Beschermd monument van tot ( voorlopige bescherming)
Bunkers en loopgraven van de Nordabschnitt bij het Mastenbos
voorlopige beschermingsbesluiten: 10-05-2019 ID: 14816
Deze bescherming betreft een van de bunkers van de Nordabschnitt bij het Mastenbos.
Het volledige beschermingspakket 'Bunkers en loopgraven van de Nordabschnitt bij het Mastenbos' omvat een westelijk deel, een oostelijk deel en twee afzonderlijke bunkers (bunker 68 en bunker 69). In totaal goed voor 69 bunkers en landschappelijke en archeologische sporen van veldversterkingen.
De bunkers en loopgraven van de Nordabschnitt bij het Mastenbos zijn beschermd omwille van het algemeen belang gevormd door de:
De bunkers, loopgraven en andere veldversterkingen hebben een culturele waarde als materiële getuigen van de ‘Grooten Oorlog’, die Vlaanderen jarenlang in zijn greep hield en het leven van ontelbaar veel mensen ingrijpend tekende of volledig verwoestte. De Eerste Wereldoorlog was een internationale gebeurtenis bij uitstek, waarbij het gros van Vlaanderen door een vijandelijke mogendheid werd bezet. De herinnering aan de Eerste Wereldoorlog kent nog steeds een breed maatschappelijk en internationaal draagvlak. De site is ook onlosmakelijk verbonden met de Tweede Wereldoorlog, door het hergebruik van de versterkingen uit de Eerste Wereldoorlog en de aanleg van nieuwe versterkingen. Ook deze nieuwe wereldbrand was een internationale gebeurtenis die het dagelijkse leven van de bevolking jarenlang domineerde en vele slachtoffers vergde.
De bunkers hebben een technische waarde als betonnen constructies, die specifiek voor militaire doeleinden werden opgetrokken. Deze betonnen constructies met hun bouwtechnische kenmerken van zowel bovengrondse als ondergrondse aard, getuigen van het belang en de evolutie van de betonbouw in de stellingenoorlog, die de Eerste Wereldoorlog geworden was. Nooit eerder werden zo massaal betonnen verdedigingsconstructies opgetrokken als tijdens de Eerste Wereldoorlog. Daar waar er in de eerste oorlogsjaren werd geïmproviseerd en geëxperimenteerd met allerlei types en toegepaste technieken in de betonbouw, evolueerde men geleidelijk naar zo sterk en efficiënt mogelijk uitgedokterde standaardontwerpen, die in sommige gevallen voor meerdere doelen konden gebruikt worden. Deze doorgedreven standaardisatie, zoals toegepast in de ‘Nordabschnitt’, zou tijdens het interbellum en de Tweede Wereldoorlog verdergezet worden bij de uitbouw van heuse bunkerstellingen, met bunkers die tot in het kleinste detail waren gestandaardiseerd.
Net zoals elders in de ‘Stellung Antwerpen’ werd in de ‘Nordabschnitt’ de bunkertypologie van de ‘Kaiserliche Fortifikation Antwerpen’ toegepast. Door het gebruik van standaardontwerpen hoopte de Duitse legerleiding de bunkers sneller en efficiënter te laten optrekken.
In de bataljonssector bij het Mastenbos komen alle Duitse bunkertypes voor, die in de ‘Nordabschnitt’ ten noordwesten van het Fort Brasschaat werden opgetrokken. In de allereerste plaats zijn er de manschappenonderkomens van het type VI en VII. Daarnaast zijn er de kleine observatieposten voor de infanterie (type IX), waarvan een deel met een pantserplaat werd opgetrokken en een deel met een observatiegleuf. In enkele gevallen zijn de schuiven bewaard, waarmee de observatieopeningen konden worden gedicht. Er zijn de grotere observatieposten voor de artillerie (type XIV), eveneens voorzien van een pantserplaat. Er zijn de flankerende mitrailleursposten (type IV), met schiet- en kijkopening en de flankerende geschutsbunkers (type VIII), met bewaarde plaataffuit voor het kanon. Er zijn de mitrailleuronderkomens (type II) die anders werden afgewerkt in tweede of derde positie dan als onderdeel van een geïsoleerd mitrailleursnest. Er zijn de kleine commandoposten (type XVII) net achter de meest vooruitgeschoven loopgraaf, de grotere commandopost (type X) met gepantserde observatieplaat iets verder achter de meest vooruitgeschoven loopgraven en de grote commandopost (type XVI) helemaal achteraan in de sector. Al deze bunkervormen zijn doorgaans goed herkenbaar bewaard en vormen dus een representatieve staalkaart van wat er in dit deel van de ‘Nordabschnitt’ werd opgetrokken.
Vele bunkers bezitten nog authentieke inrichtingselementen, waaronder nissen voor kachels of verlichting en ijzeren of houten structuren die verwijzen naar de inrichting van de desbetreffende bunkers. Andere kenmerken, zoals betonspatten op de buitenmuren of roodbruine verf in muuropeningen, verwijzen dan weer naar de inspanningen die werden geleverd om de bunkers goed te camoufleren.
In een aantal bunkers werden aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog aanpassingen uitgevoerd door het Belgisch leger, waaronder de creatie van nieuwe openingen en het plaatsen van ijzeren onderdelen voor een affuit voor mitrailleurs. De dichtgemetselde toegangen en andere muuropeningen verwijzen dan weer naar de Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog.
De site illustreert een opmerkelijk divers pakket aan loopgraventypes en andere veldversterkingen die ten tijde van de Eerste en Tweede Wereldoorlog werden aangelegd. Er zijn de typische Belgische loopgraven met een rechtlijnig tracé en teruggebogen flanken uit augustus en september 1914, die gerecupereerd werden in de ‘Nordabschnitt’, maar waarvan de vorm nog herkend kan worden. Daarnaast zijn er fragmenten van Belgische zigzaggende verbindingsloopgraven bewaard, in de vorm van wallen, die leidden naar meer achterwaarts gelegen schuilplaatsen. Dergelijke schuilplaatsen werden ondergebracht in bewaarde aarden heuvels met korte flanken.
De Belgische ‘tranchées’ werden handig in de eerste, tweede of derde lijn van de ‘Nordabschnitt’ geïntegreerd en aangepast. Net zoals de nieuw aangelegde Duitse gevechtsloopgraven werden ze voorzien van zwaar uitgebouwde borst- en rugweringen met op regelmatige afstand traversen. In de borstwering van deze gevechtsloopgraven werden behalve betonnen ook andere observatieposten en open stellingen aangelegd. Verbindingsgangen naar de loopgraven in tweede of derde lijn waren eerder kronkelend, gekarteld of zigzaggend aangelegd. De geïsoleerde mitrailleursnesten, die nog verder achter de linies werden aangelegd, werden aangelegd in een korte loopgraaf waarin verschillende open mitrailleurstellingen waren ingebouwd. Dergelijk mitrailleursnest werd rondom rond omgeven door een niervormige wal.
De veldversterkingen uit de Eerste Wereldoorlog lijken grondig te verschillen van de Belgische veldversterkingen uit het begin van de Tweede Wereldoorlog. Deze laatste lijken namelijk minder diep uitgegraven en minder zwaar uitgewerkt dan de Duitse loopgraven uit de ‘Nordabschnitt’. Het Belgische verdedigingsstelsel uit 1939-1940 bestond vooral uit kuilen, die onderling met elkaar en met de ‘Nordabschnitt’ en de Antitankgracht werden verbonden via verbindingsgangen met een grillig, gebroken tracé. Daarnaast werden ook wallen opgeworpen voor overbanks vuren.
De archeologische context van de stelling lijkt in het Mastenbos in hoge mate bewaard. Uit Duitse documenten en luchtfoto’s uit de oorlog en uit Belgische beschrijvingen uit de eerste naoorlogse maanden blijkt dat er in de omgeving van de loopgraven van de ‘Nordabschnitt’ behalve bunkers ook nog andere veldversterkingen werden aangelegd, waaronder observatieposten, mitrailleurstellingen en hindernissen. Dergelijke veldversterkingen genereren doorgaans een interessant bodemarchief. De huidige halfondergrondse ligging van de bunkers in de loopgraven suggereert dat er rond de bunkers en in de loopgraven, maar ook tussen de loopgraven in nog vele ondergrondse sporen terug te vinden zijn, die getuigen van de opbouw en bezetting van de stelling. Het gebied herbergt bovendien ook nog vrij zeldzame Belgische veldversterkingen uit de eerste oorlogsmaanden, die in de ‘Nordabschnitt’ werden gerecupereerd.
In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog werd er tussen de nieuw aangelegde Antitankgracht en de meest vooruitgeschoven loopgraven van de ‘Nordabschnitt’ een ensemble aan veldversterkingen aangelegd, waaronder infanteriekuilen, mitrailleurstellingen en verbindingsloopgraven die uitgegraven werden. Het is heel aannemelijk dat er in en rond deze veldversterkingen, die bovengronds deels in het terrein waarneembaar zijn, eveneens talrijke archeologische sporen zitten, die getuigen van de aanleg en bezetting van deze nieuwe stelling.
Het grootste deel van het oorlogserfgoed in het Mastenbos lijkt niet onderhevig geweest te zijn aan naoorlogse opruimacties en bevat dan ook een onderzoekspotentieel dat relevant kan zijn voor de kennis van de opbouw en de bezetting van de Belgische ‘Hoofdweerstandsstelling’ aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, de Duitse stelling uit de Eerste Wereldoorlog en de veldversterkingen die in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog werden aangelegd.
Deze bescherming omvat een groot aantal bunkers, loopgraven en andere veldversterkingen in en ten zuidwesten van het Mastenbos, die tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn opgetrokken als onderdeel van een bataljonssector van de ‘Nordabschnitt’. De ‘Nordabschnitt’ is een Duitse stelling, die vanaf 1916 ten noordoosten van Antwerpen werd aangelegd, als onderdeel van de ‘Stellung Antwerpen’. De stelling situeert zich meer bepaald tussen de Schelde stroomafwaarts en het kanaal Dessel-Schoten. Samen met de ‘Hollandstellung’ en de ‘Turnhoutkanalstellung’ diende de ‘Nordabschnitt’ een geallieerde aanval vanuit het neutrale Nederland op te vangen. Als onderdeel van de ‘Stellung Antwerpen’ getuigt de zwaar uitgebouwde stelling van het strategisch belang dat werd toegedicht aan de havenstad Antwerpen.
De ‘Nordabschnitt’ werd min of meer aangelegd langs het tracé van de Belgische verdedigingswerken rond de vesting Antwerpen. Er werd hierbij maximaal gebruik gemaakt van de forten en schansen van de ‘Buitenlinie’, maar ook van de veldversterkingen en bunkers die het Belgisch leger tijdens de eerste twee oorlogsmaanden had aangelegd in de intervallen tussen de forten en schansen. Behalve de permanente verdedigingswerken recupereerde het Duitse leger ook de Belgische veldversterkingen voor hun ‘Nordabschnitt’. Bij de bewaarde loopgraven en andere veldversterkingen zitten structuren die teruggaan op en dus herkenbaar zijn als typische Belgische ‘tranchées’, zigzagloopgraven of andere structuren uit de eerste oorlogsmaanden. Bewaarde sporen van Belgische veldversterkingen uit de eerste oorlogsmaanden zijn zeldzaam.
De Duitse verdedigingsstelling ‘Nordabschnitt’ bestond uit een geheel van inundatiezones, schootsvelden, draadversperringen, loopgraven, mitrailleuropstellingen, observatieposten, bunkers en artilleriestellingen. In het Mastenbos is een hoge concentratie aan bunkers, loopgraven en andere veldversterkingen bewaard, die een uniek ensemble vormt, dat voor zover bekend nergens anders kan teruggevonden worden in Vlaanderen. Deze verdedigingswerken getuigen van de zware uitbouw van deze Duitse stelling, gebaseerd op goed uitgebouwde loopgraven en een groot aantal stevige bunkers, bedoeld voor uiteenlopende militaire functies.
De ‘Nordabschnitt’ was op verschillende niveaus georganiseerd in sectoren. In dit dossier zijn de bunkers en loopgraven geselecteerd, die behoorden tot één bataljonssector, met name ‘Unterabschnitt II, 3. Regimentsabschnitt, Bataillonsabschnitt I’. Bijna alle bunkers uit deze sector zijn bewaard, waardoor deze een gaaf bewaard ensemble aan bunkers vormen. Dit ensemble is representatief voor de opbouw van een dergelijke sector.
Net zoals elders in de ‘Stellung Antwerpen’ werd de bunkertypologie van de ‘Kaiserliche Fortifikation Antwerpen’ toegepast. De site scoort hoog op historische contextwaarde, gezien de opbouw van het loopgravensysteem met gevechtsloopgraven en verbindingsloopgraven en de inplanting van de vele bunkertypes in de loopgraven meestal nog op het terrein kan afgelezen worden. De voorste, doorlopende loopgravenlijn herbergde manschappenonderkomens van het type VI en observatieposten van het type IX en XIV. In inspringende hoeken van de voorste loopgraven werden mitrailleursposten van het type IV en geschutsbunkers van het type VIII ingeplant voor flankerend vuur. Net achter de voorste loopgraven waren commandoposten van het type XVII ingericht. De grotere commandoposten van het type X waren nog verder achter de voorste linies opgetrokken. In tweede en derde lijn, waar korte stukjes loopgraaf waren aangelegd die bij een effectieve bezetting tijdens de zogenaamde ‘Armierung’ met elkaar zouden verbonden worden, werden onderkomens van het type II, VI en VII opgetrokken. Nog verder achter de voorste loopgraven werden open mitrailleurstellingen met bunkers van het type II ingericht. Helemaal achteraan waren commandoposten van het type XVI opgetrokken van waaruit de volledige regimentssector en corresponderende artilleriegroepen dienden bevolen te worden.
Het belang van de historische context manifesteert zich ook bij de afwerking van de bunkers. Bunkers van hetzelfde type die in de meest vooruitgeschoven loopgraven waren ingeplant, werden anders afgewerkt dan bunkers in tweede of derde positie. Bij de bunkers in de meest vooruitgeschoven loopgraven werd ook meer aandacht besteed aan camouflage. Een uitgekiende inplanting in de borstwering van de loopgraven, waardoor de bunkers deels zijn aangeaard, grasbegroeiing op het dak, maar ook betonspatten op de niet bedekte delen van de bunkers en roodbruine verf in de toegangen en muuropeningen verwijzen naar de inspanningen om de bunkers efficiënt te camoufleren. Op Duitse luchtfoto’s uit de oorlog zijn de bunkers in de loopgraven inderdaad moeilijk te onderscheiden.
Tijdens het interbellum werden nieuwe stellingen gebouwd, waaronder de Antitankgracht die tussen de forten en schansen van de voormalige ‘Buitenlinie’ werd aangelegd. Achter de Antitankgracht werden aan het begin van de Tweede Wereldoorlog uitgebreide veldversterkingen in opeenvolgende linies uitgebouwd, met kuilen voor fuseliers en mitrailleurs, die met elkaar verbonden werden via verbindingsgangen. Wallen werden opgeworpen om de vijand onder vuur te nemen. Een dergelijk ensemble aan veldversterkingen is in het noorden van het Mastenbos bewaard en wordt mee beschermd.
Ook de ‘Nordabschnitt’ werd ingeschakeld in het nieuwe Belgische verdedigingsstelsel. Vanuit de meest vooruitgeschoven loopgraven van de ‘Nordabschnitt’ werden nieuwe verbindingsloopgraven aangelegd richting Antitankgracht. Sommige Duitse bunkers van de ‘Nordabschnitt’ werden aangepast, zodat ze gebruikt konden worden in het nieuwe defensiesysteem. Dit ensemble aan veldwerken dat vandaag nog goed herkenbaar is op het terrein tussen de ‘Nordabschnitt’ en de Antitankgracht kan als representatief beschouwd worden voor de nieuwe verdedigingswerken die het Belgisch leger in mei 1940 aanlegde achter de Antitankgracht, toen een nieuwe wereldbrand uitbarstte.
Bij bijna alle bunkers is nog een bijkomende historische laag toegevoegd tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen toegangen en muuropeningen aan frontzijde werden dichtgemetseld op bevel van de Duitse bezetter, die vreesde voor het gebruik van deze bunkers als schuiloorden voor verzetslieden en geallieerde parachutisten.
Kapelsestraat (Kapellen)
Duitse bunker, tijdens de Eerste Wereldoorlog opgetrokken als onderdeel van de 'Nordabschnitt'.
Kapelsestraat (Kapellen)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bunkers en loopgraven van de Nordabschnitt bij het Mastenbos: Duitse bunker [online], https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/113535 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.