Teksten van Centrale Bibliotheek Katholieke Universiteit Leuven

https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/1375

Centrale Bibliotheek Katholieke Universiteit Leuven ()

De Centrale Bibliotheek van de Katholieke Universiteit van Leuven is met inbegrip van het interieur beschermd als monument.

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2013: Centrale Bibliotheek Katholieke Universiteit Leuven [online], https://id.erfgoed.net/teksten/188676 (geraadpleegd op ).


Centrale Bibliotheek Katholieke Universiteit Leuven ()

De Centrale Bibliotheek van de universiteit van Leuven is een imposant complex op nagenoeg rechthoekige plattegrond dat bestaat uit twee noord-zuid-georiënteerde langsvleugels verbonden door drie kleinere dwarsvleugels rondom twee binnenplaatsen. De bibliotheek domineert het Monseigneur Ladeuzeplein. De bouw werd gestart in 1921 naar ontwerp van de Amerikaanse architecten Warren en Wetmore.

Historiek

Gesticht in 1636 als bibliotheek van de universiteit, werd deze aanvankelijk ondergebracht in een lokaal van de Universiteitshal. De collectie werd later op aangeven van professor H. Rega overgeplaatst naar een vleugel, opgetrokken tussen de Universiteitshal en de Oude Markt (1723-1731). In de nacht van 25 op 26 augustus 1914 staken Duitse soldaten Universiteitshal en 18de-eeuwse bibliotheekvleugel in brand, waarbij quasi het totale boekenbestand (circa 230 000 boeken, 800 wiegedrukken en 950 handschriften) vernietigd werd. De brandstichting kaderde in een grote terreurcampagne waarbij Duitse troepen ruim 1100 panden brandschatten en 209 personen ombrachten. Hoewel de Duitse overheid deze maatregel verklaarde als vergeldingsactie voor aanslagen van franc-tireurs vormde afschrikking waarschijnlijk de werkelijke drijfveer. De internationale verontwaardiging over deze daad van cultuurbarbarij was enorm. Reeds in 1914 nam het Parijse Institut de la France een initiatief om boeken voor een nieuwe bibliotheek bijeen te brengen. Verschillende steuncomités werden later gegroepeerd in het Oeuvre nationale pour la réconstruction de l’Université de Louvain.

Na de oorlog zagen Amerikanen in het aanbod van een nieuw bibliotheekgebouw de kans hun aanwezigheid op Europese vasteland te concretiseren. De Amerikaanse architect Whitney Warren (1864-1943) en zijn vennoot Charles D. Wetmore werden bereid gevonden gratis plannen voor een nieuwe bibliotheek uit te werken. Warren, afgestudeerde van Parijse Ecole des Beaux-Arts en corresponderend lid van Institut de France genoot in zijn thuisland een grote reputatie als bouwmeester van stationsgebouwen (onder meer Central Station, New York) en luxehotels.

Als locatie voor de nieuwe bibliotheek werd geopteerd voor een afgebrand bouwblok op het hoger gelegen oostgedeelte van het toenmalige Volksplein. Hoewel het Provinciebestuur die plaats had voorbestemd voor een nieuw gerechtsgebouw naar ontwerp van Oscar Francotte, werd onder druk van hogerhand het terrein aan de Universiteit afgestaan.

De Eerstesteenlegging op 28 juli 1921 gebeurde in aanwezigheid van de koninklijke familie. Na de goedkeuring van de plannen door het Raadgevend Comiteit voor het Stedeschoon (mei 1922) en de aflevering van de bouwvergunning (juni 1922) werd met de bouw gestart. Bij de inwijding van de vleugel langsheen Blijde Inkomststraat (17 juli 1923) plaatste kroonprins Leopold het eerste boek waarin de namen van 196 gesneuvelde studenten waren aangebracht. Het boekenbestand werd uitgebouwd door toevallige giften en systematische opbouw van een wetenschappelijke bibliotheek, onder meer gefinancierd door in het Verdrag van Versailles opgenomen Duitse herstelbetalingen. Omwille van financiële perikelen verliep de bouw met horten en stoten totdat de latere president H. Hoover in 1926 de vastgelopen financieringscampagne opnieuw vlot kon trekken. De officiële inwijding (4 juli (Independence Day) 1928) werd ontsierd door een controverse omtrent de spreuk "Furore Teutonica diruta dono Americano restituta" die volgens plannen van Warren de centrale balustrade had moeten sieren. Teneinde hernieuwde betrekkingen met Duitsland niet te hypothekeren werd op aangeven van rector Lemaire een neutrale balustrade aangebracht, in het na-oorlogse klimaat door een aantal groeperingen sterk gecontesteerd. Vijf letters van het gewraakte opschrift werden in 1978 weergevonden en ondergebracht op de noordelijke binnenplaats.

De bouw van de bibliotheek, vanaf de aanvang geconcipieerd als monument en als herinnering aan vaderlandse geschiedenis en nabije oorlogsverleden, betekende een bewuste schaalvergrotende en prestigieuze ingreep. De Amerikaanse verwezenlijkingen op bibliotheekgebied, met scheiding van boeken, bezoekers en personeel, bepaalde de algemene aanleg. Het grondplan is sterk gelijkend op dat van New York Public Library (1912), uitgetekend op een min of meer rechthoekige vorm. Het complex omvat een voorbouw met publieke gaanderij en leeszaal en achterbouw met boekenmagazijn, met elkaar verbonden via drie tussenvleugels die twee binnenplaatsen omvatten. De centrale dwarsvleugel bood plaats aan de catalogus, de zuidelijke straatvleugel omvatte administratie, enkele seminaries en kostbare boeken, de noordelijke straatvleugel met seminarielokalen en instituten met handbibliotheek. De beiaardtoren op de noordelijke binnenplaats werd voornamelijk geconcipieerd als visueel baken.

Inzake stilistische vormgeving en bouwprogramma zocht Warren aansluiting bij de historische Vlaamse architectuur. Hij poogde een grootschalige interpretatie te realiseren op de grens van renaissance en barok, refererend aan Antwerpse renaissance en latere hernemingen daarvan in de Verenigde Provinciën en Denemarken. Het ensemble heeft de contouren van een stadshal met bogengalerij, de toren verwijst naar de Europese kerk- en belfortbouw en de klokkentorens naar Amerikaanse universiteitscampussen. Geheel aansluitend bij de stemming in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog werden politieke en religieuze symbolen vermengd tot een krachtig iconografisch statement met Belgisch patriottisme, geallieerde overwinning, Amerikaanse vriendschap, Belgische dynastie en katholieke geloof als leidmotieven.

Op 16 mei 1940 beschoten Duitse troepen de bibliotheek, die grotendeels uitbrandde. Enkel de gevelpartijen, de beiaardtoren en volumes aan Arend- en Blijde Inkomststraat bleven relatief ongedeerd. Brand in het boekenmagazijn vernietigde het gros van de collectie, mede doordat gesmolten glas de magazijnvloeren in vuurvaste plaatsen was doorgedrongen. Wegens de heersende schaarste in bouwmaterialen werd enkel een voorlopig dak aangebracht (1941).

Rector-magnificus Honoré van Waeyenbergh richtte een Comité tot Herstel van de Bibliotheek van de Universiteit van Leuven op. Hoewel oproepen tot doneren van geld en publicaties grote weerklank vonden speelde het herhalingseffect Leuven parten. Bovendien weerhield de horror van de Holocaust iedereen ervan de brand opnieuw als daad van internationale cultuurbarbarij te duiden.

Gedurende de oorlog bood het Amerikaans College voorlopig onderdak aan de bibliotheek.

Meteen na de Tweede Wereldoorlog werd beslist het afgebrande oorlogsgedenkteken dat de bibliotheek was te restaureren. De leiding lag in handen van Henri Lacoste (1885-1968), leraar ontwerp aan Brusselse Academie waarvan hij later directeur werd. Lacoste, die in 1938 een later afgesprongen ontwerp had ingediend voor het bibliotheekplein, genoot in België groot aanzien als ontwerper van 'semi-publieke' gebouwen (onder meer sanatorium Buizingen) en kerken (onder meer Sint-Theodarduskerk, Beringen). Achter de relatief ongeschonden gevelpartijen werd de oorspronkelijke bibliotheekindeling grotendeels aangehouden. De voornaamste wijzigingen betroffen de plaatsing van twee bijkomende verdiepingen boven een verlaagd plafond in de leeszaal, ingericht als museumruimte en depot, en een uitbreiding van het boekenmagazijn tot negen niveaus. Deze laatstgenoemde ingreep was mogelijk door het gebruik van metalen stijlen die onderling verbonden werden door een ononderbroken betonplaat waarvan de wapening plaatselijk op stijlen rust. Vuurvaste betonnen vloeren, brandsas en stalen deuren met automatische sluiting moesten het brandrisico beperken. In de zomer van 1947 werden de eerste diensten overgebracht naar de bibliotheek, in 1949 werd het magazijngebouw afgewerkt. Na de voltooiing van de restauratie werden de leeszalen opnieuw ingericht, wat door Lacoste aangegrepen werd om zijn belangstelling voor integratie van architectuur en toegepaste kunst te concretiseren.

In de loop der jaren kregen nogal wat ruimtes een nieuwe bestemming, en werden een aantal kleinere ingrepen uitgevoerd. In 1966 werd onder leiding van architect Georges Pepermans (Université Catholique de Louvain) een metalen duplex ingeschoven op de gelijkvloerse verdieping aan de Arendstraat. De ruimte werd hierbij omgevormd tot tijdschriftenleeszaal en cataloguszaal. Het oorspronkelijk meubilair werd vervangen door metalen meubels. De beiaard werd in 1983 met Amerikaans mecenaat gerestaureerd en uitgebreid tot huidige omvang van 63 klokken. Sinds de heraanleg in 1990 is het Monseigneur Ladeuzeplein nog sterker op de bibliotheek gericht. Vanaf 4 oktober 1999 werd gestart met een gefaseerde restauratiecampagne. Fase 1 omvatte restauratie van daken, balustrades, binnengevels en een gedeelte van de toren. Fase 2 werd aangevangen op 17 september 2001, en omvat de restauratie van de buitengevels en torenspits.

Beschrijving

De Centrale Bibliotheek is een imposant complex op een nagenoeg rechthoekige plattegrond, gevat tussen Monseigneur Ladeuzeplein, Blijde Inkomststraat, Ravenstraat en Arendstraat. Het complex bestaat uit twee noord-zuid-georiënteerde langsvleugels die met elkaar verbonden zijn door drie kleinere dwarsvleugels rondom twee binnenplaatsen. De west- en oostlangsgevels tellen elk zeventien traveeën over twee bouwlagen. De dwarsvleugels tellen vijf tot acht traveeën over twee of drie bouwlagen.

De pleinvleugel (west) wordt gekenmerkt door een bogengalerij, leeszaal en twee dakverdiepingen. De oostlangsvleugel werd ingericht als boekenmagazijn en bewaarplaats voor het universiteitsarchief. De eerste verdieping van de centrale dwarsvleugel fungeert als cataloguszaal. Op de begane grond van de noorddwarsvleugel bevindt zich de leeszaal van het archief (vroeger tijdschriftenleeszaal) met daarboven verschillende seminaries. De zuiddwarsvleugel omvat administratie en seminaries.

Stilistisch refereert het complex aan de Vlaamse renaissance op de overgang naar barok, een stijl die min of meer aangehouden werd voor het geheel door onder meer het gebruik van muurbanden, hoekkettingen, kruisvensters, negblokken, ontlastingsbogen, een zandstenen plint en obelisken. In de verankerde rode baksteenbouw werden Euville en Savonnières verwerkt voor muuropeningen en architectonische of decoratieve elementen. De gevelvlakken werden op strategische plaatsen voorzien van inscripties en chronogrammen; de ankers werden ten dele uitgewerkt als A(lbert) en E(lisabeth). De horizontaliteit wordt benadrukt via muurbanden, doorgetrokken dorpels en lateien, waterlijsten en de zware omlopende kroonlijst. De gebouwen worden afgedekt door aaneengeschakelde steile leien zadeldaken met metalen spanten voorzien van twee of drie rijen klimmende dakkapellen met ijzeren fleurons.

Hoofdvleugel (west)

De pleingevel (west) is symmetrisch uitgewerkt en is gevat tussen twee zijtrapgevels van twee traveeën met klauwstukken. De begane grond bestaat uit een dubbele rondbogenarcade van bakstenen netgewelven en zandstenen ribben die centraal samenkomen op ronde zuilen met decoratief uitgewerkte kapitelen; de ruimte tussen de vierkante pijlers aan de pleinzijde wordt gescheiden door smeedijzeren hekkens. Boven elke boog met een centrale sluitsteen en festoen bevindt zich telkens een groot uitgewerkt kruisvenster van de leeszaal waarboven ontlastingsbogen. De horizontaliteit van de westpleingevel wordt gebroken door een centraal risaliet van drie traveeën, benadrukt door drie halfronde balkons tussen gecanneleerde halfzuilen op een postament met Ionische kapitelen, alle ondersteund door zware gebeeldhouwde consoles. Het risaliet wordt onder meer gekenmerkt door balkons met deurvensters in zandstenen omlijstingen die doorlopen in de glasvlakken. Elke omlijsting wordt bekroond door een gebroken fronton met een borstbeeld van een Belgisch monarch. De balustrade boven de kroonlijst aan weerszijden van het risaliet is centraal voorzien van een bas-reliëf met leeuwenschild vastgehouden door twee leeuwen (rechts) en een arendschild vastgehouden door twee leeuwen (links), beide bekroond met obelisk. Links en rechts van het topstuk bevindt zich een schouw met een zandstenen bas-reliëf van gestileerde drapering. Topstuk is geleed via halfzuilen en pilasters met composiete kapitelen die een zwaar hoofdgestel dragen waarboven een bas-reliëf de brand van de Universiteitshal afbeeldt. Het geheel is bekroond met een gebroken fronton en een centrale coquille met omringende obelisken. In de centrale nis van het onderste register van het topstuk staat een Onze-Lieve-Vrouw van de zegepraal (Jean Dampt, Frankrijk); in de zijnissen staan vazen. Het topstuk wordt nog geflankeerd door Sint-Joris met de draak (links) en Sint-Michiel met de duivel (rechts).

De zijtrapgevels zijn gedecoreerd met gebeeldhouwde heraldische dieren die verwijzen naar geallieerde bondgenoten. De zuidwestelijke zijtrapgevel is tussen beide kruisvensters van de leeszaal voorzien van een balkon met witstenen deuromlijsting waarboven een gebroken fronton met het borstbeeld van kardinaal Mercier (Pierre de Soete, Brussel). Het onderste register met omlijst bas-reliëf van de sedes sapientiae is omgeven door een gestileerde drapering en bekroond met een gebogen fronton op een voluutvormige console. In de top bevindt zich een omlijst oculus met mascaron waarboven een lege nis. Obelisk als topstuk. De noordzijtrapgevel is nagenoeg identiek, evenwel zonder balkon ter hoogte van leeszaal.

Dwarsgevel

De zuiddwarsgevel springt licht in ten opzichte van de zijtrapgevels van de langsvleugels. De drie bouwlagen over zes traveeën worden onderbroken door een zijingang. In de zuidwestoksel bevindt zich de kleine traptoren met een witstenen sokkel onder een leien spits met windwijzer, enkelvoudige lichtopeningen en een omlijst oculus.

Oostlangsgevel

De sober uitgevoerde oostlangsgevel van twee bouwlagen over zeventien traveeën is gevat tussen twee zijtrapgevels van drie traveeën met klauwstukken. De grote kruisvensters van de tweede bouwlaag worden afgewisseld met lagere kloostervensters. De balustrade wordt onderbroken door grote dakvensters met trapstukken. De trappen van de zijtrapgevels zijn gedecoreerd met gebeeldhouwde heraldische dieren dei verwijzen naar geallieerde bondgenoten. De topstukken van de zijtrapgevels zijn in het onderste register voorzien van ongelijke vensteropeningen met waterlijsten waarboven centraal een rondboogvenster met bas-reliëf in een boogveld en een cartouche onder dorpel. Obelisk als topstuk.

Binnenplaatsen

De zuidelijke binnenplaats werd recent gerenoveerd. De oost- en noordzijde van twee bouwlagen over respectievelijk één en vijf traveeën zijn voorzien van dakvensters met trapstukken. De rondboogtoegang aan de noordzijde op de binnenplaats wordt geaccentueerd door een zandstenen geblokte omlijsting met centrale sluitsteen. Door een gekorniste kroonlijst wordt deze gescheiden van het bovenliggend rondboogvenster met een geblokte omlijsting uitlopend op driehoekig fronton. De zuidzijde bestaat uit drie bouwlagen over zes traveeën boven een hoog opgetrokken kelderverdieping. De westzijde bestaat uit drie bouwlagen over vier traveeën en een dakvenster met trapstukken. De bovenste bouwlagen van de zuid- en westzijde zijn uitgewerkt als attiekverdieping met ruime glaspartijen gescheiden door zandstenen halfzuilen op postamenten waartussen een balustrade. In de zuidoostelijke oksel is een hoog oprijzende schouw aangebracht. Het niveau van de binnenplaats ligt lager dan het straatniveau, en is bereikbaar via een witstenen buitentrap. De tuinaanleg kan beschouwd worden als een hedendaagse versie van een renaissancetuin met ruitmotieven.

Op de noordelijke binnenplaats is de beiaardtoren gebouwd in de zuidwestelijke oksel. De zuid- en oostzijde heeft twee bouwlagen over respectievelijk vier en drie traveeën. Zandstenen cartouches boven de vensteropeningen van de zuidzijde. De noordzijde heeft drie bouwlagen over acht traveeën met een balustrade die wordt onderbroken door dakvensters met in- en uitzwenkende top met cartouche en obelisk.

Beiaardtoren

De beiaardtoren is horizontaal geleed via een doorlopende gekorniste kroonlijst van omringende vleugels. Boven en onder kroonlijst bevinden zich grote rondboogvensters van een staatsietrap; de vensters boven de kroonlijst zijn voorzien van een zandstenen omlijsting met kroonlijst waarboven krulwerk en obelisk. Onderaan sluit de omlijsting via consoles met leeuwenkoppen aan op zwaar uitgewerkte zandstenen cartouches met een wapenschild omgeven door fruitslingers. De torenromp heeft vier identiek uitgevoerde zijden van drie boven elkaar geplaatste, gekoppelde enkelvoudige lichtopeningen. Helemaal bovenaan een wijzerplaat in gesmeed ijzer. De beiaard werd ontworpen door Frederick C. Mayer en bestond oorspronkelijk uit 48 klokken (tijdens de restauratie in 1983 werd dit uitgebreid naar 63); de rammel is een ontwerp van J. Denijn met als basis het Reuzenlied. De romp eindigt op een kroonlijst en balustrade waar op iedere hoek een obelisk een omloop afsluit.

De bakstenen onderbouw van de tweeledige achthoekige lantaarn is aan elke zijde voorzien van een nis met omlijsting uitlopend op een driehoekig fronton waarboven telkens een rozet met Gulden Vlies en symbolen van de vier evangelisten op de hoeken. Het onderste register van de lantaarn bestaande uit acht rondboogopeningen gescheiden door pijlers met musicerende kariatiden (evangelisten en kariatiden van Jozef van Uytvanck, Leuven). De omloop van het bovenste register wordt afgesloten door een balustrade met vazen waarboven acht rondboogopeningen de zandstenen koepel met opengewerkte tamboer schragen. Bovenop een koperen bol met windwijzer in de vorm van een Belgische leeuw.

Interieur

De begane grond van de westelijke pleinvleugel wordt volledig ingenomen door een dubbele arcade waarvan de achterste galerij grotendeels is afgeschermd door glazen wand en ingericht werd als vestiaire. De oostzijde van de galerij is voorzien van zandstenen zitbanken. De vloerbekleding bestaat uit bakstenen in ruitpatroon.

In de noordzijde van de bogengalerij bieden omlijste deuren toegang tot de noordelijke binnenplaats en de leeszaal van het archief (vroeger tijdschriftenleeszaal). In de zuidzijde biedt een gelijkaardige omlijste deur toegang naar de zuidelijke dwarsvleugel. Hier bevinden zich de toegang tot de traptoren, Spoelberchkamer en administratieve ruimten. Het voormalig bureau van de hoofdbibliothecaris, nu zogenaamde Spoelberchkamer, is een stijlkamer omstreeks 1950 ingericht met gerecupereerde elementen uit verschillende stijlperiodes (onder meer een barokke schouw gedateerd 1644 met Delftse tegels, een gedeelte van de porseleincollectie van Spoelberch in boekenkasten L15 en L16, diverse schilderijen en historische voorwerpen). Achteraan de zuiddwarsvleugel biedt een ijzeren trap toegang tot de kelderverdieping. Ter hoogte van de centrale dwarsvleugel, in een uitsprong in de bogengalerij bevindt zich de staatsietrap (noord), de toegang tot de zuidelijke binnenplaats en de toegang tot de voormalige tentoonstellingskamer van de Spoelberchcollectie. Deze ruimte wordt nu gebruikt voor tijdelijke tentoonstellingen.

Ingewerkt in de sokkel van de beiaardtoren is een monumentaal vierkant trappenhuis met staatsietrap over twee verdiepingen in ongepolijst marmer afgesloten door een stergewelf. De trapbalusters zijn in vorm gestileerde vazen afwisselend met en zonder leeuwenkop. De lichtinval passeert via grote rondboogvensters op de tweede verdieping (register) voorzien van een omlijsting. De plafondvlakken op de eerste verdieping zijn met zandstenen lijstwerk afgewerkt. Het bordes ter hoogte van de eerste verdieping wordt afgesloten door imposante vleugeldeuren. In de zuidwesthoek van de tweede verdieping is de aanzet van de spiltrap van de beiaardtoren met zandstenen trapkoker voorzien van neorenaissance decoraties.

Mobilair. Buste H. Hoover (Mrs. Suzanne Farnam-Silvercruys), vergulde 18de-eeuwse Boeddha uit Birma en leeuw met wapenschild Belgische leeuw (of integraal deel van trap?).

De hal van de eerste verdieping biedt toegang tot de cataloguszaal (oost), de grote leeszaal (west) en de administratieve ruimten van de zuiddwarsvleugel. Mobilair. Plastische werken van Harry Elström (engelenbeeld voor basiliek Koekelberg, gedenkplaat bibliothecaris E. Van Cauwenbergh), J. Moeschal (roodkoperen sedes sapientiae) en J. Lagae, Brugge (buste E. Franqui), doeken van A. Ciamberlani die het ontwerp voor de mozaïeken van de arcade Cinquentenaire in Brussel afbeelden met als thema helden van de Eerste Wereldoorlog.

De leeszalen werden door Lacoste voorzien van twee galerijen en een vlak cassettenplafond. De functie van de professorenkamer (noord) en tijdschriftenleeszaal (zuid) werd naderhand gewijzigd in kleine leeszalen.

Voor de inrichting werd veel aandacht besteed aan afwerking en detaillering (onder meer getande lijsten). Het interieur is volledig in onbehandeld eikenhout met boekenkasten ingewerkt in een kamerhoge lambrisering en met parketvloeren. De decoraties verwijzen naar Afrikaanse en antieke motieven (Lacoste was lid van vijf archeologische missies in Apamea, Syrië). De oorspronkelijke afwerking werd niet volledig uitgevoerd (enkel twee panelen van de galerij en één plafondcassette). De trappalen van de galerijen werden ontworpen door Jacques Moeschal; de uitvoerder van de klok en de gekruisigde Christus zijn onbekend. Mobilair. Tafels en stoelen gekopieerd naar oorspronkelijk ontwerp van Warren, verder onder meer een portret van kardinaal Mercier (A. Besnard) en een van Ladeuze (J. Janssens).

Aansluitend bij de zuidelijke leeszaal biedt een omlijste deur toegang tot de spiltrap van de zuiddwarsvleugel die op het tweede niveau uitgeeft op het tabularium. Het tabularium is gedeeltelijk voorzien van een tongewelf en de ruimtes zijn ingericht met meubilair van de oude cataloguszaal.

De hal van de tweede verdieping met een barokke houten deuromlijsting geeft uit op de Oost-Aziatische bibliotheek (oost) en op de toegang tot de spiltrap van de beiaardtoren (zuidwest). Via een kleine trappartij sluit deze aan op de eerste dakverdieping boven de leeszalen die werd ingericht als museumruimte met mobilair afkomstig van de voormalige tentoonstellingsruimte van de Spoelberchcollectie (onder meer Andreas Vesaliuszaal met kostbaarheden universiteitscollectie). Mobilair hal. Losstaande of ingewerkte fragmenten (onder meer renaissancekast, getorste zuilen, L16 trapleuningen, staande klok) en beeldhouwwerk Harry Elström (Sint-Bernardus, vier evangelisten basiliek Koekelberg, dom Robert de Kerckhove).

De glaspartijen in de gang van de musearuimten zijn voorzien van kleine paneeltjes brandglas die mogelijk afkomstig zijn uit het kasteel Arenberg.

Bibliografie

  • Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Leuven, Monseigneur Ladeuzeplein, Centrale Bibliotheek, beschermingsdossier DB000739 (ministerieel besluit 23.03.1987).
  • CELIS J. & UYTTENHOVE P. 1991: De wederopbouw van Leuven na 1914, Leuven, 153-155.
  • DEREZ M. 1997: De Leuvense universiteitsbibliotheek 1425-1995, Leuven.
  • MONDELAERS L. & VERLOOVE C. i.s.m. VAN ROY D., VAN DAMME M. & MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed. Provincie Vlaams-Brabant. Leuven binnenstad. Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. VLB2 (onuitgegeven werkdocument).
  • SCHOONJANS J. 1977: Universiteitsbibliotheek. Een bijdrage tot haar geschiedenis, Heverlee.
  • S.n. s.d.: De Universiteitsbibliotheek, folder uitgegeven door de Vrienden van de Leuvense Universiteitsbibliotheek, s.l.
  • S.n. 1929: La nouvelle bibliothèque de l’université. Notice descriptive avec 15 gravures et 2 plans, Leuven.

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2013: Centrale Bibliotheek Katholieke Universiteit Leuven [online], https://id.erfgoed.net/teksten/150801 (geraadpleegd op ).