Teksten van Minderbroedersklooster: infirmerie

https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/137

Minderbroedersklooster: infirmerie_versie2_20160405 ()

De infirmerie behorende tot het Minderbroedersklooster te Diest, is beschermd als monument.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Minderbroedersklooster: infirmerie [online], https://id.erfgoed.net/teksten/187669 (geraadpleegd op ).


infirmerie minderbroedersklooster versie 1 06062013 ()

De infirmerie bestaat uit een bakstenen eenlaagse langsvleugel van acht traveeën onder zadeldak met vlechtingen, top- en schouderstukken, vermoedelijk daterend uit het derde kwart van de 18de eeuw.

Historiek

De minderbroeders waren de eerste kloosterlingen die zich in Diest vestigden. Omstreeks 1228-1230 bouwden zij hun eerste klooster op de hoek van de huidige Michel Theysstraat en Refugiestraat, in het Wederbroek, een eiland gevormd door twee Demerarmen. Dit moerassig gebied ontleende zijn naam aan de lakenververs of 'weders' die hier gevestigd waren. De momenteel gedempte Demerarm, die parallel met de Michel Theysstraat of Wederbroekstraat liep, was trouwens bekend als Verversgracht. De kapel van het minderbroedersklooster fungeerde alleszins vanaf 1296 als grafkerk voor de heren van Diest, die optraden als beschermheren van de jonge stichting. In de loop van de 15de eeuw werd de kapel ingrijpend verbouwd en werden ook nieuwe en ruimere kloostergebouwen opgetrokken.

Tijdens de godsdiensttroebelen in de 16de eeuw werd het klooster zwaar geteisterd. Talrijke documenten en bescheiden gingen hierbij verloren zodat over het klooster relatief weinig bekend is. Na de terugkeer van de minderbroeders werden de kloostergebouwen geleidelijk hersteld. In de loop van de 17de en 18de eeuw werden er nog belangrijke wijzigingen aangebracht. De minderbroeders hielden zich vooral bezig met prediken en opdragen van erediensten in andere parochies bij speciale gelegenheden. In 1796 werd het minderbroedersklooster afgeschaft nadat het stadsbestuur tevergeefs had geprobeerd het te verwerven om er een hospitaal in onder te brengen.

Op 9 oktober 1798 werden "kerk, klooster, dormitorium, refter, brouwerij, infirmerie, bergplaatsen en 350 roeden open plein, hovingen en boomgaard" definitief toegewezen aan Jean-Philippe Pirlet uit Leuven, die het grootste gedeelte van de gebouwen liet slopen. Niet inbegrepen in de koop waren huis en hof van "la mère Sindic" en het voorpleintje met stallingen dat voorbehouden bleef aan de gendarmerie. Deze goederen waren namelijk voordien in beslag genomen door de Nationale Kazernering. Dit huis (de voormalige portierswoning), de aangrenzende ingangspoort, de aan de Demer palende infirmerie en verspreide muurfragmenten vormen momenteel de enige, bovengrondse restanten van het minderbroedersklooster.

Een ingekleurde plattegrond, opgemaakt in 1797 door expert J. Lambert, geeft een goed beeld van de omvang en inrichting van het kloosterdomein vlak voor de sloop. Ter hoogte van de Michel Theysstraat bevindt zich het poortgebouw uit 1762 met rechts ervan de vermoedelijk gelijktijdig gebouwde portierswoning. Een ruime, volledig ommuurde tuin vormt de scheiding met de achterliggende, in het kwadraat opgestelde kloostergebouwen. Infirmerie en brouwerij zijn ietwat excentrisch gelegen ter hoogte van de knik in de Demerarm. Naast een bergplaats en stallingen wordt de rest van het domein in beslag genomen door ruim bemeten moestuinen en een boomgaard. Waar een Demerarm niet voor een natuurlijke begrenzing zorgde, werd het kloostergoed van de buitenwereld afgesloten door een ommuring. Ter hoogte van de scheiding met de huidige brouwerij Cercel liep een afvoerbeek.

Op de vroegere boomgaard na, die werd geïncorporeerd in de Sint Jozefskliniek, bleef de omvang van dit kloostergoed intact. Vermoedelijk in de periode 1860-1880 werd het domein door de toenmalige eigenaars van het aanpalende brouwerijcomplex omgevormd tot een romantisch geïnspireerde stadstuin met karakteristieke ingrediënten zoals een grillige vijverpartij met gietijzeren boogbrug, grot, serres en een Herculesbeeld, terwijl de voormalige infirmerie werd omgevormd tot tuinpaviljoen.

Uit archeologisch onderzoek in de jaren 2004-2005 bleek dat, ondanks de eerste vermelding van de het klooster van de minderbroeders in Diest rond 1228-1230, de vroegste archeologische sporen echter pas uit de late 14de eeuw dateren.

Beschrijving

De tegen de gedempte Demerarm aangebouwde, voormalige infirmerie, werd circa 1860-1880 omgebouwd tot tuinpaviljoen. De bakstenen langsvleugel met één bouwlaag van acht traveeën onder leien zadeldak tussen zijgevels met vlechtingen, top- en schouderstukken, dateert vermoedelijk uit het derde kwart van de 18de eeuw. De symmetrisch opgevatte, wit bepleisterde gevel is volledig opengewerkt met licht getoogde venster- en deuropeningen met een gecementeerde omlijsting versierd met sluitsteen en bloemenslingers. Bijzondere zorg werd besteed aan de geajoueerde houten dakbalustrade en de drie kleine dakkapellen met houten front en pinakelbekroning. De vrijwel blinde achter- en zijgevels bleven quasi ongewijzigd.

De plattegrond vertoont drie door elkaar lopende vertrekken, met centraal de vier traveeën brede 'biljartzaal', geflankeerd door twee kleinere ruimtes, waarvan de functie niet is bekend. De inrichting van de biljartzaal dateert onmiskenbaar uit de tweede helft van de 19de eeuw: met sober lijstwerk opgehoogde wanden en plafond, een (figuratief?) beschilderde plint, een monumentale, zwart marmeren schouw, geflankeerd door identieke paneeldeuren met supraportes en tenslotte een tegelvloer met figuratieve motieven. Rechts daarvan bevindt zich een kleine, onderkelderde ruimte met zwart-grijze cementtegelvloer, duidelijke sporen van een monumentale haard (raveelconstructie) en een roostering van bepleisterde moer- en kinderbalken. Tegen de achterwand vertrekt een versleten balustertrap naar de onverdeelde zolderruimte. Het vertrek aan het linkereind vertoont een sterk aangetaste, maar homogeen Louis XV-aankleding: zwart-rode tegelvloer in gebakken aarde en een fraai gestuct plafond met kooflijst en een schouwboezem, opgehoogd met composiete pilasters en rocaillemotieven.

Van de brouwerij, die rechts op de infirmerie aansloot, rest enkel een circa 1 meter hoog fragment van de voorgevel (ijzerzandstenen plint, baksteen metselwerk, aanzetten van vensteropeningen) die momenteel als tuinafsluiting functioneert.

Bibliografie

  • DUBOIS D. 1934: Het oude Diest, Diest.
  • MERCKX R. 1977: Het Minderbroedersklooster te Diest tijdens het Frans Bewind. Jaarboek van de Vrienden van de St.-Sulpitiuskerk, Diest.
  • RAYMAEKERS F. J. E. 1870: Het kerkelijk en liefdadig Diest, Leuven.
  • VAN DER EYCKEN M. 1980: Geschiedenis van Diest, Diest.
  • VAN RUYSEVELT S. 1972: De Franciskaanse kerken. De stichtingen van de 13de eeuw. VIII. Diest, Franciscana, 27, 19-26.

Bron: Beschermingsdossier DB002042, Infirmerie Minderbroedersklooster (digitaal dossier)
Auteurs:  Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Minderbroedersklooster: infirmerie [online], https://id.erfgoed.net/teksten/145760 (geraadpleegd op ).