Beschrijving
De Sint-Rochuskapel en vier zogenaamde pesthuisjes of burgerlijke godshuizen te Diksmuide, zijn beschermd als monument.
Waarden
De pesthuisjes met voortuintjes en kapel, zijn beschermd als monument omwille van het algemeen belang gevormd door de:
historische waarde, sociaal-culturele waarde
Diksmuide - reeds in de herfst van 1914 bijzonder hard beproefd tijdens de IJzerslag - is één van de drie frontsteden waarin bijna geen enkel gebouw de oorlog overleefde. Hierdoor vormt de stad een belangrijke materiële getuige van de Eerste Wereldoorlog, die de frontstreek jarenlang in zijn greep hield ten koste van honderdduizenden levens.
De in situ wederopbouw van de stad was na de enorme verwoestingen niet vanzelfsprekend, gezien de aanvankelijke scepsis van onder meer de pers. De historiserende wederopbouw wou de getraumatiseerde bevolking haar trots teruggeven. Het pittoresk herbouwde stadscentrum waarvan de pesthuisjes met kapel een voorbeeld vormen staat dan ook in schril contrast met archiefbeelden van totale verwoesting.
De Diksmuidse Heilige Geest-stichting gaat volgens overlevering terug op de 15de eeuw. Het L-vormige grondplan met aansluitende huisjes is als dusdanig reeds aangeduid op de Ferrariskaart (1770-1778). De benaming pesthuisjes - daterend uit het ancien regime - wordt aanschouwelijk gemaakt door het beeld van de pestheilige Rochus boven het kapelportaal De benaming burgerlijke godshuisjes verwijst daarentegen naar het geseculariseerde beheer na de Franse Revolutie.
De wederopbouw van de pesthuisjes met kapel vormt een goed voorbeeld van stedelijke wederopbouw met sociale inslag. Het concept van kleine huisjes met voortuintjes en kapel is gegroeid uit de godshuizen. Samen met onder meer het nieuwe wederopbouwproject van de Stichting van Wezel vormt de wederopbouw van de pesthuisjes een poging om de woningnood na de oorlogsvernietiging op te vangen, ter compensatie van een aantal niet herbouwde armoedige wijken.
historische waarde
in casu architectuurhistorische waarde:
Na de totale vernietiging lokt de wederopbouw hevige discussies uit, dit reeds in 1916 met een in Parijs goedgekeurd lijnrichtingsplan. In weerwil van de suggestie van een nieuwe stad naast de puinen, wordt in 1919 beslist tot de in situ wederopbouw. De eerste bouwactiviteit betreft de private woningen vanaf 1919 met piek in 1921-1922. In dit kader worden ook de pesthuisjes met kapel heropgebouwd.
De wederopbouw kiest ervoor om het middeleeuwse Diksmuide te herstellen. Stadsarchitect J. Viérin opteert voor een historiserende wederopbouw, in blote baksteen. De kleiner herbouwde Heilige Geest-kapel illustreert dit: de vroegere neogotische aanpassingen worden weggelaten ten voordele van de regionale baksteentraditie met referentie aan de laatgotiek. Zo vervangt het korfboogportaal, ingeschreven in spitsboognis met heiligennis - een kopie van het vooroorlogse poortje tot het perkje rond de kapel - het neogotische partaal. Ook de bakstenen lantaarnbekroning wordt vervangen door een dakruiter ter hoogte van het koor. De kapel bewaart een eenvoudig interieur met houten spitstongewelf.
De rij pesthuisjes met tuintjes en afsluitingsmuren in kenmerkend spiegelbeeldschema en de vrijstaande kapel met beeld van de pestheilige Rochus vormen een voorbeeld van historiserende stedelijke wederopbouw. Het betreft bovendien een ontwerp door Lucien Coppé, een belangrijk architect bij de Diksmuidse wederopbouw. De historiserende en regionaal geïnspireerde baksteenarchitectuur in blote gele baksteen blijkt onder meer uit de tuitgevels met vlechtingen, de vensters verdiept in korfboognissen en de geprofileerde korfboogdeuren met klein bovenlicht.