Klein Begijnhof ()

Het kleinste van de twee Leuvense begijnhoven werd opgericht in de tweede helft van de 13de eeuw. De langs een hoofdstraat geschikte huizen dateren grotendeels uit de 17de eeuw, de bloeiperiode van het klein begijnhof. De huizen werden gefaseerd gerestaureerd tussen 1983 en 2001. In het zuiden grenst het Klein Begijnhof aan het 'Huis Vilain', een imposant herenhuis dat opgevat is als een pleinwand vormend gebouw, quasi vrijstaand ingeplant tussen het Klein Begijnhof en de Sluisstraat.

Historiek

De oprichting van het klein begijnhof, ook wel begijnhof van Sint-Catharina of Sint-Gertrudis genoemd, situeert zich in de tweede helft van de 13de eeuw. In 1269 is er melding van Bertula, "beghina de sancta Gertrude de Lovanio", die een cijns schenkt aan de Sint-Geertruipriorij. In 1275 wordt een infirmerie vermeld, wellicht de kern waaruit het klein begijnhof zich heeft gevormd. Het klein begijnhof beschikte mogelijk vanaf 1295 over een eigen kapel, bediend door de pastoor van de Sint-Geertruiparochie waartoe het begijnhof behoorde. Die eerste kapel bevond zich op de plaats van de 17de-eeuwse begijnhofkerk.

De bloeiperiode van het klein begijnhof is de 17de eeuw, de periode waaruit het overgrote deel van het vandaag bewaarde gebouwenbestand dateert. Het domein van het begijnhof strekte zich uit tussen de bewoning aan de Mechelsestraat in het westen en de Dijle in het oosten. De huizen van het begijnhof bevonden zich in het westelijke deel van het domein, langs de straat lopend van de Sint-Geertruikerk in het zuiden tot aan de begijnhofkerk in het noorden. Op de straat sloten twee zijstraten aan; het westelijke straatje gaf uit op de Mechelsestraat. Achter de begijnhofkerk bevond zich de infirmerie. Daarachter, aan de Dijle, lagen de bleekweiden van het begijnhof.

Het klein begijnhof werd in 1631 een zelfstandige parochie, waarna in 1636 werd begonnen met de bouw van een nieuwe en grotere begijnhofkerk. Het kerkgebouw was voltooid vóór 1642; uit dat jaar dateert een tekening van het exterieur en het interieur van de kerk. De nu verdwenen begijnhofkerk was een eenbeukig gebouw, geleed door steunberen en met driezijdige apsis. Centraal op het zadeldak, op de scheiding tussen schip en koor, prijkte een dakruiter. De lengte van de kerk bedroeg ongeveer 35 meter, de breedte 9,5 meter. In de buitenmuren van het koor waren nissen uitgespaard voor reliëfs van de kruisweg. De bewoning van het begijnhof bereikte een piek in het laatste kwart van de 17de eeuw, toen er ongeveer 90 begijnen woonden, in afzonderlijke huizen of in een van de vijf conventen. Aan de parochie van het klein begijnhof waren enkele liefdadigheidsinstellingen verbonden: de eerder vermelde infirmerie, een tafel van de Heilige Geest (vermeld in de 17de eeuw) en een tafel van de Schamele Armen (vermeld vanaf 1680). Een school is geattesteerd tussen 1556 en 1563.

In de 18de eeuw liep het aantal begijnen terug, tot ongeveer 35 op het einde van de eeuw. In 1796 werd het begijnhof als zelfstandige instelling opgeheven door de Fransen, die het onderbrachten in het bureau van weldadigheid en de commissie van burgerlijke godshuizen. Het klein begijnhof bleef evenwel door begijnen bewoond. De in 1798 gesloten kerk werd in 1806 opnieuw voor de eredienst in gebruik genomen. Het in de 18de eeuw ingezette verval zette zich echter verder in de eerste helft van de 19de eeuw. Het begijnhof telde slechts vier begijnen in 1830; in 1855 overleed de laatste begijn. De kerk werd gesloten voor de eredienst en afgebroken in 1862, met openbare verkoop van de inboedel. Het barokke hoogaltaar uit 1687 van Gielis Boetsman en het orgel uit 1721 van Jan Wauters bevinden zich thans in de parochiekerk van Assent (Bekkevoort). Enkele kunstobjecten kwamen terecht in de collectie van het stedelijk museum (thans museum M) en in de Sint-Geertruikerk. De poort van het begijnhof, een heropbouw uit 1806 van de oorspronkelijke, in 1797 afgebroken poort, verdween in 1882. Samen met de afbraak van de kerk in 1862 werden de achterliggende huizen afgebroken om een doorgang naar de Sluisstraat te creëren. Het gebouw van de infirmerie uit 1666, gelegen ten noorden van de afgebroken kerk, werd pas in 1954 afgebroken voor een uitbreiding van de Stellabrouwerij.

Een restauratie van de begijnhofhuizen werd in meerdere fasen uitgevoerd tussen 1983 en 2001 onder leiding van ingenieur-architect Daniël Depoorter.

Het Huis Vilain werd opgetrokken in de laatste decennia van de 18de eeuw of circa 1800 en was mogelijk van bij oorsprong zo niet minstens sinds het tweede kwart van de 19de eeuw opgedeeld in een tweewoonst (reeds op het kadasterplan van 1813-1818/1825 ingetekend op twee percelen). In de loop van de 19de en 20ste eeuw werd het pand achteraan uitgebreid met bijgebouwen en ook modegebonden aangepast, onder meer vermoedelijk in 1895 - zie het jaartal in het fronton(?) - door vernieuwing van het schrijnwerk en vervanging van de gevelbepleistering door cementbezetting. Aan nummer 15, dat sinds 1960 de vzw Apostolische Visitatuur voor de Oekraïners in België huisvest, werden tussen 2002 en 2004 beperkte restauratiewerken uitgevoerd, namelijk aan poort, gevels en bedaking. Voor zijn bestemming als bijhuis S.M. De Bie onderging nummer 17 in 1952-1953 een aantal interne verbouwingen voor de inrichting van een gelijkvloerse verkoopzaal, achteraan een uitbreiding met stapelhal die toegankelijk is via de Sluisstraat en, met betrekking tot de gevels, onder meer de vernieuwing van het schrijnwerk.

Beschrijving

De huizen van het klein begijnhof zijn geschikt langs een zuid-noord-georiënteerde straat, lopend van de Halfmaartstraat in het zuiden tot aan de plaats van de verdwenen begijnhofkerk in het noorden. Enkele huizen bevinden zich aan doodlopende zijstraatjes, aan de oostzijde van de hoofdstraat en aan het straatje dat uitgeeft op de in 1862 aangelegde straat naar de Sluisstraat.

Alle huizen zijn uitgevoerd in verankerde baksteenbouw, sinds de restauratie met wit gekaleide gevels. Resten van vakwerkbouw bleven nog bewaard in de huizen op nummer 23 en nummer 27. De huizen zijn een of twee bouwlagen hoog en worden overdekt door zadeldaken met de nok evenwijdig aan de rooilijn. Daktegels, dakpannen en leien vormen de dakbedekking. De dakkapellen zijn vaak voorzien van een overhuiving voor hijsbalken. Waar zichtbaar zijn de bakstenen dwarsgevels uitgevoerd met vlechtingen. Sommige van de gevels aan de straatzijde zijn onder de dakgoot versierd met een zaagtand (nummer 4-5) of bloktand (nummer 19). De meeste huizen dateren in kern uit de 17de eeuw. Mogelijk nog 16de-eeuws zijn de een bouwlaag hoge huizen op nummer 16 en nummer 19. Het grote huis op nummer 17-18 werd opgetrokken in de 18de eeuw. In de huizen zijn nog oude interieurelementen bewaard gebleven: schouwen met natuurstenen haardstijlen, houten spiltrappen, klampdeuren met oorspronkelijke sleutelplaten en krukken, en stucplafonds uit de 18de eeuw.

Het eerste huis aan de linkerzijde van de hoofdstraat (nummer 1), naast de verdwenen poort van het begijnhof, is de voormalige portieressenwoning. Voorbij het vroegere zijstraatje naar de Mechelsestraat bevindt zich het convent Sint-Maarten (nummer 4-5). Het werd in 1647 bij testament gesticht door Martinus-Sebastianus Carevenne, kanunnik van het Sint-Pieterskapittel en president van het Duits college in Leuven. De voorgevel is twee bouwlagen hoog en vier traveeën breed; de twee linker traveeën worden bekroond door een grote dakkapel met trapgevel. Centraal in het gevelveld van de dakkapel is een vensteropening met korfboog aangebracht. Aan de rechterzijde van de hoofdstraat staat op nummer 22 het convent Brouwershaven, gesticht in 1603 door Stefanus Jacobs uit Brouwershaven, Zeeland. Het convent werd herbouwd in 1647 samen met het ernaast gelegen godshuis van de Heilige Geest (nummer 22A). In de onderste van de twee bouwlagen van de voorgevel worden de vensteropeningen en de deur omrand door lijsten in kalkzandsteen. De natuurstenen stijlen van de vensteropeningen zijn verdwenen. Drie ontlastingsboogjes boven de rechter vensteropening verraden een versmalling van de oorspronkelijke vensteropening. Het huis Sint-Franciscus op nummer 20 is met een jaarsteen boven de deur in 1746 gedateerd. Aan de overzijde is nummer 9-10 het voormalige convent van de Heilige Drievuldigheid, opgericht in 1634 door Renier Boonen, pastoor van Lummen. Het jaaranker op de tweede bouwlaag herinnert aan het stichtingsjaar. Ernaast, op nummer 11-12, bevindt zich het convent De Drie Koningen, met jaaranker '1642' op de voorgevel. Het grote, twee bouwlagen hoge dubbelhuis op nummer 17-18 is acht traveeën breed. Tegen de dwarsgevels van het huis zijn de aanzetten zichtbaar van een geplande maar niet uitgevoerde tweede bouwlaag voor de ernaast gelegen huizen op nummer 16 en nummer 19.

Aan de overzijde van het parkeerterrein naast nummer 11-12 is in de muur van een recente loods de dwarsmuur in vakwerkbouw van een afgebroken begijnhofhuis opgenomen. In de muur van de Stellabrouwerij langs de straat naar de Sluisstraat is de kalkzandstenen deurlijst van de in 1954 afgebroken infirmerie (1666-1672) verwerkt.

Het Huis Vilain, het hoekhuis van de Halfmaartstraat met de Sluisstraat en grenzend aan het zuidelijke deel van het Klein Begijnhof, onderscheidt zich in de straat door zijn langgerekt volume van twee bouwlagen en tien traveeën onder schilddak en zijn klassiek opgevat gevelfront dat oorspronkelijk bepleisterd was, ten tijde van de bescherming met schijnvoegen gecementeerd boven een zandstenen plint. Kenmerkend is de strak symmetrische uitwerking met een vier traveeën breed middenrisaliet onder een bekronend fronton, waarin festoenversiering en een blind oculus met jaartal 1895 is aangebracht, en hoektraveeën die de toegangspoorten bevatten. Verder wordt de gevel gekenmerkt door de kordonbelijningen en door de ritmiek van de rechthoekige vensters die in het risaliet voorzien zijn van een geriemde omlijsting met oren en neuten, in de zijtraveeën van een bandomlijsting. Alle vensters zijn voorzien van trapeziumvormige sluitstenen, de benedenvensters hebben hun 19de-eeuwse houten luiken behouden. De rondboogpoort in nummer 15, met zandstenen rechtstanden op neuten en een meerledige booglijst op imposten, is gevat in een rechthoekige omlijsting met zwikken tussen pilasters, onder een aflijnende druiplijst. Als karakteristieke ornamenten sieren festoenen, cannelures, loofwerk- en dropmotieven de verdiepte schachten, verder ook consoles en een trapeziumvormige sluitsteen; het nog originele houten boogveld boven de deurvleugels is verfraaid met een rocococartouche in stuc. In nummer 17 werd de gelijkaardige poort in een latere periode (volgens oude foto’s alleszins na 1918) versoberd. De zijgevel aan het Klein Begijnhof is vlak gecementeerd, met latere(?) muuropeningen in een travee; de zijgevel aan de Sluisstraat toont dezelfde bezetting als de voorgevel en heeft gelijkaardig omlijste rechthoekige vensters en deur in drie traveeën. De deels wit geschilderde bakstenen achtergevel met rechthoekige muuropeningen is gedeeltelijk zichtbaar. Gedeeltelijk zijn de originele houten dakvensters onder een afgesnuit, overkragend zadeldakje bewaard gebleven. Van de oorspronkelijke interieurinrichting getuigt de ruimte-indeling met koetsdoorgang, traphal en kamers aan weerszij van een centrale gang die nog in grote mate in nummer 15 behouden bleef, in nummer 17 gedeeltelijk.

Bibliografie


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Klein Begijnhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/152219 (geraadpleegd op ).


Klein Begijnhof ()

Het Klein Begijnhof te Leuven, is beschermd als monument.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Klein Begijnhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/188593 (geraadpleegd op ).