Teksten van Arenbergkasteel: hoofdgebouw

https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/1778

Arenbergkasteel: hoofdgebouw ()

Het hoofdgebouw van het kasteel bestaat uit twee verdiepingen onder een zadeldak en wordt geflankeerd door twee hoektorens van vier bouwlagen. De bescherming als monument werd volgens het koninklijk besluit van 23 december 1980 uitgebreid tot het volledige gebouw.

Historiek

Meerdere auteurs menen dat Raas van Graven, heer van Heverlee en erfelijk kamerling van de hertog van Brabant, tussen 1427 en 1446 de donjon liet bouwen die ten noordwesten van het huidige kasteel is afgebeeld op het schilderij van Maarten van Valckenborch van omstreeks 1560. De ‘grote toren’ kan echter ook het werk zijn van Antoon van Croy, die in 1446 het domein verwierf. Voor het einde van de 15de eeuw werd deze donjon mogelijk reeds met een woonvleugel, voorzien van twee traptorens, uitgebreid.

Willem van Croy, heer van Chièvres en zijn vrouw Maria van Hamale zijn de opdrachtgevers van het nieuwe, naar de normen van die tijd erg grote kasteel, dat niet langer een burchtkarakter bezit. De L-vormige aanleg, met traptoren in de hoek, bestaat uit het zuidwestkwartier met overwelfde keukens op de begane grond en daarboven twee grote zalen alsook een kapel, verlengd met een zuidvleugel langs de Dijle, met halfopen portiek beneden en twee staatsiegalerijen daarboven. Het geheel wordt geflankeerd door twee identieke torens die privé-appartementen bevatten, telkens bestaande uit een kamer met garderobe en desgevallend een klein kabinet in een erker. De ingang was oorspronkelijk gelegen aan de oostzijde van de grote traptoren in de hoek tussen de beide vleugels.

De werf van de nieuwe residentie werd waarschijnlijk na 1494 geopend, vermits Filips I van Croy toen reeds zijn nalatenschap definitief tussen zijn drie zonen verdeelde, en 1505, toen Willem in zijn rechten op Heverlee werd bevestigd. Tijdens de opstand van Maximilaan I van Habsburg in de periode 1497-1499 werd Leuven meermaals belegerd, want mogelijk tot vertraging heeft geleid. In de lente van 1520 zouden het dak van de westertoren en de glasramen ervan afgewerkt zijn en zou het zuidwestelijke deel met keukens, grote zaal en staatsietrap voltooid zijn. Ook de oostertoren was op dat moment reeds afgewerkt. Dit gold echter niet voor de daartussen gelegen zuidvleugel langs de Dijle.

Karel III van Croy liet grondige aanpassingen uitvoeren aan het onvoltooide kasteel van Heverlee. De oude donjon en de bijgebouwen werden op het eind van de 16de eeuw afgebroken en vormden de aanzet tot de voorbereidingen van de bouw van een nieuwe noord- en oostvleugel geflankeerd door torens. Dit plan werd echter niet uitgevoerd door het overlijden van Karel III van Croy in 1612. Pas in de 18de en 19de eeuw zou de oorspronkelijke L-vormige aanleg worden uitgebreid.

In 1612 ging het kasteel over in de handen van de Arenberg-familie. Deze familie liet aanvankelijk geen grote werken aan het kasteel uitvoeren. In 1644 brandde de westvleugel van het kasteel af. Pas in de eerste helft van de 18de eeuw werden er werken uitgevoerd, zoals de veranderingen aan het dak van de zuidvleugel in 1715. Deze werken stonden onder leiding van ingenieur-architect Horoquelle. Toch werd het kasteel in 1750 nog steeds gedomineerd door 16de- en vroeg 17de-eeuwse kenmerken, zowel in detaillering als in indeling. Pas onder de hertogen Karel Marie Raymond (1721-1778) en Lodewijk Engelbert (1750-1820) voltrok zich een transformatie, die het kasteel beter geschikt zou maken voor de eisen die de sociale omgangsvormen van de 18de eeuw aan het wonen stelde.

De verbouwingen die in de 18de eeuw plaatsvonden stonden onder leiding van Jan Baptist Joris, een plaatselijke landmeter. De verbouwingen waren grotendeels gericht op het verbeteren van het interieur. Dit leverde echter een nogal verbrokkeld beeld op voor de buitenzijde van het kasteel. Daarom vroeg Lodewijck Engelbert de Franse architect Charles de Wailly (1730-1798) om het aangezicht van de façade te verbeteren. Deze verbouwing werd echter niet uitgevoerd.

De neogotische aanpassingen van de 19de en vroege 20ste eeuw hebben ervoor gezorgd dat veel van het 18de-eeuws werk moeilijk als zodanig herkenbaar is. Toch is een groot deel van de interne structuur van het gebouw nog terug te voeren op de 18de eeuw.

Een eerste belangrijke restauratie werd uitgevoerd onder het bewind van hertog Engelbert August en hertogin Eleonora Ursula. Zij deden een beroep op de Antwerpse architect Johannes Josephus Claes (1824-1889). Naar ontwerp van Claes werden tussen 1872 en 1878 een aantal werken uitgevoerd, zowel wat de neogotische aankleding van interieurs als wat het exterieur betreft. Vanaf 1878 lagen de werken enkele jaren stil. In 1883 werd Joris Helleputte (1852-1925) gevraagd om de werken voort te zetten.

Tussen 1884 en 1911 werd hoofdzakelijk onder leiding van de Leuvense architect Alexis Raskin aan de verdere neogotische verfraaiing van het kasteel gewerkt. Zo werden vanaf 1901 neogotische dakvensters aan de voorgevel en aan de binnenpleingevels toegevoegd.

In 1925, nadat het kasteel was overgedragen aan de universiteit van Leuven, werden in laat- neogotische geest nog een aantal aanpassingen uitgevoerd naar ontwerp van architect Emile Goethals.

De restauratiecampagne van professor Raymond Lemaire werkte de neogotische aanpassingen naar ontwerp van Claes, Helleputte, Raskin en Goethals voor een groot deel weg.

Beschrijving

Kasteel in traditionele stijl, getuigend van een laatgotische invloed doch tevens verrijkt met een paar renaissance-elementen. Het kasteel is opgetrokken in baksteen, met gebruik van natuursteen voor onder andere raam- en deuromlijstingen.

Het hoofdgebouw van het kasteel bestaat uit twee verdiepingen onder een zadeldak en wordt geflankeerd door twee hoektorens van vier bouwlagen. De peerspitsen van de hoektorens zijn bekroond met de keizerlijke adelaar. De niveaus van de hoektorens worden geaccentueerd door natuurstenen cordonlijsten. De zandstenen kruisvensters hebben één of twee tussendorpels onder een enkele ontlastingsboog.

De zuidwestelijke hoektoren is aan de voorgevel opengewerkt met telkens twee kruisvensters op de drie bovenste niveaus. Drie traveeën met hoge rechthoekige vensters en drie dakkapellen scheiden de hoektoren van een trapgevel met natuurstenen erker. Deze trapgevel is rijkelijk uitgewerkt met natuurstenen banden en pinakels. Vier traveeën met tudorboogvensters en drie getrapte dakkapellen scheiden deze trapgevel van de inkompartij. Een uitspringend volume met natuurstenen omlijsting kadreert de poort die op de houten makelaar gedateerd is in 1768. Boven de poort zit een rechthoekig venster en een halfrond dakvenster dat na 1978 werd toegevoegd. De inkompartij wordt van de noordoostelijke hoektoren gescheiden door vijf traveeën met vijf getrapte dakkapellen. De drie linkse traveeën hebben rechthoekige vensters op het gelijkvloers en tudorboogvensters op de eerste verdieping. De twee rechtse traveeën zijn opengewerkt met rechthoekige vensters op de verdieping en een beluikte fenêtre à terre op het gelijkvloers. De noordoostelijke hoektoren is op het gelijkvloers opengewerkt met een beluikt venster, op de eerste verdieping met vier rechthoekige vensters, op de tweede verdieping met twee boven elkaar geplaatste rechthoekige vensters en op de derde verdieping met twee naast elkaar geplaatste rechthoekige vensters.

De gevel aan de binnenkoer is soberder uitgewerkt. Ten noordoosten van de inrijpoort is de gevel op het gelijkvloers opengewerkt met vier vensters die elk zijn ingeschreven in een korfboogvormige natuurstenen omlijsting. De eerste en derde travee zijn op de verdieping opengewerkt met twee boven elkaar geplaatste vensters. Boven de eerste travee is een dakvenster geplaatst. Eén rechthoekig venster is aangebracht boven de steekboogvormige poortdoorgang. Hierboven is eveneens een dakvenster geplaatst. De vier traveeën rechts van de inrijpoort zijn op het gelijkvloers opengewerkt met kruisvensters met natuurstenen steekboogomlijsting. Op de verdieping zijn er sporen van dichtgemetselde vensters. De derde travee heeft een dakvenster.

In de oksel van de hoofdvleugel en zijvleugel staat een torenvolume van drie bouwlagen op rechthoekig grondplan. Het volume, opgetrokken in baksteen met gebruik van natuursteen voor de sokkel, hoekkettingen en negblokken, is bekroond met trapgevels met pinakels, een dakvenster en een klokkenruiter. De gevels hebben kriskras geplaatste kruisvensters onder een enkele ontlastingsboog. De drie bouwlagen worden gemarkeerd door een natuurstenen cordonlijst. Het torenvolume wordt voorafgegaan door een erker van twee bouwlagen die onderaan volledig is opengewerkt door twee - haaks geplaatste - tudorbogen op pijlers. De eerste verdieping is opengewerkt met smalle rechthoekige vensters met middendorpel en wordt bekroond door een klein volume met zadeldak.

Dwars op de zuidvleugel is een drie bouwlagen hoog volume aangebouwd. Het is opgetrokken in baksteen op een natuurstenen sokkel en verlevendigd met natuurstenen hoekkettingen en negblokken. Op beide verdiepingen zijn natuurstenen kruisvensters onder een enkele ontlastingsboog aangebracht. Centraal is een dakvenster geplaatst. De zijgevel wordt beëindigd met een trapgevel.

Bibliografie

  • Archief Onroerend Erfgoed, DB000172, Arenbergkasteel – restauratie westvleugel, historisch onderzoek.
  • GENICOT L.F., VAN AERSCHOT S., DE CROMBRUGGHE A., SANSEN H. & VANHOVE J. 1971: Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, Provincie Brabant, Arrondissement Leuven, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 1, Luik.

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Arenbergkasteel: hoofdgebouw [online], https://id.erfgoed.net/teksten/152155 (geraadpleegd op ).


Arenbergkasteel: hoofdgebouw ()

Het hoofdgebouw van het Arenbergkasteel te Heverlee, is beschermd als monument.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Arenbergkasteel: hoofdgebouw [online], https://id.erfgoed.net/teksten/188358 (geraadpleegd op ).