Beschermd monument

Kasteel Baudries met zijvleugels en aanhorigheden

Beschermd monument van tot heden (voorlopige bescherming)

ID
175786
URI
https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/175786

Besluiten

Kasteeldomein Baudries en Kasteel Baudries met zijvleugels en aanhorigheden en Conciërgewoning Kasteel Baudries
voorlopige beschermingsbesluiten: 04-12-2023  ID: 15226

Rechtsgevolgen

Meer informatie over de rechtsgevolgen van beschermingen vind je op onze website.

Beschrijving

Het kasteel Baudries met zijvleugels en aanhorigheden is voorlopig beschermd als monument.

In hetzelfde beschermingsbesluit werden ook het Kasteeldomein Baudries voorlopig beschermd als cultuurhistorisch landschap en de conciërgewoning Kasteel Baudries voorlopig beschermd als monument.



Waarden

Het monument Kasteel Baudries met zijvleugels en aanhorigheden is van algemeen belang wegens de volgende erfgoedwaarden:

artistieke waarde

Met hetzelfde gevoel voor stilistische eenheid dat de aanpak voor het exterieur kenmerkt is ook het interieur van het kasteel bij het eind negentiende-eeuwse verbouwproject aangepast en getuigt het van een grote artistieke waarde. Vertrekkend van de bestaande oudere structuur en ruimte-indeling creëerde men een nieuw eenvormig geheel geconcipieerd volgens de principes van symmetrie en axialiteit die vanuit het door de Franse equipe Duchêne heraangelegde park doorheen het kasteel lijkt te lopen. De binnenafwerking van de residentiële vertrekken, die uitkijken op en georiënteerd zijn naar het park, is volledig afgestemd op dit gebruik van as- en zichtlijnen.

Het interieur in neo-Lodewijk-stijl is het resultaat van een harmonieuze samenvoeging van eigentijdse met oudere interieurelementen. In de voormalige eetkamer vormden onder meer eind achttiende-eeuwse wandhoge lambriseringen met chinoiserieën de basis voor een fraai ensemble. De aanpalende salons worden bepaald door de bijzondere ingewerkte supraporta’s en paneelschilderingen met havenzichten gelinkt aan voorstellingen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie en mogelijk ook achttiendeeeuws. De verhoudingen en de afwerking van de op elkaar afgestemde lambriseringen, parketten, marmeren schouwmantels, spiegels, plafond- en vloerafwerking, binnenschrijnwerk, hang- en sluitwerk, siersmeedwerk en dergelijke in het kasteel zijn harmonieus en kunstzinnig. De verfijnde detaillering getuigt van een groot vakmanschap van de ontwerpers en uitvoerders en versterkt de ensemblewaarde.

Het cultuurgoed dat integrerend deel uitmaakt van het monument versterkt de historische, architecturale en artistieke waarde ervan.

architecturale waarde

Kasteel Baudries is architecturaal representatief voor de bouwevolutie die dit type van landgoed onderging. Aanvankelijk een omwald ‘heerlijk’ buitengoed dat in de tweede helft van de achttiende eeuw evolueerde naar een landhuis met U-vormige aanleg ontworpen volgens de klassieke principes van ‘vivre entre cour et jardin’ met een duidelijke symmetrische aanleg, aswerking en sterke relatie met het omgevende domein.

Op het einde van de negentiende eeuw werd het landhuis in opdracht van het grafelijke echtpaar de Marchant et d’Ansembourg – de Spangen d’Uyternesse in beaux-artsstijl vergroot, gemoderniseerd en gelijktijdig ingepast in de nieuwe parkaanleg, maar zonder afbreuk te doen aan het oorspronkelijke voorkomen, de bestaande principes en symmetrie. De werken aan het kasteel worden toegeschreven aan architect Octave Flanneau met inbreng van de Franse ingenieur-landschapsarchitect Henri Duchêne.

Binnen het oeuvre van de Brusselse Octave Flanneau, een in de kringen van de hogere aristocratie tot zelfs de koninklijke familie gevraagde architect, neemt het verbouwproject van het kasteel Baudries, afgerond omstreeks 1897, een betekenisvolle plaats in. Het behoort tot zijn vroege realisaties en geldt als illustratie van de navolging van de door de aristocratie geliefde stijlvisies van het Parijse École des Beaux-Arts waar onder meer Flanneau’s leermeester Charles Girault, boegbeeld van de Franse beaux-arts, zijn vorming genoot.

De verbouwing van het classicistische landhuis tot het actuele kasteel in beaux-artsstijl, paste binnen het smaakpatroon van de adellijke opdrachtgevers en de passende stijlkeuze zorgde voor een stilistische continuïteit op een historische locatie.

Het hoofdgebouw evolueerde tot een zeer herkenbaar strak vormgegeven kasteel van twee bouwlagen en dertien traveeën met een volwaardige mansardeverdieping dat vooral aan de tuinzijde visueel aansluit bij de Franse kastelenbouw. Kenmerkend is het witgepleisterde parament afgewerkt met geblokte lisenen, verdiepte spaarvelden, geprononceerde vensteromlijstingen en een aflijnende attiek met balusters die de horizontaliteit benadrukken. Dit effect wordt bijkomend versterkt door de ritmerende plaatsing van de rechthoekige en licht getoogde beluikte vensters en de afwisselend grotere en kleinere dakvensters met booglijstjes met uitstekende oren die zowel de lijnvoering versterken als voor een speels element zorgen. Conform de (neo)-Lodewijk en beaux-arts kastelenbouw wordt de naar het voorplein of ‘cour d’honneur’ gerichte voorgevel gedomineerd door de centrale inkomtravee waarin naar oude gewoonte de initialen van de bouwheren architecturaal werden verwerkt.

Inwendig wordt meer nadruk op de interne circulatie en afwerking in neo-Lodewijk-stijl gelegd. De oudere classicistische plattegrond, binnenindeling en principe van geschakelde tuinkamers met voorliggende traphal bleef daarbij behouden. Dankzij de hoogwaardige afwerking met incorporatie van eigentijdse en oudere interieurelementen, zoals de fraaie supraporta’s en paneelschilderingen met maritieme taferelen en de wandhoge chinoiserieën, verkreeg het interieur de actuele grandeur van een buitenplaats in beauxartsstijl met hoge ensemblewaarde. Het gecreëerde interieurensemble uit zich onder meer in de bewaarde en op elkaar afgestemde lambriseringen, parketten, marmeren schouwmantels met bijhorende spiegels, plafond- en vloerafwerking, deuren met supraporta’s, hang- en sluitwerk, binnenschrijnwerk, siersmeedwerk en zo meer. De artistiek waardevolle interieurafwerking getuigt van een zeer groot vakmanschap van de ontwerpers en uitvoerders.

Ook de typologisch bijhorende zij- en stalvleugels op het voorplein en de aan het zicht onttrokken aanhorigheden (zoals duiventoren, halfopen bergplaats, muurserre met groentekelder, …) aan het ommuurde westelijke diensterf worden op het einde van de negentiende eeuw in dit totaalproject ingepast. De hogere gewitte zijvleugels met aflijnende balusterattiek en de lagere stalvleugels met typische rondboogpoorten en oculi zijn zowel uit- als inwendig nog steeds architecturaal herkenbaar als onmisbare dienstvleugels die tevens een stilistische eenheid met het hoofdgebouw vormen. De tal van bewaarde interieurelementen versterken de architecturale betekenis van deze aanhorigheden in relatie tot het kasteel.

Het voorkomen van het kasteel Baudries is in al zijn facetten het resultaat van een intense samen- en wisselwerking tussen bouwmeester en landschapsontwerper op het einde van de negentiende eeuw. Henri Duchêne stond niet alleen in voor de inpassing van het gebouw in de gestileerde aanleg van het domein, maar had ook invloed op de architecturale aanpassingen ervan. Het verbouwproject heeft de allure van een totaalontwerp, waarbij het kasteel het middelpunt werd van het bijna gelijktijdig heraangelegde en uitgebreide domein;

historische waarde

Het kasteel Baudries is een getuige van een oude occupatiegeschiedenis gelinkt aan de heerlijkheid Baudries. Een eerste vermelding van het ‘Goed te Baudries’ gaat terug tot de eerste helft van de vijftiendede eeuw. Vanaf dan komt het goed in bezit van adellijke families die nauwe banden onderhielden met vorstelijke kringen in de Zuidelijke en Noordelijke Nederlanden en na 1815 tot de entourage van koning Willem I behoorden. Achtereenvolgens waren dit de families Sloeve, Tollinckx, van Spangen/de Spangen, de Marchant et d’Ansembourg, de Lichtervelde en Piers de Raveschoot. De verschillende invloedrijke families die het landgoed opeenvolgend beheerden, drukten hun stempel op de site en in mindere mate later ook op het leven in Dikkelvenne wat zich onder meer uitte in de financiering van de bouw van een nieuwe dorpskerk net buiten het domein in de jaren 1820. In de tweede helft van achttiende eeuw evolueerde het ‘Goed te Baudries’ tot een deels omgracht U-vormig complex met centraal een ‘maison de campagne’ of landhuis met classicistische allures omringd door tuin en landerijen.

Kenmerkend voor de aristocratische wooncultuur in het ‘fin-de-siècle’ wordt in het laatste kwart van de negentiende eeuw het tot dan toe veelal als zomerresidentie gebruikte ‘Goed te Baudries’ ingericht als permanente verblijfplaats. Daartoe wordt na het huwelijk van het grafelijke echtpaar Louis-Rodolphe de Marchant et d’Ansembourg en Marie-Thérèse de Spangen d’Uyternesse en de bijhorende erfverdeling vanaf 1893 een groot transformatieproject van zowel kasteel als park opgestart. Passend binnen het laat negentiende-eeuwse tijdskader en vooruitgangsdenken, werd het meer rurale verleden definitief afgeschud. In navolging van internationale stijlvisies en tendensen werd het kasteel herdacht, vergroot en verbouwd tot een residentie in beaux-artsstijl, een stijl die geliefd was binnen aristocratische kringen. Het verbouwproject, gerealiseerd tussen 1893 en 1897 en geïnspireerd op de Franse kastelenbouw, wordt toegeschreven aan de Brusselse architect Octave Flanneau met inbreng van de Franse ingenieurlandschapsarchitect Henri Duchêne, respectievelijk een beginnende binnenlandse en een gereputeerde buitenlandse ontwerper die de adellijke eigenaars wellicht dankzij het milieu waarin zij vertoefden, leerden kennen.

Het kasteel Baudries, met minstens achttiende-eeuwse kern, evolueerde in die periode tot een representatief voorbeeld van een laat negentiende-eeuws kasteel gelegen in landelijke context. Het waardevolle interieur is het resultaat van een bijzondere combinatie van oudere interieurelementen met een eind negentiende-eeuwse interieurafwerking in (neo)-Lodewijk-stijl.

Bij dit kasteel horen de typische aanhorigheden. De aan de koerzijde gelegen U-vormige en symmetrisch geschikte zijvleugels en stalgebouwen klimmen in kern eveneens minstens op tot de achttiende eeuw en zijn illustratief voor de klassieke principes van ‘vivre entre cour et jardin’. Als onderdeel van het historisch kasteelensemble werden ze tijdens het verbouwproject ook aangepast waardoor de visuele band met het kasteel en het symmetrisch voorkomen werd versterkt en de stijleenheid vergroot. Tot op heden zijn ze een wezenlijk onderdeel van de kasteelsite, beantwoorden ze typologisch en stilistisch aan de kenmerkende gebouwentypes en vormen ze een historisch ensemble met kasteel en omgevend park;


Aanduiding van

Is de gedeeltelijke bescherming van

Kasteeldomein Baudries

Kasteelstraat 6-8, Kerkstraat 5 (Gavere)
Reeds vermeld als leen van de heerlijkheid van Gavere in de 14de eeuw, namelijk als pachtgoed met watermolen op de Boeverbeek, in het bezit van belangrijke Gentse patriciërsfamilies. Heden nog imposant classicistisch getint kasteel in park met hoofdgebouw van dertien traveeën en twee bouwlagen onder mansardedak, oorspronkelijk uit 1780 en uitgebreid in 1899. Haakse oost- en westvleugels van telkens vier traveeën en twee en een halve bouwlaag onder plat dak en balustrade. Aanleunende okerkleurig beschilderde bakstenen stallen van tien traveeën en anderhalve bouwlaag. In noorden van het domein congiërgewoning uit 1909.


Kasteeldomein Baudries en omgeving

Dikkelvenne (Gavere)
Het kasteeldomein Baudries werd al in de 14de eeuw vermeld als leen van de heerlijkheid Gavere. In de 19de eeuw werd de kerk van Dikkelvenne herbouwd op grond van het kasteeldomein. Na het sneuvelen van de zoon van de graaf in WO I, worden in 1921 twee monumenten tegen de voorgevel van de kerkmuur aangebracht. De hoofdingang van het kasteel is gelegen in de Kerkstraat die oorspronkelijk beplant was met een rij olmen die later vervangen werden door een dubbele rij beuken. Rondom het kasteeldomein ligt een uitgebreid park met grasperken, mooie exotische boomsoorten en coniferen. Enkel het kasteel en de rechterbijgebouwen worden nu nog door de slotgracht omringd. Rond het park ligt een bos en in het noorden en oosten wordt het kasteeldomein begrensd door de valleien van de Dikvijversbeek en de Boeversbeek. Deze valleien zijn deels ingericht als grasland en liggen deels onder bos.


Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.