Teksten van Watermolen Ezeldijkmolen

https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/327

Watermolen Ezeldijkmolen_versie2_20160404 ()

De Ezeldijkmolen, een watermolen te Diest, is beschermd als monument.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Watermolen Ezeldijkmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/187657 (geraadpleegd op ).


Watermolen Ezeldijkmolen versie 1 20062013 ()

Grote watermolen (1553), voorheen toebehorend aan de Nassau's, opgetrokken op een aftakking van de Demer. Gebouw in de vorm van een Latijns kruis met trapgevels aan de vier uiteinden. De langsvleugel loodrecht op de Demer bevat het molenrad. Traditionele bak- en zandsteenstijl met laat-gotische reminiscenties.

Historiek

De oorsprong van de Ezeldijkmolen gaat wellicht terug tot de 13de-eeuwse Aleiden- en Coenenmolens, gelegen aan de Demer ter hoogte van de Grooten Draey in de huidige Schaffensestraat. In 1334 wordt de Ezeldijkmolen onder deze benaming voor het eerst vermeld, en wel in het testament van Geerard, Heer van Diest, die de molen nalaat aan zijn zoon Thomas. Het was een onderslagmolen voorzien van twee raderen (“grand moulin à II roes”) en werd gebruikt om graan te malen.

In 1539 werd de graanmolen omgebouwd tot schorsmolen om eikenschors te malen voor de huidevetters. Nog geen tien jaar later echter, in 1548, waren de molens al dringend aan herstellingen toe, zoals blijkt uit de briefwisseling betreffende nieuwe molens, bewaard in het stadsarchief. Hierin staat “dat de reparatien vanden ouden molens bij U daer af gedaen sal worden. Daeromme wiltet beste dair inne doen ten minste coste alsoo veel als U mogelick is”. De nodige herstellingen moesten dus met een minimum aan kosten uitgevoerd worden. Even later bleek echter dat de uitgaven voor de herstellingen zo hoog zouden worden en dat de gebouwen niet meer aangepast waren aan de noden, dat algauw besloten werd om nieuwe molengebouwen op te trekken. We schrijven 25 maart 1550. Marten van Cuyck, penningmeester van Willem de Zwijger, werd aangesteld als toezichter voor de bouw van de nieuwe Oranjemolens. Jan van der Vliet werd aangeduid als bouwmeester en algauw startten de werken. De Ezeldijkmolens, gebouwd in de vorm van een Latijns kruis, kregen drie raderen: twee voor het malen van graan (koren, mout en boekweit) en één voor schors. De graanmolens werden -van watergeul tot zolder- door middel van een dikke muur gescheiden van de schorsmolen, die zich in de noordelijke vleugel van het gebouw bevond. Op het einde van oktober 1550, meldde Marten van Cuyck: “’t werck gaet seer voerts ende nae dese weke en sal men niet meer werken”. De molengebouwen waren voltooid. Toch zou het nog tot 1553 duren eer de molens in gebruik konden genomen worden, en dit omwille van een dispuut tussen de steden Diest, Zoutleeuw en Tienen omtrent de sluizen van de nieuwe molens en het effect daarvan op het debiet van de Demer.

Vanaf 1584 stonden de Prinsen van Oranje de pacht van de Ezeldijkmolen toe aan de huidevetters. De middelste molen, de moutmolen, bleek in 1752 volledig versleten en werd afgebroken. De watergeul deed vanaf toen dienst als afvoerkanaal.

Op 14 januari 1795 werd de Ezeldijkmolen door het Diestse stadsbestuur openbaar verkocht om de zware schulden, opgelegd door de Fransen, te kunnen aflossen. Vijf brouwers werden de nieuwe eigenaars van de molen, doch echter niet voor lang. Op 21 augustus 1796 werd de verkoop ongedaan gemaakt en kregen de kopers hun geld terug. De Ezeldijkmolen was destijds immers door de gemeente verkocht op het moment dat de stad reeds door de Fransen veroverd was, waardoor de molen dus als krijgsbuit kon beschouwd worden. Gedurende zestien jaar werd de molen door de Franse staat verpacht, tot hij in 1812 aan de Parijse familie Prat verkocht werd. Toen deze de molen omstreeks 1855 aan de familie Kennes verpachtte, brak een nieuwe bloeiperiode aan. Het duurde niet lang, of ook de Ezeldijkmolen zou met de meest moderne stoommachine aangedreven worden. Aangezien het houten molenmechanisme niet opgewassen was tegen de kracht van de nieuwe machine, werd in 1875 een gietijzeren molenmechanisme geplaatst door de firma L.J. Marie uit Marchienne au Pont, bij Charleroi. De bestaande gebouwen en gronden werden uitgebreid om grote magazijnen te creëren. Een felle brand in 1898, waarbij alle magazijnen en een aantal naburige woningen in de Ezeldijkgang volledig in de as gelegd werden, maakte echter een abrupt einde aan de industriële bloei in de Ezeldijkmolen. Het 16de-eeuwse molengebouw ontsnapte aan de brand en werd nog gebruikt tot 1946.

Even nog werden de sluizen aan de Ezeldijkmolen gebruikt in opdracht van de toenmalige eigenaar, het Ministerie van Openbare werken, maar ook hieraan kwam een einde met de dood van de laatste sluiswachter Richard Kindt in 1974. In 1975 werd het gebouw overgedragen aan de VZW Ezeldijkmolen, die ijverde voor de restauratie van het eeuwenoude complex, aan het einde van de jaren 1970 grondig uitgevoerd onder leiding van de bevoegde architect van de dienst Openbare Werken en de Diestse architect Bondroit.

Beschrijving

De Ezeldijkmolen is een complex in traditionele bak- en zandsteenstijl met laatgotische reminiscenties en werd opgetrokken op een kruisvormig grondplan met een dwarsvolume aan de noordoostelijke hoek -vermoedelijk de voormalige molenaarswoning- en trapgevels aan de kopgevels. De langsvleugel, loodrecht op de Demer ingeplant, bevat het molenrad en het mechanisme en bestaat uit twee bouwlagen en zes traveeën. Boven de rondboogopening van het molenrad zijn nog de sporen aanwezig van de vroegere watergeulen naar de raderen: een rechthoekige opening naar de schorsmolen links en twee stompe spitbogen naar de graanmolens rechts. Kruisvensters, voorzien van houten luiken en met elkaar verbonden door middel van speklagen, doorbreken het gevelvlak op regelmatige afstand. Een reeks steigergaten onder de dakgoot kondigen het met leien bedekte zadeldak aan waarin twee als trapgevel uitgewerkte dakkapellen de zolderruimte verlichten. De rechter dakkapel werd toegevoegd tijdens de grondige restauratie aan het einde van de jaren 1970. De westelijke dwarsvleugel doorbreekt de rechter helft van de gevel en is voorzien van een zandstenen plint, hoekkettingen en schouderstukken. De kopgevel van de dwarsvleugel is opgedeeld in twee traveeën met kruisvensters en twee bouwlagen onder een trapgevel, voorzien van twee laadluiken.

In de noordelijke kopgevel van de langsvleugel bevindt zich een half-cilindervormige uitbouw waarachter een wenteltrap. Links daarvan ligt de aanpalende molenaarswoning die toegankelijk is via een deur, geflankeerd door een klein venster met zandsteenomlijsting onder twee vensters op de verdieping, en heeft een kloosterkozijn in de kopgevel. Tegen de molenaarswoning werd recent een garage bijgebouwd.

In de oostelijke gevel van de langsvleugel bevindt zich de toegang tot de voormalige schorsmolen: een korfboogpoort met omlijsting in zandhoudende kalksteen onder twee rechthoekige laadluiken, één op de verdieping en één in het als trapgevel uitgewerkt dakvenster. Links van de koetspoort bevinden zich drie beluikte kruisvensters -één op de gelijkvloerse en twee op de eerste verdieping-, een als trapgevel uitgewerkt dakvenster met laadluiken en een grote glaspartij op de begane grond die zicht biedt op het molenrad. In de noordelijk gerichte gevel van de oostelijke dwarsvleugel bevinden zich, aansluitend bij de glaspartij, een deur onder een als kloosterkozijn uitgewerkt venstertje en twee rechthoekige vensters met roedenverdeling. Alle muuropeningen werden recent aangebracht. De kopgevel wordt op de gelijkvloerse en op de eerste verdieping opengebroken door twee voormalige kruisvensters, waarvan de kruisen verwijderd werden, en in de geveltop door een rechthoekig venster in natuurstenen omlijsting, voorzien van een laadluik. Een smeedijzeren hekken sluit het domein van de Ezeldijkmolen af van de Ezeldijkgang, het steegje waar de in 1898 afgebrande pakhuizen van het molengebouw stonden. Daar bevindt zich ook de toegang tot de graanmolen: een korfboogpoort onder een luik om goederen binnen te halen.

Van het oorspronkelijke interieur van de molen bleef niet veel bewaard. Enkele delen van de dragende structuur (bijvoorbeeld moerbalken met ingesneden sleutelstuk en de stenen zuil naast het molenmechanisme) zijn nog origineel, net zoals de grote maalstenen, het molenrad en het in 1875 geplaatste gietijzeren molenmechanisme.

Bibliografie

  • FERRARIS J. 1775: Carte Chorographique des Pays-Bes Autrichiennes.
  • VONCKEN J.G. 1822: Primitieve kadasterkaart, Gemeente van Diest, s.l.
  • POPP P.C. 1857: Atlas Cadastral de Belgique. Province de Brabant. Arrondissement de Louvain. Plan Parcellaire de la ville de Diest, avec les mutations, Brugge.
  • BRANS M. 1994: Diest. Stille getuigen, s.l.
  • LEMAIRE R. e.a. 1971: Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, 1, Provincie Brabant, arrondissement Leuven, Luik, p.56-99.
  • VAN DER EYCKEN M. s.d.: Zeven eeuwen Ezeldijkmolen in Diest, Averbode.
  • VAN DER EYCKEN M. 1994: Steden in beeld. Diest, s.l.
  • VAN DER EYCKEN M. 1980: Diest vroeger en nu, Tielt.
  • VAN DER EYCKEN M. 1980: Geschiedenis van Diest, Diest.

Bron: Beschermingsdossier DB002163, Watermolen Ezeldijkmolen (digitaal dossier)
Auteurs:  Verloove, Claartje; Deneef, Roger; Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Watermolen Ezeldijkmolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/146551 (geraadpleegd op ).