De bescherming als monument betreft de aanhorigheden, het park en de dreef van het verdwenen kasteel Altena, ook bekend als het kasteelgoed Bovelingen.
Aanhorigheden, park en dreef van het verdwenen kasteel Altena zijn beschermd als monument omwille van het algemeen belang gevormd door de:
het kasteelgoed Bovelingen is de oude kern van de heerlijkheid Bovelingen, die in de 17de eeuw, onder Michel de Borchgrave, versmolt met Pepingen, Mechelen en Rukkelingen. Doorheen de 17de, 18de en 19de eeuw breidde het kasteel gestaag uit en evolueerde van een typische opperhof-neerhof-combinatie naar een kasteel entre cour et jardin, waarbij het adellijke verblijf het brandpunt vormde van een domein, waarvan de hiërarchische structuur zich zelfs tot het nabije dorp uitstrekte. Deze structuur was erop toegespitst het belang van dit brandpunt te benadrukken en tegelijkertijd minimaal aan de buitenwereld te tonen.
In Bovelingen bleef de domeinstructuur duidelijk bewaard: een drevenstelsel leidt vanuit het dorp naar het architecturale scherm, gevormd door kasteelhoeve, dienstgebouwen en aansluitende, ommuurde moestuinen, dat de kern van het domein van de buitenwereld afschermt. De kern is enkel zichtbaar doorheen een monumentaal inkomhekken, dat de toegangsweg naar het kasteel afsluit.
Het kasteelgoed Bovelingen draagt de sporen van een eeuwenlange evolutie: het kasteel werd grondig verbouwd in de 17de eeuw, in de late 18de eeuw en in de late 19de eeuw. Door het verdwijnen van het eigenlijke kasteel is de kasteelhoeve het oudst bewaarde element, dat een 17de-eeuwse kern omvat (elementen van de toenmalige, westelijke kasteelvleugel moeten zijn gerecupereerd in de linker- en achtervleugel van de hoeve, die hier nog een eigenaardige, torenachtige uitbouw behield), zijn huidige omvang in de late 18de eeuw verkreeg en in de late 19de eeuw werd gemonumentaliseerd.
Het kasteelpark, dat in zijn huidige structuur voor het eerst verschijnt op het voorprimitief kadasterplan van 1810, behield de toenmalige basisindeling, met moestuinen ten noorden en een lusttuin en bos ten zuiden, het parkreliëf (twee centrale vijvers en opgehoogde flanken), één van vijf follies in de zuidwestelijke zone, een classicistisch tempeltje in de zuidoostelijke hoek, een ijskelder aan de oostelijke flank en een manege in noordoostelijke hoek. Enkele oude en mooie, maar ongezonde parkbomen zijn nog aanwezig, samen met de stobben van gesneuvelde exemplaren, sommige met respectabele doorsnede.
Laat-19de-eeuws (1879-1883) zijn de monumentale diensgebouwen, het muur- en hekwerk en de serre in de moestuin. Daarbij werd de hoeve gemonumentaliseerd, zodat een uniform, sober eclectisch getint geheel werd bekomen.