Teksten van Kasteeldomein Het Prinsenhof: ruïnes kasteel

https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/1515

Kasteeldomein Het Prinsenhof: ruïnes kasteel_versie 2_20151116 ()

De ruïnes van het kasteel Het Prinsenhof zijn beschermd als monument.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein Het Prinsenhof: ruïnes kasteel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/182591 (geraadpleegd op ).


Prinsenkasteel: ruïnes tekst d.d. 14/11/2013 ()

Op een rechthoekig burchteiland omgeven door een brede, quasi vierkante slotgracht bevindt zich de ruïne van een laatmiddeleeuwse waterburcht die toegankelijk is via een vernieuwde brug aan de zuidkant. Van de burcht bleef slechts het noordwestelijke gedeelte goed bewaard: de donjon in de zuidwesthoek, een ronde hoektoren in het noordwesten en de westergevel. Verder zijn ook ruïnes bewaard van de hoofdvleugel van het kasteel.

Historiek

Het kasteel werd steeds bewoond door de jongste tak van het geslacht Berthout. In 1197 had men immers het Land van Grimbergen verdeeld tussen Gerard III, wiens eigendommen werden geërfd door de families van Perwez, van Vianden en van Nassau en zijn jongere broer Arnout II wiens eigendommen werden geërfd door de families van Aa, van Bergen (op Zoom), Glymes en de Mérode. In 1757 kwam er een einde aan de verdeling met de verkoop van het Nassau-patrimonium aan Ferdinand Gaston van Croy, afstammeling van de jongste tak. In 1625 of 1626 werd Grimbergen tot graafschap verheven, met Godevaard van Bergen als eerste graaf en in 1686 tot prinsdom, met Filip-Frans van Bergen als eerste prins van Grimbergen; sindsdien is er sprake van het Prinsenkasteel.

Nadat de burcht op de Borgtberg afgebrand was tijdens de Grimbergse oorlog (1141-1159), trokken de Heren van Grimbergen op de plaats genaamd 'Boksem', zo'n 600 meter zuidwaarts van het dorpscentrum en de norbertijnerabdij, een nieuwe verblijfplaats op. Dit gebeurde waarschijnlijk pas op het einde van de 13de of in de 14de eeuw, daar er in de 13de eeuw geen akten werden ondertekend op het kasteel te Grimbergen. Ook deze burcht werd na belegering in 1488 door Maximiliaan van Oostenrijk en in 1489 door Hertog Albert van Saksen tot op de funderingen afgebroken. Op het einde van de 15de eeuw werd met de heropbouw gestart, mogelijk op de oude funderingen (zie Gramaye, 1606). Het kaartboek van de abdij (1699) en de kopergravure van Sanderus (1727), tonen een omwald kasteel aan de noordzijde voorafgegaan door een eveneens omwald neerhof.

In 1610 verbouwde Jacques van Bergen - Glymes de burcht tot een 'huis van Plaisantie' met bijhorende lusttuin. Tien jaar later kocht hij 23 bunder land aan op het kerkveld om het bosareaal uit te breiden. Mogelijk werd ook in dat kader het neerhof verlaten en nieuwe dienstgebouwen opgetrokken ten zuiden van het kasteel, buiten de omwalling. De tekening van C. Huyghens junior (1676), de gravure van Harrewijn (1696) en het kaartboek van de abdij (1699) tonen het toenmalige kasteeldomein in al zijn glorie. Het noord-zuid uitgelengd territorium was vanuit het dorp te bereiken via een dubbele dreef die ter hoogte van het neerhof een korte haakse aftakking kreeg. In het verlengde lag de semi-gesloten hoeve, rechts ervan een aan drie zijde gesloten voortuin, gevolgd door het omwalde opper- en neerhof. Ten westen van de hoeve lag de voortuin, en het opperhof was een renaissance tuin aangelegd afgeboord door een dreef die noordwaarts doorliep en uitmondde in een rechthoekig parkje. Aan de oostzijde, tussen de prinsendreef en het kasteel, lag nog een groot stuk bouwland. Het waterkasteel was te bereiken langs een zuidelijke, gedeeltelijk stenen boogbrug die leidde naar een monumentale toegangspoort geflankeerd door ronde torentjes en langs een westelijke toegangsbrug geflankeerd door obelisken die leidde naar de poortdonjon. Het kasteel bestond uit een groot aantal volumes onder zadel- en tentdaken (er is zelfs geen binnenkoer meer waar te nemen) waaronder een donjon, meerdere torens en aan de oostzijde een kapel. De donjon en de ronde noordwestelijke hoektoren hadden een spits tentdak met verschillende dakkapellen bekroond door een bol.

Tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748) werd het interieur van het Prinsenkasteel door eigen troepen vernield, terwijl het in 1745 zwaar te lijden had van de Franse kanonnen. Nog in hetzelfde jaar liet graaf Louis-Joseph d'Albert de Luynes "réparations de nécessité et de plaisir" aan het exterieur en interieur uitvoeren alsook de tuinen volledig heraanleggen. De nicht van zijn vrouw, Maximilienne-Thérèse d'Oignies, gravin van Coupigny, liet vermoedelijk circa 1770 nogmaals verfraaiingswerken uitvoeren.

Aan de hand van oude prentkaarten en foto's zag het kasteel er rond de eeuwwisseling als volgt uit: een complex geheel van volumes met kalkzandstenen paramenten onder leien bedaking, U-vormig geschikt rond een binnenplaats. In de zuidwestelijke hoek stond de donjon, in de noordwestelijke hoek een ronde hoektoren, echter losstaand van het meest noordelijke volume, en in de noordoostelijke hoek een vierkante hoektoren. De binnenkoergevels, opgebouwd volgens een strak schema, werden horizontaal geleed door twee geprofileerde waterlijsten en op de begane grond door een rondboogarcade met trapeziumvormige sluitstenen. De rondboogdeur met gedecoreerde sluitsteen (met wapenschild?) werd bekroond door een deurvenster met balkon en geflankeerd door gevelhoge pilasters.

Van 1901 tot 1933 verbleven er de zusters norbertinessen uit de abdij van Saint-Anne-de-Bonlieu de Montelimar (Frankrijk). In 1907 vonden restauratiewerken plaats onder leiding van architect Pierre Langerock (Leuven). In 1944 staken Duitse soldaten bij hun terugtocht het kasteel in brand. Jeanne-Marie de Hemricourt-de Grunne, dochter van Henriette de Merode, schonk het kasteeldomein aan de gemeente. De resten van het Prinsenkasteel takelden onder invloed van weer, wind, begroeiing en plunderaars steeds verder af tot de huidige ruïne. In 1996-1997 werden onder leiding van architect P. Dom (Grimbergen) de donjon gerestaureerd en de ruïne geconsolideerd.

Beschrijving

Op een rechthoekig burchteiland omgeven door een brede, quasi vierkante slotgracht bevindt zich de ruïne van een laatmiddeleeuwse waterburcht die toegankelijk is via een vernieuwde brug aan de zuidkant. Van de burcht bleef slechts het noordwestelijke gedeelte bewaard, opklimmend tot het einde van de 15de eeuw, mogelijk met behoud van de 13de-eeuwse fundamenten: in de zuidwestelijke hoek is de gerestaureerde, vier bouwlagen hoge donjon door een weermuur van drie traveeën en twee bouwlagen verbonden met een drie bouwlagen hoge ronde hoektoren in de noordwestelijke hoek. Ten oosten van deze constructie zijn er nog enkele muurresten bewaard van het voornamelijk 17de- en 18de-eeuwse hoofdvleugel van het kasteel (zie jaarstenen). Deze hoofdvleugel is gebouwd tegen een anterieure noordelijke weermuur, die ongeveer in het midden een rechthoekige uitbouw vertoont. De hoofdvleugel vertoonde tot voor de verwoesting een U-vormig grondplan. De oostvleugel is nu praktisch volledig verdwenen. Het gehele complex werd opgetrokken in baksteen en van een lokaal gewonnen kalkzandstenen parament voorzien.

De 15de-eeuwse donjon, die zowel als hoektoren en poortdonjon dienst deed, werd opgetrokken op een vierkantige plattegrond met afgeronde noordwestelijke en zuidwestelijke hoek. Het gebruik van de toren als poortdonjon wordt aangetoond door de doorgang met dichtgemetselde valheksleuven in de westzijde van de toren. De donjon is een verankerde bakstenen constructie met een kalkzandstenen parament van vier bouwlagen onder plat dak met piramidevormige zinken koepeltje. De westzijde is voorzien van twee smalle steunberen uitlopend op een getrapt bovenstuk. De overwegend kleine rechthoekige venstertjes dragen een geprofileerde latei, met uitzondering van twee bolkozijnen, een kloostervenster ter hoogte van de tweede bouwlaag en een westelijk roosvenster met uurwerkplaat (18de eeuw?) op het bovenste niveau. Aan de waterzijde is de aangepaste rechthoekige toegang voorafgegaan door een recente valbrug. De spitsboogpoort aan de koerzijde wordt geflankeerd door een klein rechthoekig deurtje dat rechtstreeks toegang geeft tot de spiltrap.

Interieur. Met uitzondering van de vierkante begane grond hebben de overige niveaus een onregelmatig grondplan, toegankelijk via de (vernieuwde) houten spiltrap ingewerkt in de noordoostelijke hoek. Alle niveaus hebben een vernieuwd houten plafond. Op het poortniveau zijn een viertal bouwfasen te onderscheiden, voornamelijk uit de 17de eeuw. Het grootste deel van het metselwerk en de beide poortdoorgangen (aan de waterzijde bestaande uit een spitsboog, valheksleuf en twee korfbogen) resten nog van de eerste fase. Het binnenparament van de traptoren is mogelijk van de tweede fase. Tijdens de derde fase werd van de doorgang een overwelfde kamer gemaakt waarbij een kruisribgewelf, nu verdwenen, en twee vensters werden aangebracht, onder andere een kruisvenster in de poort aan de waterkant (zie gravure door Lauters, 1841), die op het moment van bescherming als deur fungeert. De segmentboognis in de noordgevel en de huidige toegang tot de traptoren dateren van de vierde fase. Ter hoogte van de tweede bouwlaag zijn de vensteropeningen en -banken, de schouw en de kalkzandstenen deuromlijsting met consooltjes eveneens het resultaat van een latere verbouwing. Het residentiële niveau bleef zo goed als intact, met een schouw met geprofileerde haardwangen en gebeeldhouwde hoofden, de vensteropeningen met zitbankjes en lampnissen, de weergang en de doorgang naar de latrine. Op de vierde bouwlaag werden alle vensteropeningen vergroot en de vensterbankjes op één na verwijderd. De gedichte duivennesten in het baksteenmetselwerk dateren van de Duitse bezetting.

De spiltrap geeft toegang tot alle niveaus en twee latrines, respectievelijk gesitueerd tussen de eerste en de tweede bouwlaag en ter hoogte van de derde bouwlaag.

De zichtbare resten van het U-vormig kasteel bestaan uit overwegend muurresten van twee bouwlagen met rechthoekige en rondboogvormige muuropeningen. De voorgevel aan de binnenplaats heeft een rondboogpoort, imposten, geprofileerde boogstenen en een versierde sluitsteen, vermoedelijk met wapenschild. De gecementeerde omlijstingen dateren van 1907. Er zijn nog sporen van binnenafwerking, onder meer beschilderd en geprofileerd pleisterwerk, een geprofileerde arduinen schouwwang, een moerbalkconsole met renaissance motieven en sporen van geprofileerde gewelfribben.

De kelders zijn niet meer toegankelijk maar gekend aan de hand van oude foto's. Twee korte arduinen pilasters met verheven schilden, onder meer één met de initialen "IDB" (Jacques van Bergen) verbonden door vlechtwerk en bekroond door het ingekerfd jaartal 1610, die het tongewelf schraagden, werden verwijderd en hergebruikt bij de nieuwe toegangsbrug. Er zijn minstens twee schouwen: één kleinere waarvan de schouwwangen een gotische profilering hebben en één grote haard met sterk vooruitspringende schouwboezem gedragen door twee gedrongen gerecupereerde pijlers op een veelhoekige sokkel met braganzateen, een motief uit de Spaanse manuelstijl, voorkomend op het einde van de 15de en het begin van de 16de eeuw.

Bibliografie

  • VAN DAMME M. met medewerking van DEBACKER I. & BOEKSTAL P. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Grimbergen, Deelgemeenten Grimbergen, Beigem, Humbeek en Strombeek-Bever, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB4, (onuitgegeven werkdocumenten).
  • Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, DB000565 Ruïnes van het Prinsenkasteel, restauratiedossier.

Waarden

De ruïnes van het Prinsenkasteel zijn beschermd als monument omwille van het algemeen belang gevormd door de:

historische waarde


Auteurs:  Mortier, Sophie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kasteeldomein Het Prinsenhof: ruïnes kasteel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/151339 (geraadpleegd op ).