Teksten van Parochiekerk Sint-Leonardus

https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/1698

Parochiekerk Sint-Leonardus versie 2 - 21/3/2016 ()

De bescherming als monument omvat de 13de en 14de-eeuwse gotische parochiekerk Sint-Leonardus, centraal gelegen op de Grote Markt van Zoutleeuw.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Leonardus [online], https://id.erfgoed.net/teksten/187251 (geraadpleegd op ).


StLeonardus_28/11/2013_versie1 ()

De 13de en 14de-eeuwse gotische parochiekerk, voorheen collegiale kerk, van Zoutleeuw op de Grote Markt, in Gobertange, kwartsiet en Mergelsteen met grote collectie kunstschatten.

Historiek

De Sint-Leonarduskerk is niet de oorspronkelijke parochiekerk van Zoutleeuw. Deze eerste parochiekerk was de Sint-Sulpiciuskerk net buiten de omwalling en gaf haar status als parochiekerk over aan de Sint-Leonardus in 1231 en werd in 1749 afgebroken. De nieuwe parochiekerk zou op de huidige plaats als devotiekapel zijn opgericht door de abdij van Vlierbeek in 1125. Er bestond een bedevaart naar de relieken van de Heilige kluizenaar van Noblat. Van deze 12de-eeuwse kerk zijn geen resten overgebleven, buiten mogelijks een deel van de kern van de noordoostelijke vieringpijler.

De geschiedenis van de huidige kerk begint met de plundering van Zoutleeuw in 1213 door soldaten van Hugues de Pierrepont, prinsbisschop van Luik, in zijn strijd tegen Hendrik I, hertog van Brabant. Vermoedelijk werden de eerste aanzet van het koor van de Sint-Leonarduskerk gebouwd vlak na de verwoesting van de stad. In 1231 beslist de nieuwe prinsbisschop de zetel van de parochie over te brengen naar de dit gebouw. De nieuwe functie bracht nieuwe inkomsten maar ook de start van nieuwe aanpassingswerken. Samen met de afwerking van het koor werd het onderste gedeelte van de huidige zuidelijke westertoren, als een losstaande constructie, begonnen. Voor de eeuwhelft was zowel het koor, de kooromgang als de tweede verdieping van de toren met een aanpalend deel van de huidige westgevel voltooid. In 1256 zijn er twee belangrijke schenkingen die in verband kunnen worden gebracht met de eerste werken aan het schip en de noordelijke westtoren. Zowel de noordwestelijke vieringpijler en de zuilenbundel onder de vermeldde toren hebben primitieve knopkapitelen en klassieke 13de-eeuwse basisprofielen op een lager vloerniveau dat later verhoogd werd. In het vervolg van de eeuw werd de noordertoren en de rest van de westgevel voltooid.

Een rondgang met aflaten en relieken door het hele hertogdom in 1293 luidde het begin van de inspanning die in ongeveer een halve eeuw de rest van de kerk uit de grond deed rijzen, waarbij vermoedelijk eerst de noordtranseptarm en later de andere kruisarmen, de beuken en het overige deel van de westgevel werd voltooid. Kort nadien, op 19 november 1308 en 9 april 1309 werd de oprichting goedgekeurd van een kapittel van negen seculiere kanunniken, dat in 1338 werd uitgebreid tot elf. Deze verheffing van parochie naar collegiale of kapittelkerk bracht nieuwe inkomsten. Tegen het midden van de 14de eeuw zou alles afwerkt zijn met een dak, alleen de bakstenen gewelven van de drie oostelijke middenbeuktraveeën dateren van het begin van de 16de eeuw.

Vrijwel meteen na de afwerking werd er een eerste bijgebouw tegen de zuidelijke transeptarm gebouwd, dat een reeks opende van kroonkapellen, portalen, dienstlokalen en kapittelzalen die de kerk tot het midden van de 16de eeuw zouden inkapselen. De bouw van het voorportaal en het portaal van het zuidertransept waren de eerste aanpassingen. In 1453 waren er twee kapellen afgewerkt, in 1455-58 werd er aan de noordkant van de beuk een doopkapel ingericht die reeds in 1459 aan Onze-Lieve-Vrouw wordt gewijd. Twintig jaar later werd de Leonarduskamer, waar bedevaarders souvenirs konden kopen, aan de zuiderkruisbeuk gebouwd. In 1503 krijgt de middenbeuk uiteindelijk een bakstenen gewelf, en in 1505 wordt er door dezelfde aannemer, Meester Jan Sallaken van Aarschot, de twee andere zijkapellen aan de noordkant van de kerk begonnen. Van 1511-1523 werkt men tegelijk aan vier zijkapellen aan de zuidkant. Ondertussen werd ook het “fabryckshuys” gebouwd aan de noordkant van het koor (1516-17). De vieringtoren werd vermoedelijk in 1530-31 gebouwd en in 1533-34 werd het uurwerk op de oostelijke muur bevestigd.

Na deze datum werden er enkel herstellingen of aanpassingen van bestaande constructies gedaan. In de 17de een 18de eeuw werd de kerk beschadigd. Vermoedelijk waren er nog verschillende bijgebouwtjes tussen de noordelijke kruisbeuk en het koor die in de restauratie van de 19de eeuw door architect M. Dumont en A. Van Assche werden afgebroken. Tijdens deze restauratie werden de hoge koormuren en de omgang hersteld (gereconstrueerd?). In de 18de eeuw werd de kooroverkluizing vervangen door een plafond. Rond 1870 werd dit vervangen door het huidige pleistergewelf. De dakruiter met peerspits op het dak van de viering werd in 1926 vervangen door een kopie nadat het origineel volledig bouwvallig was geworden.In 1966 is er nog een restauratie geweest van R.M. Lemaire en architect Demez.

Beschrijving

De kerk is opgetrokken in witte kalkzandsteen van Gobertange, grijs-roze kwartsiet uit Overlaar en gele mergel uit de groeven van Lijsem en Linsmeel (voornamelijk voor het interieur). Blauwe hardsteen en ijzerzandsteen hebben een eerder bescheiden rol. Enkel in de gewelfvlakken en de scheidingsmuren van de middenbeuk en zijkapellen werd baksteen gebruikt.

De plattegrond van de kerk bestaat uit een schip van drie beuken van elk vier traveeën van het basilicale type. De lagere en smallere zijbeuken, waarvan de zuidelijke iets smaller dan de andere, zijn geflankeerd door de relatief diepe zijkapellen. De zijkapellen aan de zuidkant hebben een buitenmuur parallel met de as van het gebouw, die van de noordelijke verlopen volgend een gebroken schuine lijn vanaf de kruisbeuk tot aan de westelijke hoek van de noordelijke toren.
De kerk is bedekt met het vermoedelijk oorspronkelijk bewaard gebleven zadeldak, met kapspanten in eik. Het dak over het koor, transept en schip bestaat uit een keperspant.
De Sint-Leonarduskerk weerspiegelt in de oudste gedeelten, koor en delen van de kruisbeuk, laatromaanse tendens met Maas- en Rijnlandinvloeden. De rest van de kerk is opgetrokken in een gotische stijl, met de sacristie in laatgotische stijl.

Ten oosten van dit schip is er het 35 meter brede transept, aan beide zijden in twee onregelmatige traveeën verdeeld. De zuidelijke kruisbeuk heeft een derde travee in de vorm van het grote portaal, aanvankelijk het portaal voor de bedevaarders maar sinds lang veranderd in een zijkapel. Inwendig is dit deel rijkelijk versierd. Een tweede kleiner portaal flankeert de oostermuur van dezelfde transeptarm. Tussen beide portalen staat er een uitwendig rijkelijk versierd gebouwtje, de zogenaamde Leonarduskamer, voorheen gebruikt als bedevaartswinkel. Deze wordt geflankeerd door een sacristie in flamboyante gotische stijl.
De binnenste smallere gewelfvlakken van het transept vormen samen met de viering de toegang tot het koor en de omgang ervan aan de oostzijde en tot het schip met zijn zijbeuken daar recht tegenover. Elk van deze centrale elementen heeft een opvallend onregelmatig tracé waarbij de trapeziumvormige vakken van viering en presbyterium, in de westelijke koortravee, het meest in het oog springen. Het tracé van het deambulatorium of kooromgang in de vorm van een zevenhoek is eveneens onregelmatig.

Voor het middenportaal van de westgevel staat een klein voorportaaltje. In de gevel bevindt zich een hoog glasraam, uitziende op het schip. Boven beide westelijke traveeën van de zijbeuken verheft zich een toren. De torens bestaan uit een zeer hoge onderste verdieping aan weerszijde van de middengevel, de tweede verdiepingen zijn met elkaar verbonden door een dwarsgalerij over de middenbeuk. De afgewerkte zuidertoren heeft daarboven nog een laatste verdieping met vensteropeningen. Beide torens bevatten een klokkenkamer in de eerste verdieping. Aan de buitenkant rijzen beide torens zonder onderbreking op geflankeerd door twee haaks geplaatste steunberen, met verschillende versnijdingen. Langs de buitenste steunberen rijst tegen elke torengevel een achtkantig traptorentje op, dat in tegenstelling tot de rest van het muurwerk in Gobertange is.

Het schip heeft aan de binnenkant een drieledige opstand in grote spits scheibogen, smalle rechthoekige triforiumopeningen en lichtbeukvensters. Het koor is vierdelig opgebouwd, gescheiden door een geprofileerde lijst: boven alle scheidingsbogen zijn twee tribuneopeningen met spitsbogen aangebracht, bekroond door een blind triforiumverdiep. Het triforium bestaat uit een reeks decoratieve hoge en smalle blindnissen, gevormd door gebroken schouderboogjes op dubbelzuiltjes met kapiteeltjes en basissen van hetzelfde type als de tribune verdieping. Helemaal bovenaan zitten de grote koorvensters. Er zijn geen straalkapellen. Koor, transept en middenbeuk hebben zowel binnen als buiten dezelfde hoogte. De ruimte van het zuidportaal is verdeeld in twee verdiepen, het tweede verdiep was voorheen onderverdeeld in een aantal niveaus. Alle ruimtes zijn overkluisd met vierdelige kruisribgewelven, in de kooromgang zijn er driedelige vlakken. De gewelven in het koor zijn in lat- en pleisterwerk en dateren van rond 1870.

Het koor van de kerk bestaat uit twee traveeën: de westelijke travee heeft een trapeziumvormige plattegrond, het kooreinde is driehoekig. De ronde zuilen die de koorconstructie dragen zijn net zoals het interieurparement van mergelsteen. De kooromgang is overwelfd met een systeem van afwisselende vierkante en driehoekige gewelfvlakken. Aan de buitenkant is de kooromgangmuur bekroond met een dwerggalerij met dezelfde tekening als het blinde triforium in het koor. Deze buitenmuur werd in 1861 door architect Dumont zwaar gerestaureerd. Hierdoor is niet duidelijk of deze galerij origineel is, hetzelfde geld voor de pinakels op de steunberen.

Meubilair

Het interieur van de kerk bevat een rijke collectie aan schilder en beeldhouwkunst, voornamelijk uit de 15de en 16de eeuw. Het meest opvallendste pronkstuk is de Sacramantstoren in witte steen, gemaakt in de ateliers van Cornelis Floris de Vriendt in Antwerpen en in Zoutleeuw opgericht in 1522. Bij de uitgang van de Sacramentskapel staat er een houten piëta uit de 15de eeuw. In het koor staat er een koperen Paaskandelaar van 5,68meter hoog, in 1483 geplaatst door de gieter, Renier van Thienen, naar ontwerp van Jan Bornam. Verder valt er bij het binnenkomen van de kerk onmiddellijk het Marianum op. Het beeld dateert van 1533. In het koor en de omgang is er een verzameling aanwezig van 13de - 16de-eeuwse heiligenbeelden. In de zijkapellen bevinden zich verschillende retabels uit de 15de- en 16de eeuw. Voor een overzicht van de kunstschatten wordt er verwezen naar de beeldbank van het KIK-IRPA.

Bibliografie

  • Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, dossiernummer DB000123, Sint-Leonarduskerk Zoutleeuw, historische studie A. Cambier (1972): De Sint-Leonarduskerk te Zoutleeuw, Archtectuur en monumentaal beeldhouwwerk.
  • GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. en VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, 1, Luik.
  • BALat KIK-IRPA, Fototheek Sint-Leonardus Zoutleeuw [Online], http://balat.kikirpa.be/search_photo.php ,(geraadpleegd op 28/11/2013).
  • Website gemeente Zoutleeuw, Toerisme, Zien en ervaren, Sint-Leonarduskerk (Pronkstukken) [Online], http://www.zoutleeuw.be/website/12-www/65-www/122-www.html (geraadpleegd op 28/11/2013).

Auteurs:  Piens, Joachim
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Leonardus [online], https://id.erfgoed.net/teksten/151880 (geraadpleegd op ).