Teksten van Parochiekerk Sint-Monulphus en Gondulphus

https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/3528

Parochiekerk Sint-Monulphus en Gondulphus ()

De bescherming als monument betreft de neogotische parochiekerk Sint-Monulphus en Gondulphus uit 1912. De laatgotische westtoren werd reeds in 1936 als monument beschermd.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Monulphus en Gondulphus [online], https://id.erfgoed.net/teksten/190975 (geraadpleegd op ).


Parochiekerk Sint-Monulphus en Gondulphus: toren versie 1 05052014 ()

De parochiekerk Sint-Monulphus en Gondulphus is een georiënteerd neogotisch kerkgebouw uit 1912 met een laatgotische westtoren, ten noorden en oosten omgeven door een oude bakstenen muur met gecementeerde afwerking.

Historiek

De eerste kerk werd vermoedelijk in de 11de-12de eeuw gebouwd. De bouw van het gotische bedehuis dateert van de 14de eeuw. De toren was aanvankelijk vrijstaand. In 1551 werd een Sint-Hubertusaltaar opgericht. In 1651 vond er vernieling en brandstichting door de Lorreinen plaats, waarbij een dertigtal inwoners die in de toren waren gevlucht de dood vonden en de oudste parochie- en gemeentearchieven verloren gingen. De schade aan de toren was beperkt, in tegenstelling tot bij schip en koor. In 1646 en 1671 werd de sacristie ingericht als woning van de pastoor. Uit 1656 dateert de herbouw van kerk en toren met drie klokken, ten laste van gemeente en pastoor. In 1661 of kort daarvoor werd een broederschap ter ere van Sint-Hubertus gesticht, waarna Lille een heuse bedevaartplaats werd. In 1671 was er nog steeds geen gewelf in het koor van de in 1651 verwoeste kerk. Ten laatste in 1687 dient de volledige voltooiing van de herbouw gesitueerd te worden. Er bleek toen geen sacristie meer te zijn.

In 1711 werd het Onze-Lieve-Vrouwaltaar hersteld. In de 18de eeuw was er sprake van een kluis. In 1764 werd een nu nog aanwezige grotere klok gemaakt door Joseph Simon uit Lotharingen, met inscriptie: “IN HONOREM S.RUM MONULPHI GONDULPHI / ET HUBERTI / JOSEPH SIMON ME FECIT / ANNO 1764”. In 1799 namen de Fransen de twee overige klokken mee. In 1813 werd de broederschap van de Heilige Rozenkrans gesticht. In 1816 werd de kleine klok onder pastoor Dollemans geplaatst, met als maker Johannes Diet Bieber (Hamburg). In 1821 werd het dak vernieuwd. In 1822 werd de Sint-Ambrosiusbroederschap opgericht, een devotie die verband houdt met de plaatselijke bijenteelt. In 1827-1828 vonden er werken plaats aan het interieur: afkrabben van de muren, aanbrengen van een nieuwe triomfboog tussen koor en schip, leggen van een nieuwe arduinen vloer in plaats van de oorspronkelijke kasseien en plavuizen; bouw van een nieuwe sacristie en bergplaats. In 1831 werd de toren gevoegd en werd de spits vernieuwd. In 1836 werd de broederschap van Sint-Barbara opgericht. In 1836-1837 werden herstellingswerken aan de toren uitgevoerd.

In 1845 werd de oude kerk afgebroken, daar het dak versleten was en het te klein geworden gebouw er erbarmelijk uitzag, nog een erfenis van de Franse tijd. In 1845-1846, onder het pastoraat van Wilhelmus Spierings (1818-1871), werd een nieuwe neoclassicistische kerk gebouwd, met rondboogvensters, een tongewelf als overkluizing van de middenbeuk en rondbogige scheibogen. De oude toren bleef behouden. De eerstesteenlegging had plaats op 19 april 1845 door E.H. A. Meuwissen, pastoor en deken te Hamont. Na voltooiing van de binnenafwerking werd de kerk door bisschop Corneille van Bommel op 15 juli 1850 ingewijd. In 1855-1856 situeert zich de plaatsing van een orgelkast en de vernieuwing van het orgel, gebouwd door Franciscus Cornelius Smits uit Reek (Nederland). In 1861 werd er een nieuw hoofdaltaar geplaatst, terwijl het oude naar de nieuwe parochiekerk van Linde-Peer verhuisde. In 1868 werd de broederschap van Sint-Franciscus van Sales gesticht. In 1895, onder het pastoraat van Marcellinus Vreven (1879-1897), werd de toren hoger opgetrokken, cf. verschil in kleur van de steen, en een nieuwe spits geplaatst. Uit 1898 dateren de rangschikking van de toren als monument van derde klas en de schildering van het interieur van de kerk, inbegrepen de altaren en de heiligenbeelden.

In 1909 werden plannen opgevat om het tot dan toe rond de kerk gelegen kerkhof te verwijderen en een ruimer kerkhof ten zuiden op te richten. In 1910 volgden de aanbesteding van dit nieuwe kerkhof, met afsluitingsmuur, ingangs- of afsluitingshek en dodenhuisje, en de toewijzing aan Nicolaas Van Werde (Achel). In 1912 werd de nieuwe kerk voltooid naar ontwerp van architect M. Christiaens (Tongeren), (plannen van 1908 en 1912, eerstesteenlegging op 8 september 1910 door E.H. P. Dols, deken te Hamont, inzegening van het eerste gedeelte, namelijk koor, kruisbeuk, sacristie en bergplaats, op 7 augustus 1911, bouw van de drie beuken in 1912), daar de oude te klein geworden was en zonder de minste bouwstijl werd bevonden. Bij de bouw van de nieuwe kerk verdween een groot gedeelte van het oude kerkhof. Aannemer van het eerste deel van de kerk was Jansen uit Neerpelt. Op 13 september 1919 vond de aanbesteding plaats van een nieuw orgel bij de firma Kerkhoff (Brussel), welk contract niet werd nageleefd. Op 1 oktober 1919 werd de nieuwe kerk ingewijd door monseigneur Rutten. In 1920 werd het Smitsorgel gesloopt. Op 7 november 1920 vond de plechtige inhuldiging van het monument voor de gesneuvelden van de Eerste Wereldoorlog, dat in 1992 werd gerestaureerd, plaats. In 1922 werden muurschilderingen aangebracht door E. Janssen (Borgerhout), waaronder een aanbidding van de herders. Uit 1922-1923 dateert de bouw van een nieuw orgel, een crescendokast en een gotische orgelkast door Anton Veith (Paderborn, Duitsland). Op 17 juni 1923 werd het nieuwe orgel ingewijd en ingespeeld, dat nadien herhaaldelijk werd hersteld door orgelbouwer Nagels (Kozen).

Van 21 september 1936 dagtekent de definitieve bescherming van de toren, die steeds eigendom is geweest van de gemeente, terwijl de kerk toebehoort aan de parochie. Op 14 en 15 september 1944 werd de kerktoren zwaar beschadigd, vooral aan galmgaten en spits, door driemalige Duitse beschieting op de in de toren geïnstalleerde Engelse observatiepost. In 1946 werd de toren hersteld door de firma Theodoor Vandeweyer. De staat betaalde deze kosten terug als oorlogsschade. In 1953 werd de oorlogsschade definitief hersteld door herstellings- en verbeteringswerken aan de toren, naar ontwerp van architect Theunissen. In 1954 werd de bolbekroning van de torenspits met bladgoud belegd door schilder Leo Ras, cf. opschrift: “Leo RAS 1954”. In 1955 werd het kerkinterieur herschilderd door kunstschilder Pierre Brouns (Maaseik), inclusief de in de kerk aanwezige beelden, waarbij de schilderingen van Janssen verdwenen. In 1957 werd een doopkapel gebouwd in het verlengde van de rechterzijbeuk en werden de oude grafzerken rondom de kerk vervangen door een stoep van rode baksteen. Omstreeks dezelfde tijd werd een nieuw torenuurwerk geplaatst, alsook glasramen van R. Daniëls (Sint-Truiden) in de doopkapel. In 1963 werden herstellingswerken aan de toren uitgevoerd. In 1980 werd de grote sacristie verruimd tot bidkapel waarin de weekdiensten plaatsvinden. Circa 1982 werden dringende beveiligingswerken ondernomen naar aanleiding van enkele kunstdiefstallen.

Omstreeks 1985 werd een nieuw orgel door Nagels (Kozen) ingebouwd in de balustrade van het oksaal, met behoud van de gothische kast van het vorige orgel, waarna inwijding door pastoor Scheepers. In 1988 werden binnenschilderwerken uitgevoerd. In 1989 situeert zich de elektrificatie van de klokken. In 1989-1992 werden herstellingswerken van kerk en toren ondernomen, naar ontwerp van architect E. Martens (Maaseik), waaronder zuivering van de torenruimte en de ruimte boven de middenbeuk, het koor en het transept, dakwerken, opnieuw voegen en herstellen van het gereinigde metselwerk, uitvoeren en plaatsen van nieuwe eiken kroonlijsten aan de toren, herstel van de kroonlijsten elders, dakbedekking met nieuwe natuurleien en herplaatsing van bestaande leien, met koper bekleden van de platte daken boven de sacristie en de bergplaats ter hoogte van de winterkapel, herstelling van de loopbruggen, vernieuwing van de kordonlijsten in ijzerzandsteen en maaskalksteen, herstellen en opnieuw verven van het grote kruis van de spits, met windhaan (inscriptie: “ANNO / 1736 / LM”) en op bolbekroning, verven van ankers, bepleistering en beschildering van het interieur. Bij deze gelegenheid werd een anker ontdekt, gemaakt door de Lilse hoefsmid en herbergier Laurentius Bertho (1858-1917), met inscriptie: “1895 BERTHO”. Op 28 november 1999 werd een derde luiklok gewijd door E.H. Rik Palmans. Op 13 december werden nieuwe wijzerplaten geplaatst door eerstgenoemde firma. In 2000 werden antennes op de kerktoren geïnstalleerd en werd een bijhorende technische cabine geplaatst.

Beschrijving

De plattegrond beschrijft een voorstaande laatgotische westtoren met flankerende traptoren ten zuidoosten, voorzien van een afgeschuinde zuidwestelijke hoek, en een neogotische kruisbasiliek, bestaande uit een driebeukig schip van vier traveeën met ter hoogte van de eerste travee ten zuiden een aansluitende doopkapel voorzien van een driezijdige sluiting, een transept met armen van telkens één travee en een vlakke sluiting en een koor van twee rechte traveeën met vijfzijdige sluiting, nevenkoren en een flankerende sacristie ten zuiden.

De verankerde gebouwen zijn grotendeels van baksteen. Bij de laatgotische toren werd gebruik gemaakt van ijzerzandsteen voor de afzaat van de sokkel, de afgeschuinde waterlijsten tussen de bouwlagen en delen van het portaal. Boven de geprofileerde houten kroonlijst bevindt zich een ingesnoerde, van enkele dakkapelletjes, met twee schilden vooraan, voorziene naaldspits (leien) met bolbekroning, smeedijzeren kruis en windhaan. Rechts van de ingang bemerkt men twee kleine ingemetselde hardstenen grafkruisen, deel uitmakend van een kruisfiguur van gesinterde baksteen; links van de ingang, twee kruisfiguren van gesinterde baksteen, ditmaal zonder grafkruisen bovenaan; op de oostzijde, ook twee kruisfiguren; in de noordzijde, twee ingemetselde geërodeerde maskers van grijze steen halverwege en twee dezelfde geometrische figuren van gesinterde baksteen op de eerste bouwlaag, mogelijk het gildeteken van de metselaars. De toren telt vier geledingen en is voorzien van versneden steunberen, ten westen overhoeks. Het westelijk portaal is opgetrokken in rode baksteen met een ijzerzandstenen basement en boogveld, diep insnijdende dagkanten met telkens twee colonnetten, voorzien van ijzerzandstenen bladwerkkapiteeltjes, en gelijkaardig geprofileerde spitsbogige archivolten met aflijnende ijzerzandstenen druiplijst op vrouwenhoofden, waarboven een rechthoekig venstertje. De korfboogdeur is gevat in een afgeschuinde omlijsting en heeft bewaard neogotisch houtwerk en ijzerbeslag. Boven de deur is een drielobbige nis aangebracht met witgeschilderd Sint-Hubertusbeeld, met twee flankerende betraliede drielobbige venstertjes. Rechts van het portaal ontwaart men een hardstenen gedenksteen met inscriptie: “1651/VERWOESTING KERK/30 DODEN/22 4 2001”. De tweede geleding wordt getypeerd door keperboogvormige muuropeningen ten noorden en ten zuiden, alsook telkens twee spaarvelden met spitsboogfries. Gelijkaardige spaarvelden treft men aan op de steunberen, alsook op de derde geleding. De vierde geleding is voorzien van telkens twee afgeschuinde spitsbogige galmgaten, waarboven een aflijnende spitsboogfries is aangebracht. De aansluitende traptoren is opengewerkt met lichtgleuven.

Het neogotisch bedehuis is een bakstenen kruisbasiliek op een breukstenen sokkel, met gebruik van hardsteen voor de afzaat van de sokkel, de afwerking van steunberen, de afgeschuinde lekdrempels, de lateien, de omlopende druiplijsten, de deklijsten, de stijlen en de tussendorpels van de kruisvensters in de sacristie. Rode baksteen is aangewend voor de omlijstingen, de geprofileerde rechte muizentanden en de spitsboogfriezen van het transept en het koor. Zandsteen werd gebruikt voor het maaswerk. De geprofileerde kroonlijsten zijn van hout. De leien bedaking, voorzien van een vijftal dakkapellen, bestaat uit zadeldaken boven het schip, het transept, het koor, de sacristie en de doopkapel, en lessenaarsdaken boven de zijbeuken en nevenkoren. Een smeedijzeren kruis bekroont de nok van het koor. De zijgevels van de middenbeuk worden geritmeerd door onversneden steunberen, waartussen spitsbogige tweelichten zijn aangebracht. De zijgevels van de zijbeuken worden gekarakteriseerd door rechthoekige roosters in hardstenen omlijstingen waarboven gelijkaardige drielichten, van elkaar gescheiden door versneden, ten westen op elkaar gestelde steunberen. De westelijke gevels van de zijbeuken hebben telkens één rechthoekige deur, met bewaard houtwerk en ijzerbeslag, een bekronend analoog drielicht, alsook één rechthoekig luik met spitsbogig boogveldje in de top. De doopkapel heeft lancetvensters tussen overhoekse versneden steunberen. Het transept wordt getypeerd door op elkaar gestelde steunberen, aandaken met schouderstukken en een kruisbloem als topstuk, lelievormige ankers en in de sluiting telkens één spitsbogig vierlicht, waarboven een dito tweelicht met onderaan gedicht maaswerk. De koorsluiting heeft analoge drielichten tussen overhoekse versneden steunberen en vertoont een hardstenen gevelsteen met inscriptie: “XIXc X”. De nevenkoren hebben gelijkaardige tweelichten en telkens één drielicht ten oosten. De sacristie wordt gekenmerkt door van schouderstukken voorziene aandaken, lelievormige ankers, deels betraliede kruisvensters, getoogde keldervensters en een rechthoekige kelderdeur ten oosten, in hardstenen omlijsting, met vernieuwd houtwerk en voorzien van een trap met ijzeren leuning. Ten noorden van de sacristie sluit een lager deel aan onder plat dak, met rechthoekige muuropeningen en steektrap met ijzeren leuning. Een gelijkaardig opgevat volume bevindt zich ten westen.

Interieur

Het interieur is bepleisterd en witbeschilderd. De torenruimte heeft een vlak plafond. De middenbeuk is overkluisd met kruisribgewelven (gewelven van baksteen, ribben van zandsteen) op zandstenen kolonnetten met bladwerkkapiteel en bekronende hardstenen impost. Tussen de midden- en zijbeuken bevinden zich geprofileerde spitsboogvormige scheibogen van zandsteen op hardstenen zuilen, met achtzijdig basement en dito bladwerkkapiteel. De zijbeuken hebben een gelijkaardige overkluizing, aan de zijmuren rustend op zandstenen bladwerkkraagstenen met hardstenen imposten. Boven de kruising is er een gelijkaardig stergewelf aangebracht, rustend op beschilderde bundelpijlers van imitatiehardsteen, met basement en kapiteel van hardsteen. De transeptarmen hebben twee kruisribgewelven op geprofileerde hardstenen kraagstenen. Bij de overgang van de zijbeuken en nevenkoren naar het transept bevinden zich spitsbogige scheibogen op halfzuilen van imitatiehardsteen. De overkluizing van het koor is gelijkaardig aan die van het middenschip. Een straalgewelf bekroont de sluiting. De nevenkoren hebben netgewelven op zandstenen bladwerkkraagstenen. De doopkapel is overkluisd met een spits tongewelf en een straalgraatgewelf in de sluiting.

Mobilair

Afkomstig van de oude kerk:

  • schilderij met voorstelling van de Doop van Jezus, namelijk altaarstuk van doopkapel (eerste helft 19de eeuw)
  • gepolychromeerde gebeeldhouwde kruisweg van 1880 door F. De Vriendt (Borgerhout), met op de achtste statie een afbeelding van de schenker Joannes Chrysostomos Cox
  • eiken calvariegroep (19de eeuw)
  • heden wit beschilderde beelden door Cornelis Janssen (Sint-Truiden) van het Heilig Hart, Onze-Lieve-Vrouw en Sint-Jozef, oorspronkelijk alle beschilderd door de heer Sensen (1877)
  • heden witgeschilderde, eertijds gepolychromeerde beelden van Heiligen Barbara (18de - eerste helft 19de eeuw), Anna, Lucia (18de eeuw), Sebastiaan (18de eeuw ?), Isidorus, Antonius van Padua, Franciscus Xaverius of van Sales (circa 1700), Hubertus door Thomas Watson uit Achel (1899), Ambrosius door L. de l’Epee uit Baarle-Hertog (1851, ter vervanging van een ouder beeld), Monulphus en Gondulphus door A. De Tombay (tweede helft 19de eeuw), alsook Heilige Familie
  • twee eiken engelen in aanbidding (18de eeuw)
  • gepolychromeerde houten Jezus aan het kruis (eerste helft 19de eeuw, mogelijk ouder)
  • gipsen beeld van de Heilige Rita (19de eeuw?)
  • eiken, van leuning en toegangsdeur voorziene trap naar oksaal, versierd met akanten en rozetten (18de eeuw)
  • eiken balustrade van het oksaal (eerste helft 18de eeuw), met bewaarde pijpen van een vroeger orgel
  • twee eiken rococo biechtstoelen met voorstelling van Heilige Maria-Magdalena en Heilige Petrus (tweede helft 18de eeuw)
  • hardstenen doopvont met deksel van messing (midden 19de eeuw)
  • houten bidstoel met als rug een harp (begin 19de eeuw)
  • houten koorzitmeubelen, zetel met twee stoelen, rugstuk zetel met mijter, op rugplank stoelen vaas met palmet (circa 1800).

Voor de nieuwe kerk:

  • icoon van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand (1919) door Andrea Rico da Candia (Kreta)
  • schilderij met voorstelling van de Heilige Theresia van Lisieux
  • figuratieve glasramen, waaronder vijf grote in het koor met het leven van Jezus, verder van Onze-Lieve-Vrouw met de stamboom van Jesse, Sint-Hubertus, Sint-Jan de Doper, de Hemelse Glorie met onder meer de Heilige Drievuldigheid, de Heiligen Catharina en Elisabeth, de Heilige Barbara en een tweede vrouwelijke heilige, waarschijnlijk de Heilige Gertrudis van Landen, de Heiligen Aloysius Gonzaga en Johannes Berchmans, door Joseph Osterath (Tilff bij Luik), (1918-1919)
  • enkele decoratieve glasramen
  • vier glasramen in de vroegere doopkapel door Roger Daniëls (1957)
  • neogotisch mobilair:
    • hoofdaltaar van J. Wilmotte zoon (Luik, circa 1909), met hardstenen altaartafel, onderbouw met zeven nissen waarin centrale Christusfiguur in halfreliëf geflankeerd door figuren uit het Oude Testament, verguld koperen tabernakel links en rechts geflankeerd door een biddende engel, en koperen expositietroon in de vorm van een gotisch baldakijn
    • twee hardstenen zijaltaren van circa 1941
    • in 1910 door J. Linders aan de kerk geschonken communiebank van arduin en vergulde messing (mogelijk koperwerk door Wilmotte, Luik), deels omgevormd tot een nieuw vooruitgeschoven hoofdaltaar, met voorstelling van de Vermenigvuldiging der broden en vissen, en twee lezenaars met ajour uitgewerkt maaswerk en de symbolen van de Eucharistie, namelijk de pelikaan en het Lam Gods
    • eiken preekstoel door Thomas Watson (Achel) met voorstelling van Christus en de vier evangelisten, geleverd door de gebroeders Raymaekers (Geleen), (eerste kwart 20ste eeuw)
    • dito biechtstoel en orgelkast (1922-1923) met orgel door de firma Veith (Paderborn), circa 1985 vervangen door een orgel gebouwd door Nagels uit Kozen
  • In de nieuwe kerk geplaatst: kruisbeeld van olm en lindehout, afkomstig van het kerkhof (begin 18de eeuw, gerestaureerd in 1976 door architect Lucien Janssen (Rekem))

Ten noordwesten van de kerk:

  • hardstenen monument voor de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog, ingehuldigd op 7 november 1920 en later bekroond met een bronzen Heilig Hartbeeld, nadat op 19 juni 1925 de gemeente aan het Heilig Hart werd toegewijd. Bovenaan versmallende vierkante pijler op rond basement, met vooraan de inscriptie: “HULDE VAN St HUIBRECHTS LILLE” op een banderol, verder fasces, vaandel, helm met kruis en Belgische leeuw, waarboven een bekronend Heilig Hartbeeld. Zijkanten met eikentak, palmtak, helm, obus en de jaartallen 1914 en 1918; achterkant voorzien van lauwerkrans met centrale ster.

Ten zuiden van de kerk:

  • door een beukenhaag omgeven hardstenen monument voor de gesneuvelden en de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, oorspronkelijk elders opgesteld, in 1975 vernield door aanrijding van een auto en nadien door toedoen van de heemkundige kring gerestaureerd en naar de huidige plaats overgebracht. Het moment bestaat uit een centraal kruis met geweer, helm en palmtakken, waarboven de inscriptie: “St HUIBRECHTS LILLE HULDIGT”; onderaan de jaartallen 1940 en 1945.
  • fragmenten van hardstenen grafsteen van E.H. Gysbertus Michiels (1727)
  • hardstenen grafmonument van E.H. Marcellinus Vreven (1897)
  • dito monument van E.H. Henricus Kerkhofs (1896)

Tegen de noordzijde van de toren:

  • hardstenen grafsteen van pastoor W. Spierings (1875)

Bibliografie

  • Beschermingsdossier DL002312, Neerpelt: Monulfus en Gondulfuskerk (S.N., 2003, digitaal dossier).

Auteurs:  Pauwels, Dirk
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Monulphus en Gondulphus [online], https://id.erfgoed.net/teksten/158049 (geraadpleegd op ).