Beschrijving
De bescherming als monument betreft het kasteel Ommerstein, de bijgebouwen, een kasteelhoeve, het park, het domein en de bijhorende dreven.
Waarden
Het kasteel Ommerstein en bijgebouwen, kasteelhoeve, park en domein, dreven zijn beschermd als monument omwille van het algemeen belang gevormd door de:
historische waarde
in casu architectuurhistorische waarde: het kasteel is een gekalkte bakstenen constructie van zeven traveeën en tweeënhalve bouwlaag, met een geïntegreerde toren en aanbouw, het geheel uniform onder leien mansardedaken. Blijkens een gedateerde vensterlatei werd de façade over de breedte van de huidige vijf linkse traveeën omstreeks 1786 aangepast tot de huidige classicistische lijstgevel met regelmatig gespreide rechthoekige muuropeningen en een geaccentueerde centrale travee met halfrond bordes, een dubbeldeur in kalkstenen omlijsting en een driehoekig fronton met halfrond venster; de zijtraveeën worden bekroond met dakvensters met rondbogige frontons. De classicistische lijn diende als model voor de 19de- en 20ste-eeuwse uniformisering van de overige gevels, die echter nog steeds de sporen van verschillende bouwfasen dragen; hiervan is de in de linkse zijgevel verwerkte, 17de-eeuwse torenconstructie, met mergelstenen hoekblokken, een speklaag en smeedijzeren krulankers, het meest pregnante voorbeeld. Intern verraadt de indeling nog duidelijker opeenvolgende verbouwingsfasen. In de kelder vormen kloeke funderingsvormen het primitieve L-vormige grondplan met toren links en daarbij aansluitend een losstaande constructie in de hoek rechtsachter, die later in een uniformiserend rechthoekig schema werden verwerkt. De oorspronkelijke structuur is echter een stempel blijven drukken op het gehele gebouw, ook op de hoger gelegen verdiepingen. De historische interieurafwerking heeft de verschillende verbouwingsfasen amper overleefd. De monumentale decoratie is beperkt en grotendeels 19de-eeuws : de bordestrap met ijzeren balustrade in de traphal en een eclectische schoorsteen in de grote zaal.
Het kasteel is omgeven door restanten van de slotgracht, die aan de voorzijde werd gedempt en gedeeltelijk vervangen door de huidige baksteenmuur met lisenen, waarin later ook een klein tuinpaviljoentje werd verwerkt. De oude dienstgebouwen aan straatzijde, mogelijke restanten van een kasteelhoeve die een valbrug zou hebben omvat, werden in het begin van de 20ste eeuw gemonumentaliseerd ter afbakening van een nieuwe, smeedijzeren ingangspoort. De witgekalkte hoeve, buiten de slotgracht, maar in de onmiddellijke nabijheid van het kasteel, werd mogelijks opgericht ter vervanging van de verbouwde kasteelhoeve.
historische waarde
het huidige slot Ommerstein heeft een lange voorgeschiedenis, die zou kunnen teruggaan tot het zogenaamde Biessenhof, een laathoeve in het moerassig gebied binnen de oude Maasmeander. Vanaf de 14de eeuw stond het goed bekend als hof van Kessel, naar de familie van Kessel die het enkele generaties lang verhief. Op het domein stond toen reeds een hoeve. In het midden van de 15de eeuw kwam het door een huwelijk in handen van de familie van Kriekenbeek, waarna het ook wel als Kriekenbeek wordt geciteerd. In de bronnen wordt vanaf die periode ook expliciet een huis vermeld, mogelijks een steenbouw die met de oudste delen van het huidige slot kan worden gelieerd. Pas in de 17de eeuw duikt het goed vervolgens terug op in de bronnen, naast de traditionele benamingen ook onder de verwijzing Ommerstein. Via de toenmalige eigenares, Elisabeth van Goldstein kwam het goed uiteindelijk in handen van baron Ferdinand van Kniphuisen en Vogelsanck. Een ingewerkte toren, meteen ook het oudst bewaarde monumentale element, is de enige getuige van de 17de-eeuwse bloeiperiode van het slot. Het verband met de toenmalige constructie en het volume op de Ferrariskaart (1771-1777) is onduidelijk. Hierop wordt het château de Cessel nog als een L-vormige constructie getoond, met een losstaande, blokvormige constructie tegen de zuidwestelijke hoek. Het geheel was nog volledig omgracht en beschikte over dienstgebouwen. Blijkens een gedateerde latei volgen concrete aanpassingswerken pas in 1786, hetgeen ook stilistisch kan worden bevestigd. Met de Franse Revolutie wordt de bouwgeschiedenis geanimeerder. Via de Maastrichtse advocaat Smeets, die het goed in 1793 verwierf, werden de families de Schiervel en vervolgens Moreau de Bellaing eigenaar. Zij bouwen het kasteel om tot lustslot, waarbij de primitieve, onderbroken U-vorm gestaag tot de huidige blokvorm evolueerde. Oude bouwsporen werden kundig gecombineerd met neomiddeleeuwse elementen, die het kasteel een pittoresk voorkomen gaven. De slotgracht werd vanaf het midden van de 19de eeuw gedeeltelijk gedempt. In de jaren 1880 werd achter dit geheel een Engels park aangelegd, dat zich nog steeds uitstrekt tot aan de Rijksweg. De dienstgebouwen voor het kasteel, mogelijks restanten van de vroegere kasteelhoeve, werden omstreeks 1906 aangepast tot monumentale toegangspoort. De hoeve voor het kasteel werd vermoedelijk in samenhang met deze werken gerealiseerd, alsook de drie poorten vóór het complex. Binnen de slotgracht werd een lusttuin aangelegd. Het neomiddeleeuwse lustslot werd in de 20ste eeuw opnieuw in classicistische zin verbouwd, met de oorspronkelijke, 18de-eeuwse gevel als model.
sociaal-culturele waarde
het kasteel is omgeven door een prachtig domein, dat garant staat voor prachtige uitzichten, maar ook natuurlijk en historisch zeer waardevol is. Tussen het kasteel en de oude dorpskern van Rotem strekt zich vanouds een rechthoekig terrein uit, als een soort neerhof of dries, de kern van het oude vroonland. Het is omgeven door eikendreven en paden, die leiden naar het dorp en de omgevende terreinen. Achter het kasteel, op een terrein dat aan de noordzijde wordt afgeboord door een oude meander, gevoed door de Zuurveldbeek, die overigens de zuidzijde afbakent en ook de slotgracht van water voorziet, werd een park aangelegd, dat aan de franjes door dichtere aanplantingen van de openbare weg wordt afgeschermd. Hier bevinden zich onder meer een zevental bomen, die naar Belgische normen van uitzonderlijke waarde zijn omwille van hun hoogte en/of omvang: een Pinus strobus, een Pinus mugo, een prachtige Quercus robur ‘Tortuosa’, een Cedrus libanii (die reeds uit 1813 zou dateren), een Cedrus atlantica ‘Glauca’, een Prunus serotina en een Castanea dentata.