationale traktaten, voorschriften en realisaties van scholen bevestigden vanaf de tweede helft van de 19de eeuw dat in functie van de hygiëne van schoolkinderen en van de relatie tussen fysieke training en gezondheid, ingezet moest worden op geneeskundig toezicht en op weloverwogen ontworpen gebouwen. Deze gebouwen moesten voorzien zijn van een wasplaats – zodat baden kon aangeleerd worden en evolueren tot een gewoonte –, een overdekte speelplaats en een turnzaal. De uitbreiding van de Vilvoordse school in de Vestenstraat voorzag al deze elementen. Ook ruimer in Vlaanderen en Brussel werden vanaf het eind van de 19de eeuw en tijdens de vroege 20ste eeuw douchezalen of zwembaden voorzien bij scholen, bijvoorbeeld de scholen in de Josaphat- en Bijenkorfstraat in Brussel (architect Jacobs, 1900-1907), die voorzien waren van onder meer een overdekte speelplaats, zwembad en turnzaal met stortbaden, en de stedelijke jongens- en meisjesschool 30 in Antwerpen (architect Van Averbeke, 1935-1941) met zwembad en publieke stortbadinrichting.

In Vilvoorde evolueerden de stortbaden van een exclusief gebruik voor de schoolkinderen naar een openstelling voor het volk onder druk van de industriële context in 1933, onder meer door de nabijgelegen fabriekssite Forges de Clabecq. Het succes van de baden in de Vestenstraat leidde vervolgens in 1939 tot de oprichting van een tweede badhuis aan de Bolwerkstraat. Dit was gelegen naast de kostschool Les Peupliers, die daar sinds de vroege 20ste eeuw was gevestigd en een belangrijk voorbeeld was voor de school in de Vestenstraat op het vlak van opvoeding volgens de Zweedse gymnastiek. Emma Lefébure bouwde Les Peupliers uit naar het model van de tijdens de 19de eeuw in Zweden door P.H.Ling ontwikkelde discipline, en het onderzoek van Charles Lefébure hiernaar, verschenen in 1903 als een rapport over de lichamelijke opvoeding in Zweden. De turnzaal in de Vestenstraat refereerde openlijk naar de turnzaal die Horta in 1904-1905 ontwierp voor de kostschool in de Bolwerkstraat. Dit was niet alleen het geval qua architectuur, die aandacht had voor een goede verlichting en verluchting, maar eveneens in de oorspronkelijke uitrusting van de turnzaal, die was voorzien van bijvoorbeeld Zweedse klimrekken, banken, ladders, klimtouwen en evenwichtsbalken.

technische waarde

Het schoolgebouw in de Vestenstraat werd gerealiseerd door een architect en aannemers met een ruime ervaring op het vlak van hygiëne, functionele, publieke architectuur en sanitaire voorzieningen. Zo konden de naamloze vennootschap Compagnie Générale d’Hygiène, die de badinrichting realiseerde in 1924, en Lucien Claes, die in 1933 de aanpassing van de douches uitvoerde in functie van de publieke openstelling, verwijzen naar talrijke gerealiseerde projecten. Ondanks aanpassingen aan het sanitair en de installaties, blijft het gebouw een representatief en herkenbaar voorbeeld van hoe hygiëne vertaald werd in architectuur en hoe werd omgegaan met uitdagingen op het vlak van verluchting, verlichting, waterdistributie en verwarming. Het badhuis illustreert de toenmalige opvattingen omtrent hygiëne in de makkelijk te onderhouden granito vloeren en cellen met vloeren en wanden afgewerkt met geglazuurde keramische tegels. Hiernaast was er ook een belangrijke aandacht voor de verluchting van het gebouw. Al tijdens het eerste decennium van de 20ste eeuw had Francken een ventilatiesysteem uitgedacht voor klaslokalen met aanvoer van verse lucht en afvoer van vervuilde lucht via verluchtingsroosters. In de Vestenstraat koos de sanitair ingenieur eveneens voor dit eenvoudige, praktische systeem van verluchting, met op dat moment radiatoren, waarachter zich de regelbare roosters bevonden voor de aanvoer van verse lucht.


Aanduiding van

Is de gedeeltelijke bescherming van

Stedelijke school De Vest

Vestenstraat 12-14 (Vilvoorde)
Eclectisch getinte straatvleugel van 1923-1924 met rechts aangrenzend de directeurswoning, achteraan een speelplaats begrensd door twee L-vormig ingeplante klassenvleugels van 1908.

Andere relaties

Heeft als voorganger

Gemeenteschool met badhuis

Vestenstraat 14 (Vilvoorde)


Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.