Teksten van Priorij van Groenendaal: ondergrondse relicten

https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/225

Ondergrondse relicten priorij van Groenendaal tekst d.d. 13/06/2013 ()

De ondergrondse relicten van de priorij van Groenendaal omvatten de oudste restanten van de priorij die in de 18de eeuw grotendeels werd afgebroken.

Historiek

Het ontstaan van de priorij van Groenendaal of Viridis Vallis gaat terug tot een schenking van hertog Jan III van 1343 ten voordele van Vranck van Coudenberg. Reeds voordien was deze weliswaar afgelegen, maar via de toenmalige wegen goed bereikbare plek in het Zoniënwoud bewoond door kluizenaars. In 1304 had hertog Jan II "domum nostram sitam in nostro nemore Zonie" met aanpalende grond afgestaan aan de eremijt Jan vanden Bossche. Nadien werd de kluis - in oorsprong vermoedelijk een jachtverblijf van de Brabantse hertogen - bewoond door Arnoldus van Diest en nog later door ene Lambertus. Wanneer deze laatste Groenendaal verlaat nemen Vranck van Coudenberg, Jan Hinckaert en Jan van Ruusbroec er hun intrek.

Een kapel werd opgetrokken en ingewijd op 17 maart 1344. Onder druk van de kerkelijke overheid traden de drie seculiere priesters op 10 maart 1349(/50) toe tot de orde van de reguliere kanunniken van Sint-Augustinus, onder het geestelijk gezag van de abdij van Saint-Victor te Parijs. Van dan af werd Groenendaal een priorij met Vranck van Coudenberg als proost en Ruusbroec als prior.

Mede dank zij de steun van haar invloedrijke stichters groeide de priorij uit tot een gerenommeerde instelling. Met de figuur van de mysticus Ruusbroec, auteur van diverse geestelijke traktaten, die in nauw contact stond met de grondlegger van de Moderne Devotie, Geert de Grote, vormde Groenendaal op het einde van de 14de en het begin van de 15de eeuw een belangrijk geestelijk centrum. In 1402 kwam de prior van Groenendaal aan het hoofd te staan van een Generaal Kapittel van vijf kloosters: Rood Klooster, Korsendonk (1395), Bethlehem (1407) in Herent en het kanunnikessenklooster Barberendal (1403) te Tienen. In 1412 volgde de fusie met het kapittel van Windesheim, reeds in 1387 opgericht om een eenvormige levenswijze en de geest van de Moderne Devotie in hun kloosters veilig te stellen.

Ook op materieel vlak kende Groenendaal een voorspoedige ontwikkeling. De eenvoudige kluis was uitgegroeid tot een omvangrijk complex waarbij de primitieve kapel in 1381-1388 (1378?) werd vervangen door een nieuwe kerk.
In 1435 werd de priorij volledig door brand vernield, waarna de gebouwen fasegewijs werden heropgetrokken. Opeenvolgende schenkingen en allerhande privileges verleend door de hertogen leidden tot een aanzienlijk patrimonium, bestaande uit pachthoven, akkers, weiden, bos, visvijvers verspreid over de gemeenten Hoeilaart, Overijse, Huldenberg, Erps-Kwerps, Jodoigne, Genval, La Hulpe.

Eind 15de, begin 16de eeuw werd de priorij druk bezocht door de Habsburgers Maximiliaan van Oostenrijk, Filips de Schone en vooral door Karel V, naar wie de meest oostelijke vijver zou worden genoemd. Om de overlast voor de priorij enigszins te beperken werd in 1520-1525 de Aula imperatoris opgetrokken. Dit vorstelijk verblijf dat via een huiskapel rechtstreeks aansloot op het kerkkoor werd gefinancierd door Filips van Cleve, heer van Ravenstein, naar wie de vleugel werd genoemd.
Tijdens de godsdiensttroebelen vluchtten de kloosterlingen naar Brussel. Na een afwezigheid van bijna dertig jaar (1578-1606) moesten de gebouwen worden hersteld waarbij kon worden gerekend op de steun van aartshertogin Isabella. Deze liet eveneens tegen de zuidelijke valleiflank de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Loretto (1622) oprichten.

De rijke 16de- en 17de-eeuwse iconografie (wandtapijt, schilderijen, tekeningen en gravures) tonen een welvarend en omvangrijk gebouwenbestand idyllisch gelegen tussen de Nieuwen Damvijver en de Vetvijver, nu Keizer Karelvijver. De hoofdingang met poortgebouw en de rond een onregelmatig erf gegroepeerde dienstgebouwen (schuur, stal, brouwerij, werkplaatsen...) nemen heel de westkant in beslag. De eigenlijke kloostergebouwen uitgebouwd volgens een dubbele kwadraatstructuur situeren zich meer oostelijk. Het kleinste vierkant omvat het gasten- en lekenkwartier, het grootste - aan de zuidzijde begrensd door de kerk - het verblijf van de prior, bibliotheek, refters en dormitorium. De keukens zijn ondergebracht in een aparte vleugel aan de noordkant. Het huis van Ravenstein, dat uitziet op de Vetvijver, ligt in het verlengde van de kerk. Een huiskapel, de vroegere infirmerie, vormt de overgang naar het kerkkoor.
De zuidflank van de vallei toont een formele tuinaanleg met rechte dreven, een parterre en een labyrint, met op de achtergrond de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Loretto en de legendarische linde van Ruusbroec. Langs de noordflank ligt de volledig ommuurde nutstuin met moestuin, boomgaard en wijngaard en verderop de landbouwgronden.
De Ferrariskaart (1769) geeft de exacte omvang van het kloosterdomein weer aan de hand van een stippellijn die de grens bepaalt met het oorspronkelijk hertogelijk domein.

Als gevolg van het Edict van Jozef II werd de priorij van Groenendaal op 13 april 1784 opgeheven. Een inventaris werd opgemaakt en de onroerende goederen in kaart gebracht. De bibliotheek, één van de belangrijkste van de Nederlanden verhuisde naar Brussel, schilderijen en meubilair werden ter plaatse verkocht.

Uit enkele rekeningen en de vermelding in het resolutieboek van het kapittel blijkt dat er op dat moment een belangrijke verbouwingscampagne lopende was. Dit wordt bevestigd door een niet gedateerd opmetingsplan (circa 1784) dat de toestand bij de opheffing weergeeft.
Het huis Ravenstein en het kleine kloostervierkant zijn inmiddels gesloopt. Aan neerhofzijde verdwenen niet alleen het poortgebouw maar ook diverse dienstgebouwen. Zij werden circa 1778 vervangen door een nieuw hoevecomplex ten noordoosten van de priorij.

Door haar ligging te midden van het Zoniënbos was een herbestemming van de kloostergebouwen niet meteen voor de hand liggend. Daarom viel op 6 juni 1786 de beslissing om de priorij te slopen. Het afbraakmateriaal werd onder meer gebruikt bij de herinrichting van de opgeheven abdij van Coudenberg te Brussel en bij herstellingswerken aan de boswachtershuisjes van het Zoniënwoud. De kloosterkerk zou ondertussen als stapelplaats fungeren.
Inmiddels werd Baudour, directeur van de Werken aan het Hof, belast met de plannen voor " un quartier pour les officiers de la forêt, le logement d'un inspecteur avec écurie et de deux forestiers ...". Deze werken kaderden in een algemene herstructurering van het bosbeheer waarvan de Oostenrijkse tuinier Joachim Zinner de leiding kreeg. Zoals uit de plannen blijkt gaat het om verbouwingen van bestaande gebouwen, namelijk om het gebouwtje tussen koor en het gesloopte huis Ravenstein en het gebouw bekend als Château de Groendael. Het jaar daarop nam Zinner er als directeur van het Zoniënwoud zijn intrek. In april 1787 volgde de verkoop van de kerk met een contractuele verplichting tot sloop. Als gevolg van een verzoekschrift van prior Van Wilder, waarin hij argumenteerde dat de opheffing indruiste tegen de bepalingen van de Blijde Intrede, en van de stellingname van de Raad van Brabant werd de afbraak stilgelegd. Na heel wat geredetwist werd uiteindelijk een compromis bereikt met de gedupeerde kopers. Gevolg was dat de kerk weliswaar in geamputeerde vorm tot op heden bleef bewaard.
Op 26 februari 1795 volgde de definitieve sluiting van de priorij. Op dat moment verbleven er enkele teruggekeerde kloosterlingen die naar verluidt met de heropbouw bezig waren.
In 1797(8) verwierf de Brusselse notaris (advocaat?) Coppyn de resterende gebouwen. Plannen van de gebroeders Chèvremont om er een chemische fabriek te installeren zouden door de persoonlijke tussenkomst van Leopold I in 1835 worden verijdeld. Inmiddels gingen de slopingswerken verder. De laatste verkopen van bouwmateriaal dateren van 1835.

De momenteel bewaarde gebouwen behoren hetzij tot staatsdomein, hetzij tot het domein van het Vlaams Gewest.

Beschrijving

Op de westgrens van het gesloopte kloosterpand bevindt zich ondergronds een gemetselde koker van circa 8 bij 2,5 meter, opgetrokken in bak- en natuuursteen. Wisselend materiaalgebruik en constructiewijze duiden op verschillende bouwfasen. Op deze koker sluiten links en rechts grotendeels ingestorte kelders aan. Deze aan de noordzijde is vrijwel ontoegankelijk. De zuidelijke is beter bereikbaar en toont de aanzet van twee ronde pijlers. Doorheen deze tunnel stroomt de IJse. Zowel de gravure van Wenzel Holaer (1649) als het opmetingsplan van circa 1784 tonen duidelijk hoe de IJse eerst in open lucht langsheen de muren van de westvleugel stroomt, dan verdwijnt onder het priorsverblijf om ten slotte vlak voor de Keizer Karelvijver opnieuw aan de oppervlakte te komen. De ingekokerde IJse en de aanzetten van aangrenzende kelders behoren dan ook tot de oudst bewaarde, zichtbare restanten van de priorij.

Het leidt geen twijfel dat de ondergrond een rijk bodemarchief bevat. Naar verluidt tekenen de funderingen van het kloostervierkant zich tijdens extreem warme zomers zeer duidelijk in het gras af.

In 2005 werd tijdens archeologisch onderzoek een deels gewelfde zaal bestaand uit twee beuken (gescheiden door een rij zuilen) en vier traveeën in het noordelijk uiteinde van de oostelijke kloostervleugel ontdekt. De aangetroffen ruimte was onderdeel van de voormalige benedenverdieping van het kapittelgebouw. De zaal dateert van de eerste bouwfase van het gebouw, circa 1430 - 1450.

  • Goffin Y. & Doperé F. 2006: De priorij van Groenendaal in het Zoniënwoud te Hoeilaart. Ontdekking van een gewelfde zaal uit de Bourgondische periode op de plaats van de voormalige oostvleugel van het kloostervierkant (Vl.-Br.), Archaeologia Mediaevalis 29, 143-146.
  • Beschermingsdossier DB002077 Relicten priorij van Groenendaal
  • Centrale Archeologische Inventaris, ID 3666 Priorij van Groenendaal

Bron: Beschermingsdossier DB002077, Priorij van Groenendaal: ondergrondse relicten (digitaal dossier)
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Priorij van Groenendaal: ondergrondse relicten [online], https://id.erfgoed.net/teksten/146173 (geraadpleegd op ).


Priorij van Groenendaal: ondergrondse relicten ()

De bescherming omvat de ondergrondse relicten van de priorij van Groenendaal.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Priorij van Groenendaal: ondergrondse relicten [online], https://id.erfgoed.net/teksten/188949 (geraadpleegd op ).