Beschermd monument van tot heden
Kasteel Maisin met park
definitieve beschermingsbesluiten: 12-05-2020 ID: 14932
Deze bescherming betreft het kasteel Maisin met park en aanhorigheden.
Kasteel Maisin met park en aanhorigheden is beschermd als monument omwille van het algemeen belang gevormd door:
Het als kasteel Maisin gekende landgoed is wegens zijn ontstaansgeschiedenis en evolutie historisch zeer betekenisvol.
Het domein situeert zich op de historische tienden- en gemeentegrens van Kessel-Lo en Korbeek-Lo, in het gehucht ‘De Mol’. De gronden van het latere kasteel Maisin, maakten aanvankelijk deel uit van de zogenaamde Lo(o)bossen, een omvangrijk aaneengesloten bosgebied dat zich ten zuiden en oosten van de stad op een deel van de heuvelruggen bevond. Een deel van dit jachtgebied en warande schonk de graaf van Leuven en hertog van Brabant, Godfried met de Baard, aan de door hem in 1129 opgerichte Abdij van Park die zo de weideen kaprechten erop verkregen. De terreinen van het latere kasteel Maisin, gelegen nabij de oude heirbaan van Leuven naar Tienen waren in de tweede helft van de 17de eeuw nog steeds in het bezit van de Abdij van Park en deden dienst als akker- en grasland.
Na de aanleg van de nieuwe rechte steenweg van Leuven naar Tienen tussen 1700 en 1717 verschenen in het begin van de 18de eeuw de eerste twee gebouwen ter hoogte van de latere kasteelsite met bijhorende tuinkavels, alsook intensieve bodemontginningen op het latere kasteelareaal en de Predikherenberg.
De Abdij van Park werd na de Franse Revolutie in 1794 opgeheven en als aangeslagen goed openbaar verkocht. De latere kasteelgronden en gebouwen kwamen zo in bezit van de belangrijke Korbeek-Lose familie Coetermans, uitbaters van de nabijgelegen grote landbouwuitbating. Doorheen de 19de eeuw werden de gronden door hen samengevoegd, de twee in kern 18de-eeuwse volumes verbouwd en nog steeds bestaande aanhorigheden zoals onder meer een paviljoen in cottagestijl opgetrokken. In 1894 werden de woonentiteiten en het omringend bouwland verworven door de Leuvense rechter Mathieu Tops en zijn echtgenote Van Cutsem, die het domein en gronden geleidelijk aan hun landbouw-functie onttrokken en tot siertuin omvormden.
Bij de doortocht van de oprukkende Duitsers aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, werden Leuven en ook Korbeek-Lo vanwege de onverwachte tegenstand zwaar beschadigd. Ook het landgoed Tops-Van Cutsem werd vernield.
Weduwe Tops-Van Cutsem startte daarop vanaf 1920 een totaalrenovatieproject voor haar buitengoed en gaf vorm aan het huidige als kasteel Maisin gekende landgoed. Omstreeks 1921-1922 liet ze dieper gelegen in het terrein een neoclassicistische villa optrekken. Vervolgens vergrootte ze het domein aanzienlijk met integratie van de oude tienden- en gemeentegrens en de kleinere lusttuin van 1912. Voor de aanleg van dit nieuwe domein met een park in landschappelijke stijl, moestuin en boomgaard tekende de Leuvense tuinarchitect Léon Rosseels. De ontwikkeling van de kasteelsite door de familie Tops-Van Cutsem paste binnen de tendens van de begoede burgerij om de stedelijke kernen te verlaten en aan de stadsrand residentiële buitenhuizen met grote parktuinen voor zichzelf aan te leggen, geïnspireerd op de 17de- en 18de-eeuwse ‘maison de plaisance’.
In 1938 werd de villa Tops-Van Cutsem verkocht aan de gerenommeerde professor Joseph Maisin, gespecialiseerd in de bacteriologie, anatomo-pathologie en cancerologie en drijvende kracht achter het Kankerinstituut in Leuven en naar wie later de Wetenschappelijke Prijs Joseph Maisin en het Fonds Joseph Maisin werd vernoemd. Na 1938 was het domein TopsVan Cutsem als kasteel Maisin gekend.
De gereputeerde wederopbouwarchitect Lucien Spéder vergrootte circa 1950-1951 in opdracht van de familie Maisin het kasteel waardoor het zijn huidige vorm kreeg maar zonder afbreuk te doen aan de architecturale waarde van het kasteeltje of de ensemblewaarde met het park. Deze voor Leuven belangrijke architect realiseerde tijdens het interbellum een heel groot aantal wederopbouwprojecten. Spéder had als jonge man van nabij de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog in het Leuvense meegemaakt toen hij samen met kapucijn Valerius Claes vanaf september 1914 lichamen hielp bergen en begraven om de uitbraak van besmettelijke ziekten de voorkomen. Vanaf 1919 was hij intensief betrokken bij de wederopbouw van de stad Leuven. In 1928 had hij voor de familie Maisin reeds een woning in wederopbouwstijl aan de Bondgenotenlaan gerealiseerd.
Het kasteel Maisin, voorheen gekend als de villa Tops-Van Cutsem naar de oorspronkelijke bouwheer, geldt als een representatief voorbeeld van een villa met landhuisallure in neoclassicistische stijl. De villa werd opgetrokken in 1921-1922 in een voor het Leuvense patrimonium zeer herkenbare en kwaliteitsvolle wederopbouwstijl, ter vervanging van oudere en bij de Duitse doortocht tijdens de Eerste Wereldoorlog vernielde woningen. De
oorspronkelijke architect is heden niet bij naam gekend, maar de villa vertoont de kenmerkende vormentaal en geldt als een vrij vroeg voorbeeld van
wederopbouwarchitectuur.
De gerenommeerde Leuvense architect Lucien Spéder realiseerde op vraag van de familie Maisin in 1950-1951 een vergroting van de villa. Hij respecteerde daarbij de bestaande architectuur, de vormentaal, het materiaal- en kleurgebruik waardoor de door hem toegevoegde uitbouw op de begane grond aan de minder zichtbare oost- en noordzijde geen afbreuk doet aan het oorspronkelijk landhuisontwerp. Het vergrotings-project past volledig binnen het oeuvre van Spéder en draagt diens signatuur. Verschillende zeer kwaliteitsvolle interieurelementen in neorenaissance afkomstig van een 19de-eeuws Brussels pand eveneens in bezit van de familie werden bij de verbouwing geïntegreerd.
Het kasteel Maisin betreft een vrijstaand gebouw met verspringende plattegrond, van drie tot vier traveeën en twee bouwlagen onder een mansardedak met typische dakvensters en oculi. Het is opgebouwd in baksteenmetselwerk, op een hoge sokkel, met hoekkettingen in gepleisterde imitatienatuursteen ter accentuering van de geveleindes. De strakke gevelopbouw wordt geritmeerd door de verticaliserende vensterpartijen met licht getoogde vensters gevat in gestucte vlakke omlijstingen met oren en siersluitsteen. De vier zichtgevels zijn verschillend uitgewerkt, en zoals gebruikelijk zijn de naar de straat georiënteerde zuiden westgevel het meest verzorgd. Zo is de naar de Tiensesteenweg georiënteerde zuidgevel, voorzien van een brede vensterpartij met elegante zuilengalerij met terras, geïnspireerd op de Italiaanse Palladiaanse architectuur wat de landhuisallure van het gebouw nog vergroot. Binnenin vertoont het onder-kelderde landhuis de kenmerkende villa-indeling met de leefruimtes op de begane grond en slaapkamers op de boven- en zolderverdieping. De circulatie is volledig georganiseerd rondom de naar het zuiden gerichte centrale traphal annex salon met een kwaliteitsvolle eclectische aankleding.
Bij het ontwerp van het landhuis in de jaren 1920 werd bewust gekozen voor een totaalontwerp waarbij de nieuwe villa niet meer aan de straat maar te midden van het domein werd ingeplant en waarrond een volledig park werd aangelegd. Tuinarchitect Léon Rosseels, vierde generatie van de gekende Leuvense landschapsontwerpersfamilie Rosseels, ontwierp een landschapstuin waarbij de intense wisselwerking tussen het gebouw en het park centraal
stond. Bestaande oudere gebouwen waaronder een paviljoen in een cottagegetinte stijl en een broeikas werden in het tuinproject geïntegreerd. Rosseels combineerde in het parkontwerp, dat hij zelfs als visitekaartje gebruikte, met bloembedden getooide glooiende grasvelden met op kunstmatige heuveltjes aangeplante solitaire bomen of bomengroepjes als blikvanger en een zacht slingerend padenpatroon, in het bosgedeelte als dreef aangelegd.
Bestaande elementen zoals onder meer de glooiende heuvelflank, de holle wegstructuur, tevens oude grensscheiding, de steilranden als gevolg van de vroegere exploitaties, en mogelijk reeds aanwezige bomen werden eveneens in het project verwerkt. Dit oorspronkelijk concept bleef tot op heden bewaard. Het park bij het kasteel Maisin is daarmee een zeldzaam bewaard voorbeeld van het werk van deze ontwerper en tevens illustratief voor de tuinkunst in het interbellum. Het domein verleent tot slot veel informatie over de soortkeuze van parkbomenbeplanting in het interbellum.
Het domein van het kasteel Maisin ligt aan de voet en op de heuvelflank van de Predikherenberg, één van de Lobergen op de Hagelandse heuvelkam en ‘getuigenheuvel’ van de afzettingen op het einde van het Mioceen. Deze getuigenheuvels hebben een hoge wetenschappelijke waarde als getuigen van de zogenaamde Diestiaanzee en zijn als typevoorbeeld een bron voor geologische en aardkundige kenniswinst.
Het domein is wetenschappelijk zeer representatief voor de landschappelijke evolutie die de gronden doorheen de eeuwen op ruimere schaal doormaakten. Als deel van de Lo(o)bossen kwamen de gronden van het latere kasteel Maisin in de 12de eeuw in bezit van de Abdij van Park. Door de intensieve houtkap, bosontginning en omzetting tot landbouwareaal reduceerden de Lo(o)bossen in de late middeleeuwen gestaag. Ook de gronden van het latere landgoed waren in de tweede helft van 17de eeuw omgevormd tot akkers en graslanden.
Door de aanwezigheid van de afzettingszanden is de ondergrond rijk aan ijzerzandsteen en Tongeriaanzandlagen. Vanaf de late middeleeuwen werden aanvankelijk op de Lobergen steenbrokken verzameld als bouwmateriaal voor historische Leuvense gebouwen, nadien ontstond er een ambachtelijke bodemontginningsnijverheid. Straatnamen alsook reliëfwijzigingen verwijzen nog steeds naar deze oude activiteit. Op de Predikherenberg en ter hoogte van het latere kasteeldomein werd er minstens vanaf het begin van de 18de eeuw kleihoudende leem gedolven en stonden er veldovens opgesteld. De door deze nijverheid veroorzaakte kwetsuren in het landschap (steilranden en afgravingen) omheen de natuurlijke heuvelflank werden evenals de historische holle wegstructuur, tevens tienden- en gemeentegrens, later in het landschapspark geïntegreerd.
Binnen de ruime regio is het domein een bijzondere en zeldzame getuige van deze historische bodemontginningsnijverheid die op lange termijn potentieel wetenschappelijk onderzoek zou kunnen toelaten.
Een aantal aanwezige monumentale bomen met een gevarieerd kleurenpalet, waaronder twee mooi gevormde oude en dikke bruine beuken (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’) en twee Mammoetbomen of Reuzesequoia (Sequoiadendron giganteum), zijn dendrologisch waardevol en versterken zodoende de wetenschappelijke waarde van dit domein.
Het na 1920 door tuinarchitect Léon Rosseels ontworpen park in landschappelijke stijl met pittoresk karakter combineert een verzorgd ontworpen parkgedeelte aangelegd rondom het als centraal focuspunt ingeplant landhuis met een hoger gelegen parkbos waarin het grillig en geaccidenteerd terrein als basis voor een afwisselende “wandeling” over het terrein fungeert. De zorgvuldige keuze voor een gevarieerde beplanting in groeivorm en bladkleur zowel in de bomen- als struiklaag verhoogt de belevingswaarde van de bezoeker en past binnen het pittoresk karakter van het ontwerp. Circa 100 jaar na de aanleg is de structuur van het eertijds als visitekaartje door Rosseels gepresenteerde, verzorgde park nog steeds bewaard, dat door de ouderdom heden een dromerige nonchalante sfeer heeft verkregen.
Tiensesteenweg 275 (Leuven)
Het neoclassicistische Kasteel Maisin, vroeger gekend als villa Tops-Van Cutsem, dateert in kern van 1921-1922 en werd in 1950 uitgebreid door architect Lucien Spéder. Landschapsarchitect Léon Rosseels stond in voor de parkaanleg en integreerde de vroegere grensscheiding en het door zandontginningen gevormde grillige heuvellandschap in zijn aanleg.
Tiensesteenweg 275 (Leuven)
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteel Maisin met park [online], https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/126619 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.