Beschrijving
De restanten van de abdij van Munsterbilzen zijn beschermd als monument. De bescherming omvat de 18de-eeuwse abdissenresidentie, de gotische toren en de neogotische parochiekerk, de 19de-eeuwse portaalvleugel en de ondergrondse restanten van de kapittelkerk, de voormalige Onze-Lieve-Vrouwkerk en de overige gebouwen die tot de abdij behoorden.
Waarden
18de-eeuwse abdissenresidentie, de ondergrondse substructies van de kapittelkerk, van de voormalige Onze-Lieve-Vrouwkerk en van andere gebouwen die tot de abdij behoorden, de gotische toren en neogotische parochiekerk, de 19de-eeuwse portaalvleugel zijn beschermd als monument omwille van het algemeen belang gevormd door de:
historische waarde
in casu architectuurhistorische waarde:
Abdissenresidentie
Het abdissenkwartier is naast de 18de-eeuwse meisjesschool (wettelijk beschermd bij Koninklijk Besluit dd.29.4.1976) het enige gebouw dat van het voormalige abdij complex overblijft. De prestigieuze abdissenresidentie werd gebouwd tussen 1755 en 1759 volgens de plannen van de Akense architect Johann Joseph Couven (1701-1763). Het gebouw van negen traveeën werd opgetrokken in een Luikse Lodewijk XV-stijl; het heeft een risaliet in de vijfde, zesde en zevende travee; de centrale travee omvat een portaal en een bel-etagevenster. In de 20ste eeuw werd hier een pui met trap gerealiseerd. Het gebouw sluit aan bij een vijf traveeën breed, 17de-eeuws gebouw dat in 1730 werd getransformeerd in en late Maasstijl. Het 18de-eeuws interieur bevat op het gelijkvloers een classicistisch salon met wandpilasters met Ionische kapitelen en op de eerste verdieping een ovale zaal met straalsgewijs cassettenplafond.
Ondergrondse substructies van de kapittelkerk, van de voormalige Onze-Lieve-Vrouwkerk en van andere gebouwen die tot de abdij behoorden
De kapittelkerk was toegewijd aan de Heilige Amor. Er werden vooralsnog sporen gevonden van twee kerkgebouwen, met name een rechthoekig gebouw met apsis uit de preromaanse periode en een oversnijdend halfrond uitbraakspoor dat de originele apsismuur betreft van de romaanse Stiftskerk die vóór 1040 gebouwd werd. Van de voormalige parochiale Onze-Lieve-Vrouwkerk werd vooralsnog de 7de-eeuwse kern ontdekt. De kerk is in verschillende volumes blijven voortbestaan tot het midden van de 19de eeuw.
Gotische toren en neogotische parochiekerk
De nog bestaande gotische toren werd in 1565-1567 ten zuiden van de Onze-Lieve-Vrouwkerk opgetrokken. Een prachtige gotische boogfries, gotisch maaswerk in de galmgaten en een bas-reliëf van Onze-Lieve-Vrouw met Kind in een stralenkrans decoreren de kerktoren. Na de afbraak van de in kern 7de-eeuwse kerk, werd ten zuidoosten van de bewaarde toren een nieuwe kerk gebouwd in neogotische stijl naar ontwerp van architect Lambert Jaminé. Het is een driebeukige kerk met inkomtravee en een schip van vijf traveeën. Er werd uitvoerig gebruik gemaakt van materiaal uit de afgebroken kerk. De kerk werd herhaaldelijk gerestaureerd door architect M. Christiaens (1886), E. Serrure (1891), H. Martens (1910). In 1921 werden twee zijbeuken toegevoegd. Het meubilair is gedeeltelijk herkomstig uit de vroegere kerk en uit het karmelietenklooster.
De 19de-eeuwse portaalvleugel
De portaalvleugel is opgetrokken in eclectische stijl en dateert uit het einde van de 19de eeuw. De vleugel heeft twee bouwlagen onder een zadeldak, het poortgebouw heeft één bouwlaag met schilddak.
historische waarde
De gebouwen maken deel uit van de voormalige abdij van Munsterbilzen gesticht door de Heilige Landrada omstreeks het midden van de 7de eeuw. Oorspronkelijk een gemeenschap van vrouwelijke kloosterlingen die onder de leiding van de abdis de regel van Sint-Benedictus volgden, werd deze gemeenschap vanaf de 12de eeuw omgevormd tot een damesstift met adellijke kanunnikessen. De abdis regeerde als een vorstin en werd "Prinses van het Heilige Roomse Rijk" genoemd. In 1793 werden de kloostergebouwen vernield door de Fransen en hield het adellijk kapittel op te bestaan. In 1895 werden de gebouwen gekocht door de Congregatie van Sint-Jozef uit Clermond-Ferrand, ter verzorging van geesteszieke vrouwen en als lagere meisjesschool. Vanaf 1896 werden de gebouwen uitgebreid voor de opvang van geesteszieken.