Beschrijving
Deze bescherming betreft de Onze-Lieve-Vrouw van Groeningekapel in Kortrijk.
Waarden
De Onze-Lieve-Vrouw van Groeningekapel is beschermd als monument omwille van het algemeen belang gevormd door:
culturele waarde
Kleine betreedbare kapellen werden opgericht door individuen, families of kleine gemeenschappen. Ze geven uitdrukking aan persoonlijke religieuze noden of aan de religieuze belevening van een gemeenschap. De Onze-Lieve-Vrouw van Groeninge-kapel is specifiek opgericht door Felix Dujardin om de Guldensporenslag te herdenken en verwijst zo naar een politieke en historische overtuiging. Nadien groeide de kapel echter wel uit tot een volkskundig symbool omwille van de verering van Onze-Lieve-Vrouw van Groeninge en de ontvoogding van de “gewone Vlaming”. Dat resulteerde in de optochten en gebedsmomenten die zich in en rond de kapel hebben afgespeeld.
architecturale waarde
De architectuur van de kapel ondersteunt niet enkel de historische waarde, zij heeft zelf ook een belangrijke architecturale waarde. Een kapel, gebouwd in 1832, is eerder zeldzaam in Vlaanderen. Het grootste deel van dergelijke kapellen die in Vlaanderen werden opgericht en tot op heden bewaard zijn, dateren van na 1850. Kapellen zijn architecturaal dikwijls interessant: de kleine schaal en de relatief beperkte kost van een kapel maakt het voor de burger mogelijk een ornamentiek te kiezen die aansluit bij de geldende smaak van die tijd of ze geven uitdrukking aan de persoonlijke voorkeur van de oprichter. In de eerste helft van de negentiende eeuw werden gebouwen niet of amper in gotische stijl opgetrokken. De kapel is daarop een beredeneerde uitzondering.
De gotische bouwkunst maakte sinds de late middeleeuwen deel uit van het stedelijk landschap in Vlaanderen. Tot in het begin van de zeventiende eeuw werden laat- of nagotische gebouwen opgetrokken en was de bevolking met deze architectuur vertrouwd; tot het smaakoordeel verschoof naar de modieuze “klassieke” architectuur. Maar ondanks de nieuw- en vernieuwbouw die gedurende de twee eeuwen daarop de steden transformeerden, bleven vele van de grote gotische bouwwerken overeind. Zonder ooit echt weggeweest te zijn werd de gotiek terug geïntroduceerd in de 18de eeuwse tuinkunst en trad de typische ornamentiek schoorvoetend binnen als decoratief element in gebruiksvoorwerpen en architectuur. Enkele van die vroege voorbeelden doken ook op in Vlaanderen tijdens de eerste decennia van de negentiende eeuw. De neogotiek brak pas echt door in de tweede helft van de negentiende eeuw, met de architectuur van onder meer Jean-Baptiste Bethune voorop. Tegelijk werd deze stijl niet alleen een architecturaal middel maar het symbool van de herwonnen kracht van het christelijke katholieke geloof. Bisschoppen zoals Delbecque (Gent) en Malou (Brugge) propageerden de nieuwe architectuur.
De kapel heeft een belangrijke architecturale waarde gezien de bijzondere plaats die zij inneemt in de architectuurgeschiedenis van België in het algemeen en in de ontwikkeling van de neogotische bouwkunst, in het bijzonder de zeldzame vroege, romantisch geïnspireerde neogotiek. Ze bleef ook na de verbouwing in 1867-1868 als dusdanig herkenbaar. Daarnaast laat het interieur ook een voorbeeld zien van de rijpere neogotiek die weerspiegeld wordt in de – voor een kleine kapel – vrij rijke polychromie en het meubilair. Naar architectuur-typologie kan men ook over een zeldzame kapel spreken: een betreedbare kapel uit die periode is op zich al opmerkelijk. De meeste kapellen die heden bewaard zijn dateren van na 1850.
historische waarde
De kapel werd opgericht in 1832 naar aanleiding van de hernieuwde interesse in de Guldensporenslag. De gerespecteerde Kortrijkse amateur historicus Jacques Goethals Vercruysse was reeds vanaf het einde van de achttiende eeuw op zoek naar de geschiedenis van zijn stad. Hij bracht de legende van de verschijning van het wonderbaarlijke ivoren beeldje van Maria met het Kind Jezus dat in 1302 bewaard werd in de Groeningeabdij terug onder de aandacht. De verschijning zou het leger van ambachtslui dat in Kortrijk verzameld was geholpen hebben de Gulden-sporenslag tegen het verzamelde Franse leger te winnen.
De verschijning behoort tot de legendevorming achteraf maar de plaats waar de veldslag plaatsvond is precies gekend en het feit dat de kapel net hier werd opgericht, dichtbij de toenmalige Cisterciënzerinnenabdij van Groeninge, geeft haar een belangrijke contextwaarde. De hernieuwde belangstelling voor de slag kwam tegelijk met de nieuwe nationale tendensen die overal in Europa vorm kregen. De nieuwe staat België kon zich verzekeren van een rijk en roemrucht verleden dank zij een bloedige veldslag tegen Frankrijk. De bevolking herinnerde zich overigens goed de Franse revolutie, de omgang met de kerkelijke goederen, de opgelegde laïcisering en de verwarrende jaren nadien met Napoleontische oorlogen en de opgelegde organisatie van de maatschappij. De Guldensporenslag werd een breed gedragen symbool van de prille onafhankelijkheid van België en kreeg zijn weerslag in de Romantiek via literatuur, plastische kunsten en dus ook via de architectuur.
Opmerkelijk aan de kapel is dat het niet alleen een vroeg signaal was van de zoektocht naar ankerpunten voor de Belgische onafhankelijkheid; de keuze voor de neogotiek was eveneens een versterking of verdieping van die historische argumentatie. De gotiek als verwijzing naar de Middeleeuwen, de glorierijke tijd van de steden in Vlaanderen en hun opvallende bouwwerken, een manifest van de christelijke waarden versus de revolutionaire vernielingen. De eigenaar van de kapel kiest ook bewust voor de historische connotatie: de herberg op de hoek, toebehorend aan dezelfde eigenaar kreeg de naam “Den Pelgrim van Groeninghe”. Met de dubbele verwijzing naar de Guldensporenslag slaagde men er in om de geschiedenis van de nieuwe natie te symboliseren. In dezelfde beweging werd de Guldensporenslag door sommigen verbonden met de katholieke traditie in Vlaanderen, tevens een verwijzing naar het loskomen van het protestantse Nederland. Later in de negentiende eeuw groeit de Guldensporenslag voor velen uit tot een bij uitstek nationalistisch symbool van Vlaamse ontvoogding, anderen zagen de strijd als een symbool van de overwinning van het proletariaat op de aristocratie.
De historische waarde is niet te onderschatten gezien de representativiteit en de zeldzaamheid van een zeer vroeg gedateerd herdenkingsmonument voor de Guldensporenslag.