Beschrijving
Het samenstel van drie burgerhuizen, heropgebouwd in de jaren 1920 te Diksmuide, is beschermd als monument.
Waarden
Het samenstel van burgerhuizen, is beschermd als monument omwille van het algemeen belang gevormd door de:
historische waarde, sociaal-culturele waarde
Diksmuide - reeds in de herfst van 1914 bijzonder hard beproefd tijdens de IJzerslag - is één van de drie frontsteden waarin bijna geen enkel gebouw de oorlog overleefde. Over de in situ wederopbouw van de stad bestond aanvankelijk dan ook veel scepsis. De heropgebouwde stad vormt een belangrijke materiële getuige van de Eerste Wereldoorlog, die de frontstreek jarenlang in zijn greep hield ten koste van honderdduizenden levens.
De overwegend historiserende in situ-wederopbouw wou de getraumatiseerde bevolking haar trots teruggeven en staat dan ook in schril contrast met archiefbeelden van totale verwoesting. Enerzijds sluit het samenstel van burgerhuizen - een erg beeldbepalend geheel binnen de heropgebouwde stad, slechts op enkele tientallen meter van de markt - aan bij de historiserende stijltendens met elementen uit de neo-Vlaamse renaissance, anderzijds vormen een aantal eclectische elementen een uitzonderlijk gegeven binnen de wederopbouw.
Het volumineuze en kwalitatief uitgewerkte samenstel reflecteert de status van de rijke bouwheer-geneesheer: het spiegelbeeldschema met schilddak dat boven de omliggende panden uitsteekt, de combinatie lijstgevel-diephuisgevel en de toepassing van diverse stijlelementen, de rijke interieuraankleding.
historische waarde
in casu architectuurhistorische waarde:
De neo-Vlaamse renaissance-elementen bij het samenstel (onder meer verhoogde halsgevel, frontons en schelpvormige invulling van de boogvelden) zijn kenmerkend voor de historiserende wederopbouw in blote baksteen, gepromoot door stadsarchitect J. Viérin. Uitzonderlijk bij dit samenstel is echter de combinatie hiervan in spiegelbeeldschema met eclectische stijlelementen: zoals de rondboogornamentiek en de erker.
Het breedste centrale pand met erker en halsgevel - met ruime verwerking van arduin - vormt het middelpunt waarrond de andere panden gespiegeld worden. Ook in de achtergevels trekt het centrale pand de aandacht door een halfovale erker onder glazen bedaking, waarboven een loggia.
De gaaf bewaarde interieurindeling en -elementen getuigen van de rijkdom van de bouwheer-geneesheer. De panden worden getypeerd door een enfilade van salons met marmeren schouwen en plafonds met stucwerk. Samen met de paneeldeuren in een verzorgde gegroefde omlijsting, met frontonbekroning getuigt dit van een gezamenlijk concept voor de interieurs.
Het interieur van het centrale pand is het rijkste en het best bewaard. De hal waarlangs het dokterskabinet/de wachtkamer bereikbaar waren, is rijkelijk uitgewerkt met witmarmeren vloer afgewisseld met zwartmarmeren ruitmotief en randmotief, en witmarmeren lambrisering. De imposante houten trappenpartij loopt door over de drie niveaus, wat een indrukwekkend verticaal doorzicht oplevert, mede dankzij een lichtkoker met venster op de eerste verdieping.