Teksten van Bedevaartcomplex Onze-Lieve-Vrouw van de Osseweg: dwarsschuur

https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/259

Bedevaartcomplex Onze-Lieve-Vrouw van de Osseweg: dwarsschuur versie 2 - 24/3/2016 ()

De bescherming als monument omvat de dwarsschuur bij de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van de Ossenweg, ingeplant op een wegenkruising op de noordoostgrens van Zoutleeuw. Het gaat om een uitbreiding van het reeds als monument beschermde bedevaartscomplex.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bedevaartcomplex Onze-Lieve-Vrouw van de Osseweg: dwarsschuur [online], https://id.erfgoed.net/teksten/187355 (geraadpleegd op ).


dwarsschuur_versie1_14/06/2013 ()

Dwarsschuur bij de bak- en zandstenen kapel van Onze-Lieve-Vrouw-van-de-Ossenweg. Deze is ingeplant op een wegenkruising op de noordoostgrens van Zoutleeuw met Runkelen.

Het huidige koor van de kapel werd rond 1610 uitgebreid met een twee traveeën diepe beuk en in 1632 met een ermitage waarvan de bewoners instonden voor het beheer en voor de opvang van de talrijke pelgrims. Tot in 1691 werd de kapel bediend door de bogaarden, nadien opgevolgd door de dalscholieren die zorgden voor het herstel van de kapel die in 1705 was geplunderd. Naar verluidt lieten ze in 1722 eveneens de aangrenzende woning optrekken die later werd uitgebreid en geïncorporeerd in een semi-gesloten hoevecomplex zoals gekend van de Poppkaart (circa 1860).
Samen met het klooster van de Dalscholieren werd de kapel van de Ossenweg in 1884 door Jozef II gesloten. Tijdens de Franse Republiek werd ze samen met het aangrenzende complex als nationaal goed verkocht. De kapel bleef tot circa 1824 gesloten waarna ze werd bediend door de onderpastoor van Zoutleeuw. In 1890 kwam ze door schenking in het bezit van de kerkfabriek van Zoutleeuw die in 1903 een deel van de ermitage in de kapel incorporeerde en dit om de toevloed van bedevaarders beter te kunnen opvangen. In de jaren 1950 werd de binnenkoer van de aanleunende hoeve heringericht voor openluchtmissen (zie zuilenarcade) zodat momenteel enkel de dwarsschuur bleef bewaard. Aan straatzijde werd het voormalig erf afgesloten met een smeedijzeren hekken.
Het woongedeelte, een eenvoudige bakstenen langsvleugel, momenteel gebruikt als sacristie, bleef in sterk verbouwde vorm bewaard. Merkwaardig is de arduinen deuromlijsting met ovaalrond oculus die een opvallende gelijkenis vertoont met de deur van de woning Ridderstraat 1-3 in Zoutleeuw. Ter plaatse van de vroegere stallingen bevindt zich momenteel een open gaanderij voor openluchtmissen. De vermoedelijk uit de 18e eeuw daterende dwarsschuur, die deels als stalling, deels als schuur werd gebruikt (zie dwarsmuren), bleef echter opvallend intact. Langs de straatkant wordt het complex afgesloten door een hekwerk met pilasters dat een oudere bakstenen muur vervangt.

De haaks op de straat ingeplante, wellicht eind 18de eeuwse dwarsschuur vormt de noordoostelijke begrenzing van de binnenkoer van de voormalige hoeve achter het koor van de kapel. Ze telt zeven traveeën en is opgetrokken in baksteen en afgedekt met een rood pannen (handvormpan) zadeldak met aandak voorzien van muurvlechtingen en schouderstukken. Twee recentere poortopeningen in de noordoostgevel verlenen toegang tot de met tussenmuren en –vloeren gecompartimenteerde binnenruimte. Vijf traditionele eiken spanten ondersteunen het dak. Het zesde spant aan straatzijde werd vervangen door een trekkabel en recente balkconstructies.

Bibliografie

  • WAUTERS A. 1887: Géographie et histoire des communes belges, Arrondissement de Louvain. Canton de Léau, Brussel, p. 64-65.
  • WILMET L. 1932: Léau, la ville des souvenirs, 1, (1932), Genval, p. 306-311.

Bron: Beschermingsdossier DB002237
Auteurs:  Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bedevaartcomplex Onze-Lieve-Vrouw van de Osseweg: dwarsschuur [online], https://id.erfgoed.net/teksten/146263 (geraadpleegd op ).