Beschermd monument

Wederopbouwhoeve Kasteelhoeve

Beschermd monument van tot heden

ID
127726
URI
https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/127726

Besluiten

Wederopbouwhoeve Kasteelhoeve met omwald huis, stal- en schuurvleugel en Sint-Annakapel
definitieve beschermingsbesluiten: 18-10-2021  ID: 15006

Rechtsgevolgen

Meer informatie over de rechtsgevolgen van beschermingen vind je op onze website.

Beschrijving

Deze bescherming betreft de wederopbouwhoeve Kasteelhoeve met omwald huis, stal- en schuurvleugel en Sint-Annakapel.

De na de oorlogsverwoestingen heropgebouwde site bestaat uit: de hekpijlers en de Sint-Annakapel, de erfoprit en de aansluitende huisweides, het omwalde opperhof met het landhuis en de knotbomen, de brug met toegangspoort, de imposante stal- en schuurvleugel en het hondenhok op het neerhof.



Waarden

De wederopbouwhoeve Kasteelhoeve met omwald huis, stal- en schuurvleugel en Sint-Annakapel is beschermd als monument omwille van het algemeen belang gevormd door:

artistieke waarde

Het architectuur- en het interieurontwerp van het landhuis vormen één concept, met als streefdoel het herscheppen van de uitstraling en de sfeer van het vernietigde gebouw. Dit resulteert in een hoge ensemblewerking tussen het exterieur en het interieur. In het gaaf bewaarde interieur is het onderscheid herkenbaar tussen de soberheid van de nutsvleugel en de hogere statuswaarde van de zuidvleugel met hall en hooghuis. De schouwen met brede schouw-mantels en de vloer in een geel-zwart tegelpatroon – representatief voor boerenwoningen uit de wederopbouw – zijn bepalend voor de nutsvleugel. In de keuken neemt de donker geverniste, houten kwartslagtrap echter al de statigheid van de hall en het hooghuis aan. Net zoals bij het interieur van het ’Vlaams Huis’ (1910-1913) in Kortrijk, met een gelijkende trap, werkte Richard Acke hiervoor samen met zijn broer, timmerman Victor Acke. Kenmerkend zijn onder meer de sierlijke trappaal met bolbekroning, de balusterleuningen en de houten paneelwand met glas in lood. In het uitzonderlijk waardevolle interieur van de zuidvleugel versterken de brede schouwen, de vloeren in rode Boomse tegels en de balkenzoldering de kasteelallure. De geprofileerde moerbalken met sierlijk houtsnijwerk werden gekopieerd van het vernietigde landhuis. De schouw met schouwbalk met houtsnijwerk in de vorm van een engel in de hall is gotisch uitgewerkt, deze in het hooghuis barok.

culturele waarde

De site van de ‘Kasteelhoeve’ was tijdens de Eerste Wereldoorlog dichtbij de frontlinie gelegen. Verwoesting en wederopbouw van de site herinneren blijvend aan het oorlogsgeweld. Na de oorlog werd, zowel in België als in Frankrijk, de verwoeste frontstreek opnieuw bewoond en in cultuur gebracht. De ‘Kasteelhoeve’, waarvan de stal- en schuurvleugel en het landhuis gefaseerd heropgebouwd werden, getuigt van de wil en de daadkracht van de bevolking om de verwoeste frontstreek opnieuw in cultuur te brengen. Het landhuis getuigt ook van het verlangen tijdens de wederopbouwperiode om vernietigde monumentale gebouwen te herbouwen ‘zoals ze voor de oorlog waren’, maar dan in een geïdealiseerde vorm.

historische waarde

De oorlogsgebeurtenissen van 1914-1918 zorgden voor een abrupte breuk in de geschiedenis van de ‘Kasteelhoeve’. Loopgravenkaarten en luchtfoto’s illustreren de geleidelijke vernietiging van de hoeve die aan het front, tussen twee Duitse stellingen, gelegen was. Betonnen bunkers en een hoge obser-vatiepost maakten zelfs de nog rechtopstaande muren onbruikbaar bij de wederopbouw.

Hoewel het omwalde opperhof mogelijk teruggaat tot de late middeleeuwen, is er pas vanaf de 17de eeuw meer zekerheid. Rond 1640 was de "behuisde hofstede met huus van Playsance” in het bezit van de familie van plattelandsadel de Weynssone. De ommelopers uit het midden van de 17de eeuw verscherpen de contouren tot een opperhof- en neerhofsite met omwalling, boomgaarden en een dreef. De figuratieve kaart van 1742 toont de hoge status van het “Casteelgoed van Dheer Biesbrouck”: naast het hoog-huis onder leien zadeldak vormt de traptoren een volstrekt uniek gegeven op deze kaart. De volgende eeuwen bleef de status van dit landhuis weerklinken in namen zoals "Beerst Casteel" op de Ferrariskaart (1771-1778). In de wederopbouwperiode wilde men de architectuur van het vernietigde “kasteel der heeren van Beerst” of “kasteel Weynsseune” herscheppen, zoals deze gedocumenteerd was in een foto van rond 1900. De imposante voutekamer en hooghuis onder leien zadeldaken op deze foto roepen het beeld van 1742 op.

Door de getrouwe wederopbouw van het landhuis op het opperhof behield de site een grote historische herkenbaarheid. Het herbouwen van een huis op een omwald opperhof vormt een uitzonderlijk gegeven voor de wederopbouw-periode. Bij dergelijke sites werd het huis immers veelal buiten de omwalling op het neerhof herbouwd of werd zelfs de volledige site verlaten met het oog op een betere inplanting van de hoeve. Bij de ‘kasteelhoeve’ in Beerst daarentegen kozen eigenaar, architecten en weder-opbouwdiensten voor het beste van twee werelden: een efficiëntere hoeve uitbating op het neerhof (vanuit de landbouwnoden al in 1920-1921 herbouwd) in combinatie met de getrouwe wederopbouw van het landhuis op het opperhof (late wederopbouw in 1923-1925). De vooroorlogse geschiedenis van het landhuis vindt ook een materiële uiting in funderingen en oude bouwmaterialen die werden gerecupereerd. De Sint-Annakapel van 1930 bij de erftoegang – niet teruggaand op een vooroorlogse kapel – vormt het sluitstuk van de wederopbouw van de ‘Kasteelhoeve’.

archeologische waarde

Dat het landhuis in situ heropgebouwd werd op het omwalde opperhof, vormt een uitzonderlijk gegeven. Deze structuur is als “site met walgracht” opgenomen in de Centraal Archeologische Inventaris. Ze gaat minimaal terug tot de 17de eeuw en mogelijk tot de late middeleeuwen. Historische kaarten tonen aan dat de rechthoekige vorm van het wooneiland en de omwalling, en de opening van de omwalling naar het neerhof toe nauwelijks wijzigden sinds de 18de eeuw. Bovendien werd het landhuis grotendeels op de vooroorlogse grondvesten heropgebouwd. Onderzoek van de funderingen en van de kelders met tongewelf - mogelijk teruggaand op de vooroorlogse constructie - kan de bouwgeschiedenis van het landhuis verduidelijken.

architecturale waarde

De wederopbouw van de ‘Kasteelhoeve’ door twee verschillende architecten – op zich al een uitzonderlijk gegeven - resulteerde in een duidelijk andere architectuur van het landhuis en van de stal- en schuurvleugel. Gemeenschappelijk is wel de regionalistisch inspiratie van deze gebouwen. Samen vormen ze een zeldzaam en gaaf bewaard voorbeeld van wederopbouwarchitectuur in de voormalige Verwoeste Gewesten.

De Kortrijkse architect Richard Acke (1873-1934) herbouwde in 1923-1925 het na de oorlog als monument gerangschikte landhuis. Samen met een grote zorg voor volume-werking (haaks op elkaar gestelde vleugels), materiaalgebruik (gerecupereerd of naar oud model) en detaillering resulteerde het respecteren van de oude inplanting op het omwalde opperhof in een grote architecturale gelijkenis met het vooroorlogse landhuis. Zo roept de vrij gesloten zuidvleugel met hooghuis het oude gebouw op, en is de zijgevel van het hooghuis met tuitgevel en beluikte houten kruisvensters bijna identiek uitgewerkt als voor de oorlog. Ook de nutsvleugel met aan de buitenkant afleesbare bakoven verwijst naar de vooroorlogse karakteristieken. Toch zette Acke – kenmerkend voor de wederopbouwperiode - de regionalistische stijlkenmerken extra in de verf. Zo werden nu ook de daken van de nutsvleugel en van de toege- voegde dakvensters met leien gedekt en afgesloten met tuitgevels. Bovendien schuwde Acke - in de geest van de 19de-eeuwse restauratiepraktijk - het aanvullen van het architecturale concept niet. Zo kreeg de nieuw gecreëerde hall in de zuidvleugel een sierlijk tudorboogportaal. Ook de aan-sluitende nieuwe boogbrug met toegangspoort over de omwalling versterkte de kasteelallure. Naast twee stenen kruisvensters voorzag Acke de vensters van gestandaardiseerde houten ramen met kozijn. Dit door Acke voor de Dienst der Verwoeste Gewesten ontworpen raamtype was geïnspireerd door de landelijke architectuurtraditie.

Volgens Raphaël Verwilghen (1934) verenigde architect Richard Acke een regionalistische architectuurvisie met een moderne oplossingsgerichtheid. Als rode draad doorheen Acke’s oeuvre met geografische klemtoon in Kortrijk - van het ‘Vlaams huis’ (1910-1913) over cinema ‘De Gouden Lanteern’ (1921) tot zijn villa’s in nieuwe zakelijkheid (eind jaren 1920) - loopt de expressieve baksteenarchitectuur met een gearticuleerd gebruik van natuursteen. Het landhuis in Beerst neemt een uitzonderlijke plaats in binnen dit oeuvre: samen met het begijnhof van Diksmuide is het Acke’s enige project van wederopbouw à l’identique. Ook deze bij uitstek regionalistische projecten, waarbij vernietigde baksteen-architectuur werd herschapen, toont één van de aspecten van Acke’s omgang met traditionele bouwmaterialen. De kwalificaties ‘charmant, evenwichtig en sierlijk in materiaalgebruik’ van het architectuurtijdschrift L’Emulation (1925) voor Acke’s ‘Gouden Lanteern’ gelden ongetwijfeld ook voor dit landhuis, een minder bekend werk van Acke.

De Sint-Annakapel bij de erfoprit vormt net als de brug een toevoeging uit de wederopbouwperiode. De datering “1930” boven de deur plaatst de site van de ‘Kasteelhoeve’ op expliciete wijze in de tijd na de oorlog. Door de gele baksteenbouw boven een plint van Artesische zandsteen, het leien dak en de aandaken met vlechtingen sluit de kapel architecturaal sterk aan bij het landhuis. Ook het bakstenen honden-hok op het neerhof refereert met zijn tuitgevels aan de architectuur van het huis. Deze ijkpunten verwijzen bij de erftoegang en op het neerhof naar de architectuur van het landhuis.

De voor de oorlog in aparte gebouwen ondergebrachte hoevefuncties werden bij de wederopbouw samengebracht in de imposante stal- en schuurvleugel. Het ontwerp van de Brusselse architect Hippolyte Steels is representatief voor de trend bij de wederopbouw van hoeves om een regionalistisch geïnspireerde baksteenarchitectuur (korfbogige en rechthoekige muuropeningen onder strek, steunberen...) voor de buitenschil te combineren met het gebruik van beton voor het interieur. Het nieuwe gebouw werd grotendeels ingenomen door de op efficiëntie en hygiëne gerichte Hollandse koestal. Hierbij werden een centrale voedergang en twee zijdelingse mestgangen bediend vanuit de zijgevel. Hoewel dit staltype werd gepropageerd in het modelboek Fermes-types et constructions rurales en WestFlandre (1918) van Ronse en Raison, vormt de realisatie ervan en zeker de bewaring en leesbaarheid van een deel van de structuur een uitzonderlijk gegeven.

De uitzonderlijke omvang van de stal- en schuur-vleugel wordt nog benadrukt door het immense zadeldak met wolfseinden en brede dakrand. Schuurpoorten, staldeuren en - vensters, laaddeuren, verluchtingsgleuven en steunberen zorgen voor een sterke ritmering van het gebouw, en maken de vroegere functies afleesbaar: het stallen van dieren, de opslag van landbouwgewassen op de zolders of in de aardappelkelder, de schuurdoorrit en de dorsvloer. Ook hier werden standaarddeuren en -vensters van de Dienst der Verwoeste Gewesten geplaatst, die deels door Steels zelf ontworpen waren.

Bijzonder bij de site van de ‘Kasteelhoeve’ is ook de gaaf bewaarde, hoge ensemblewerking tussen de historische gebouwen onderling, en tussen deze gebouwen en hun omgeving. Deze interactie wordt bevorderd door de gaaf bewaarde openheid van het neerhof en de huisweides. De lange erfoprit verbindt, ook visueel, de huisweides, het neerhof en het opperhof. De brug over de omwalling slaat dan weer letterlijk de brug tussen het hoger gelegen opperhof met landhuis en het neerhof met stal- en schuurvleugel. Uiteraard speelt de ensemblewerking zich ook af op en rond het opperhof (tussen het landhuis, de brug met toegangspoort en de omwalling met knotbomen), op het neerhof (tussen de stal- en schuurvleugel, het hondenhok en het erf) en rond de erfoprit (tussen de oprit, de huisweides, de bakstenen pijlers met hekken en de kapel).


Aanduiding van

Is de bescherming van

Kasteelhoeve

Oostendestraat 87 (Diksmuide)
De erftoegang is gemarkeerd door hekpijlers en de kapel. De tweeledige structuur van de site bestaat uit het omwalde opperhof, minimaal teruggaand tot de 17de eeuw, met het landhuis en het niet omwalde neerhof met de stal- en schuurvleugel, en het hondenhok. Het behoud van de woning op het opperhof vormt een uitzonderlijk gegeven bij de wederopbouw. In 1920-1921 werd de stal- en schuurvleugel op het neerhof herbouwd door de Brusselse architect Hippolyte Steels. In 1923-1925 stond de Kortrijkse architect Richard Acke in voor de wederopbouw van het landhuis. De sierlijke brug met poort over de wal vormt net als de kapel van 1930 een toevoeging uit de wederopbouw. De oevers van de walgracht zijn afgeboord met oude knotbomen van wilg en populier.

Andere relaties

Heeft als voorganger

Wederopbouwhoeve Kasteelhoeve

Oostendestraat 87 (Diksmuide)


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Wederopbouwhoeve Kasteelhoeve [online], https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/127726 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.