Teksten van Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw-Middelares

https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/169

Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw-Middelares ()

De parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw-Middelares te Leuven is, met inbegrip van het ommuurde voorplein, beschermd als monument.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw-Middelares [online], https://id.erfgoed.net/teksten/188348 (geraadpleegd op ).


Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw-Middelares ()

Het betreft de door E. Stassin in 1937-1938 ontworpen parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw-Middelares, opgevat als een transeptloze, éénbeukige bakstenen zaalkerk die, ingevolge haar inplanting binnen een reeds bestaande bebouwing, naar het westen werd georiënteerd, en die, in functie van een optimale zijdelingse lichtinval, een achteruitwijkende positionering ten opzichte van de rooilijn kreeg.
Het gelimiteerde budget bepaalde in hoge mate de aard van het gebruikte bouwmateriaal: lokale donkerrode baksteen uit de Netestreek voor de buitenmuren, heldere baksteen van Mechelen aan de Maas voor de binnenmuren; voor het decoratieve metselwerk: warm geteerde zwarte steen, gele en witte zandsteen, grijze cementsteen en purpere steen van Saint-Léonard; ten slotte nog leisteen voor de vensterdorpels en hardsteen voor de treden.

Het voorplein, hersteld na de oorlog, werd opgevat als een ereplein, omringd door plantsoenen, met bakstenen en ijzeren hekkenafsluiting aan de vest. Ter verfraaiing werd nog centraal een stervormig patroon aangelegd met parterre en beeld van de patroonheilige op sokkel. Uitwendig vertoont het gebouw een sober doch evenwichtig opgebouwd volume onder typisch laag aanzettend steil zadeldak doorbroken door ruime dakkapellen, het priesterkoor gevormd door hoge topgevels onder kruisende zadeldaken, het gevelfront gedomineerd door een rijzige zijdelings geprojecteerde toren. De oorspronkelijke bedaking met dakpannen, die met hun kleurrijke geometrische composities aan de dakranden voor een origineel effect zorgden, werd tijdens de oorlogsherstellingen van 1946-1947 vervangen door de huidige leibedekking. De geslotenheid van de bakstenen gevelwanden wordt doorbroken door de portalen en de decoratief uitgewerkte vensterpartijen, in de puntgevels van het koor samengesteld uit smalle verticale lichtstroken. Bichrome steenverbanden en verdiept opgaand getand metselwerk onder de sierlijst accentueren de 43 meter hoge forse toren met spits tentdak. In de ietwat rijker gedetailleerde voorgevel wordt het ingangsportaal met arcade van gekoppelde paraboolbogen benadrukt door kleurige baksteenverbanden en vertoont de ruime vensterpartij een ingewikkeld geometrisch patroon.

Interieur

Meer nog dan het exterieur richt alle aandacht zich naar het interieur, dat hier een totaalindruk opwekt van zowel grootsheid als ingetogenheid. Geconcipieerd voor een aanwezigheidscapaciteit van 700 gelovigen, ontvouwt het gewelf een totale spanwijdte van zestien meter, gedragen door parabolische bogen die optisch convergeren naar het koor met het hoogaltaar, centrum van het liturgische gebeuren. Teneinde alle aandacht te oriënteren naar dit kerkgedeelte en de gelovigen actief te laten deelnemen, werd - in functie van een onbelemmerd zicht - het interieur opgevat als één wijdse éénbeukige ruimte, via scheibogen inwendig gestut door steunberen, die manshoog geopend zijn door keperbogen voor het creëren van circulatiegangen. Het oorspronkelijke gewelf met isoleerplaten en zichtbare geverniste Oregon-gordingen werd in 1946-1947 vervangen door een betonnen geraamte met holle gewelfstenen.

Het markant uitgebouwde trapeziumvormige tochtportaal met doksaal wordt ten zuiden geflankeerd door de Heilig Hartkapel; in de noordelijke hoek een decoratief opengewerkte torentrappartij met bijkomende ingang en in de torenruimte de fraaie votiefkapel.

In de ruim opgevatte rechthoekige koorpartij, initieel ook fungerend als priesterkoor voor de kloostergemeenschap, wordt het hoge afgeknotte kegelgewelf geschraagd door indrukwekkende getrapte mijterbogen. Opvallend is de originele, als claustra uitgewerkte rechte koorafsluiting en de keperbogige scheiwand van de kooromgang onder tribunes; zijkapellen werden gencorporeerd in de hoeken en een bergplaats en sacristie flankeren de west- en oostzijde.

Wat het interieur bovenal onderscheidt is het exclusieve gebruik van streekeigen materiaal dat in al zijn mogelijkheden wordt benut, zowel sculpturaal als structureel. De expressieve en kleurrijke composities in de afwerking van de gevarieerde boogvormen, de verschillende metselmozaïeken en -verbanden in muurvlakken en nissen en de originele kapiteelvormen van de pijlers getuigen voor een vakkundige beheersing van het materiaal. Door het contrasterend koloriet van het metselwerk en de getemperde lichtinval via de claustra van koorafsluiting en vensterpartijen, het getinte kathedraalglas en de gekleurde glas in loodramen wordt een subtiel licht- en schaduwspel en een intimistische sfeer gecreëerd. In de tegelbevloering refereert het bichrome geometrische patroon op harmonische wijze naar het bakstenen siermetselwerk. Ook voor het mobilair - hoewel deels vervangen of hersteld na de oorlogschade van 1944 - is geopteerd geworden voor een ingehouden en gepast iconografisch programma. Zo onder meer in de sobere detaillering van het hoofdaltaar uit witte breukmarmer en de beschilderde houten zijaltaren, toegewijd aan de Heilige Jozef en de Heilige Montfort. Voor de koorsluiting beeldhouwde de Deense kunstenaar Harry Elström (1906 Berlijn - † 1993 Linkebeek) een impressionant Onze-Lieve-Vrouwbeeld met Kind. Het doek 'Heilige Theresia van het Kind Jezus', de geschilderde houten kruiswegstaties (1952) en de ontwerpen voor de zeven gekleurde glasramen staan op naam van Paul Wante (Berchem 1905 - † Antwerpen 1981). Nog vermeldenswaard zijn de expressieve Calvariegroep boven de koorboog en de beeldengroep Maria Koningin der Harten in de votiefkapel.

Het kleine orgel met neorococo-inslag dateert uit 1872 en is het oeuvre van P. Schijven (Brussel). Het doksaalorgel werd vervaardigd in 1940-1945 door het Huis J. Reygaert (Geraardsbergen).

Bibliografie

  • Stadsarchief Leuven, Modern Archief, Kerkfabrieken 16/2/32; bouwdossiers 37766, 36063, 80658, 104358, 104592, 105291.
  • CHARLIER H. 1946: Dom Paul Bellot, L'artisan et les arts liturgiques 15.4, 57-74.
  • HUPPERTS J.M. & HUPPERTS S.M.M. 1940: 'n Brokje geschiedenis, Middelares en Koningin 7.5, 113-118.
  • SCHMITZ M. 1939: L'architecture religieuse en Belgique, L'Artisan liturgique 13.52.
  • UYTTERHOEVEN R. 1990: Leuven weleer 6. Op de Westhelling en langs de Vesten, Leuven, fig. 35 b/c tot 38 a.
  • VERLEYEN W., VERLEYEN O.S.B. & VAN EECKHOUDT L. 1990: Iconografie van de St.-Pieters- en Paulusabdij, Affligem, 27, fig. 68, 69, 88.
  • WOLFS C. 1990: Onze Lieve Vrouw Middelares, Leuven (onuitgegeven script Geschied- en Oudheidkundige Kring voor Leuven en Omgeving).

Bron: Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, DB002028, Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw-Middelares, beschermingsdossier
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw-Middelares [online], https://id.erfgoed.net/teksten/145930 (geraadpleegd op ).