Als typerend woonhuis voor de aristocratie met aandacht voor het comfort, cf. art-nouveauradiatoren. Er wordt ook een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de dienstvertrekken (de meidenkamers zijn heden grotendeels heringericht) en de leefruimten van de aristocratie, met veel aandacht aan koetshuis. Het koetshuis met stal toont het belang van de koets als transportmiddel en de aandacht voor het rij- en koetspaard in het begin van de 20ste eeuw.

in casu architectuurhistorische waarde: Als zijnde in oorsprong twee woonhuizen representatief voor de architecturale invulling van de Kortrijkse stadsuitleg circa 1870, evenwel sterk gewijzigd en tot één geheel omgebouwd omstreeks 1912 in opdracht van Ch. Goethals-de Thibault de Boesinghe die het geheel een nog meer monumentaal uitzicht verleende en bovendien combineerde met een imposant koetshuis. Het hoekpand maakt tevens deel uit van een gaaf bewaarde straatwand in neoclassicistische stijl.

Het dubbelhuis wordt gekenmerkt door een monumentale en rijkelijk aangeklede traphal en enfilade van salon en eetkamer. Het interieur vertoont een deels behouden aankleding in traditionele Franse stijlen zoals neo-régence, neo-Lodewijk XVI en neo-empire.