Teksten van Minderbroedersklooster: site

https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/142

Minderbroedersklooster: site_versie2_20160405 ()

De voormalige kloostersite te Diest, circa 1860-1880 heringericht tot een romantisch geïnspireerde stadstuin, is beschermd als monument.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Minderbroedersklooster: site [online], https://id.erfgoed.net/teksten/187674 (geraadpleegd op ).


Site minderbroedersklooster versie 1 06062013 ()

Voormalige kloostersite, circa 1860-1880 heringericht tot een romantisch geïnspireerde stadstuin aansluitend op het aanpalende brouwerijcomplex.

Historiek

De minderbroeders waren de eerste kloosterlingen die zich in Diest vestigden. Omstreeks 1228-1230 bouwden zij hun eerste klooster op de hoek van de huidige Michel Theysstraat en Refugiestraat, in het 'Wederbroek', een eiland gevormd door twee Demerarmen. Dit moerassig gebied ontleende zijn naam aan de lakenververs of 'weders' die hier gevestigd waren. De momenteel gedempte Demerarm die parallel loopt met de Michel Theysstraat of Wederbroekstraat was trouwens bekend als Verversgracht. De kapel van het minderbroedersklooster fungeerde alleszins vanaf 1296 als grafkerk voor de heren van Diest, die optraden als beschermheren van de jonge stichting. In de loop van de 15de eeuw werd de kapel ingrijpend verbouwd en werden ook nieuwe en ruimere kloostergebouwen opgetrokken.

Tijdens de godsdiensttroebelen in de 16de eeuw werd het klooster zwaar geteisterd. Talrijke documenten en bescheiden gingen hierbij verloren zodat over het klooster relatief weinig gekend is. Na de terugkeer van de minderbroeders werden de kloostergebouwen geleidelijk hersteld. In de loop van de 17de en 18de eeuw werden nog belangrijke wijzigingen aangebracht. De minderbroeders hielden zich vooral bezig met prediken en opdragen van erediensten in andere parochies bij speciale gelegenheden. In 1796 werd het minderbroedersklooster afgeschaft nadat het stadsbestuur tevergeefs had geprobeerd het te verwerven om er een hospitaal in onder te brengen.

Op 9 oktober 1798 werden "kerk, klooster, dormitorium, refter, brouwerij, infirmerie, bergplaatsen en 350 roeden open plein, hovingen en boomgaard" definitief toegewezen aan Jean-Philippe Pirlet uit Leuven, die het grootste gedeelte van de gebouwen liet slopen. Niet inbegrepen in de koop waren huis en hof van "la mère Sindic" en het voorpleintje met stallingen dat voorbehouden bleef aan de gendarmerie. Deze goederen waren namelijk voordien in beslag genomen door de 'Nationale Kazernering'. Dit huis - de voormalige portierswoning -, de aangrenzende ingangspoort, de aan de Demer palende infirmerie en verspreide muurfragmenten vormen momenteel de enige, bovengrondse restanten van het minderbroedersklooster.

Een ingekleurde plattegrond, opgemaakt in 1797 door expert J. Lambert, geeft een goed beeld van de omvang en inrichting van het kloosterdomein vlak voor de sloop. Ter hoogte van de Michel Theysstraat bevindt zich het poortgebouw uit 1762 met rechts ervan de vermoedelijk gelijktijdig gebouwde portierswoning. Een ruime, volledig ommuurde tuin vormt de scheiding met de achterliggende, in het kwadraat opgestelde kloostergebouwen. Infirmerie en brouwerij zijn ietwat excentrisch gelegen, ter hoogte van de knik in de Demerarm. Naast een bergplaats en stallingen wordt de rest van het domein in beslag genomen door ruim bemeten moestuinen en boomgaard. Waar een Demerarm niet voor een natuurlijke begrenzing zorgde, werd het kloostergoed van de buitenwereld afgesloten door een ommuring. Ter hoogte van de scheiding met de huidige brouwerij Cerckel liep een afvoerbeek.

In 1881 kocht Charles Pieck van de brouwerij Pieck (later Cerckel) de boomgaard en enkele kleinere percelen die tijdens het Oude Regime deel uitmaakten van het minderbroedersklooster. Ongeveer de helft van het kloosterdomein werd door Pieck aangekocht en ingelijfd bij de 'lusttuin' van 1,3 hectare die op dat moment werd aangelegd. Tezelfdertijd werd de oude kloosterinfirmerie aan de oever van de Demer verbouwd tot 'lusthuis'. In feite werd alleen de gevel aan de tuinkant als tuingevel herdacht: witte bepleistering, kunststenen sierlijsten rond deuren en ramen, rustieke, speelse dakkapellen en bij het middenrisaliet een perron met drie treden. Aan de achter- en zijgevels is nog te zien dat het om een 18de-eeuws gebouw gaat en er zijn ook nog plafonds met Louis XV-stucwerk bewaard.

In het verlengde daarvan werd een (nu verdwenen) 'oranjerie' gebouwd, althans volgens het kadaster. In feite gaat het om halve serres (met kwartcirkelprofielen) met centraal een hoger, vierkantig ingangspaviljoen met een elegant gebogen glazen tentdak. De lichtheid van de constructie werd versterkt door de smalle beglazing tussen dunne ijzeren stijlen en door het overdadige krulsmeedwerk van de dubbele deur en de rondboogvormige waaier. Enig in haar soort is de smeedijzeren, gestrekte boogbrug die het noordelijke vijvergedeelte overspant, met vakwerkspanten, leuningspijlen onderling verankerd door S-motieven en, halverwege, twee (nu verdwenen) lantaarns.

Bij de overname van het bedrijf én de residentie door Edouard Cerckel-Pieck in 1890 waren, behalve de nutstuin, alle ingrediënten van een traditioneel landgoed aanwezig, maar in een gereduceerde, aan de binnenstad aangepaste vorm. Op de militaire topografische kaart van 1870 wordt de open ruimte bij de brouwerswoning nog als een traditionele, in rechthoekige bedden verdeelde tuin weergegeven. Een volgende uitgave van de topografische kaart toont een vrij raadselachtig beeld van het parkje, misschien als ontwerp in uitvoering te interpreteren: stippellijntjes (normaliter het symbool voor hagen) die een onregelmatig patroon vormen. Deze stippellijntjes geven de amoeboïde contouren weer van de huidige vijver.

Uit archeologisch onderzoek in de jaren 2004-2005 bleek dat, ondanks de eerste vermelding van de het klooster van de minderbroeders in Diest rond 1228-1230, de vroegste archeologische sporen echter pas uit de late 14de eeuw dateren.

Beschrijving

De voormalige kloostersite werd circa 1860-1880 heringericht tot een romantisch geïnspireerde stadstuin aansluitend op het aanpalende brouwerijcomplex. De monumentale restanten van het klooster werden als vanzelfsprekend geïntegreerd in het tuinconcept dat formeel wordt gekenmerkt door kronkelende paden, een grillige vijverpartij met gietijzeren boogbrug en rotspartij en een halfronde gietijzeren muurserre met koepelvormig portiek, terwijl de vroegere infirmerie werd ingericht tot tuinpaviljoen.

De vijver, die nu soms droogstaat, heeft een langgerekte vorm; hij bestaat uit een smal ‘bovenstrooms’ gedeelte, dat vermoedelijk bedoeld was om het beeld van een rivier te evoceren, en een breed uitlopend ‘benedenstrooms’ gedeelte met een eilandje. Beide delen worden gescheiden door een grotachtige rotspartij met een brede cascade. Mogelijk werd het systeem op bepaalde tijdstippen ‘bovenstrooms’ met water gevoed vanuit dezelfde artesische put die ook de brouwerij van water voorzag. De rotspartij bevindt zich ter hoogte van het ‘lusthuis’ (voormalige infirmerie) en is omgeven door enkele bomen en struiken, die vermoedelijk na de Eerste Wereldoorlog werden aangeplant: twee bruine beuken (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’), een treurbeuk (Fagus sylvatica ‘Pendula’) – stamomtrekken tussen 2 en 3 meter – en twee taxussen (Taxus baccata). Verspreid over het park komen nog enkele 19de-eeuwse bomen voor: bruine beuken en witte paardenkastanjes (Aesculus hippocastanum) met stamomtrekken tussen drie en vier meter, en vooral een monumentale zilverlinde (Tilia tomentosa) met 4,57 meter stamomtrek. Zeldzaam zijn twee uitbundig woekerende melkwingerds (Periploca graeca), klimplanten met purpergele bloemen. Er is ook een ‘stinze’ flora aanwezig met voorjaarsbloeiers als vingerhelmbloem (Corydalis solida) en sneeuwklokje (Galanthus nivalis).

Bibliografie

  • Beschermingsdossier DB002042, site van het voormalige Minderbroedersklooster, 1996.
  • DENEEF R. (red.) 2007: Historische tuinen en parken van Vlaanderen, Inventaris Vlaams-Brabant, Hageland – Noordoosten van Vlaams-Brabant, Aarschot, Begijnendijk, Bekkevoort, Boortmeerbeek, Diest, Haacht, Keerbergen, Rotselaar, Scherpenheuvel-Zichem, Tremelo, M&L Cahier 14, Brussel, 128-132.
  • DUBOIS D. 1934: Het oude Diest, Diest.
  • MERCKX R. 1977: Het Minderbroedersklooster te Diest tijdens het Frans Bewind. Jaarboek van de Vrienden van de St.-Sulpitiuskerk, Diest.
  • RAYMAEKERS F. J. E. 1870: Het kerkelijk en liefdadig Diest, Leuven.
  • VAN DER EYCKEN M. 1980: Geschiedenis van Diest, Diest.
  • VAN RUYSEVELT S. 1972: De Franciskaanse kerken. De stichtingen van de 13de eeuw. VIII. Diest, Franciscana, 27, 19-26.

Auteurs:  May, Laura; Cox, Lise
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Minderbroedersklooster: site [online], https://id.erfgoed.net/teksten/145764 (geraadpleegd op ).