Teksten van Parochiekerk Sint-Hilarius

https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/453

Parochiekerk Sint-Hilarius ()

De parochiekerk Sint-Hilarius is beschermd als monument.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Hilarius [online], https://id.erfgoed.net/teksten/187752 (geraadpleegd op ).


Parochiekerk Sint-Hilarius ()

De Sint-Hilariusparochiekerk van Bierbeek is een romaans bouwwerk uit de 12de-13de eeuw met verbouwingen in de 18de, begin 19de en begin 20ste eeuw.

Historiek

Een in oorsprong romaans Deze romaanse kerk staat op de resten van een oudere kerk waarover nagenoeg niets geweten is. De kerk zelf kent een vijftal grote bouw- en verbouwfases. Het koor, middenbeuk, kruisbeuk en zijbeuken stammen oorspronkelijk uit de eerste bouwfase in de tweede helft van de 12de eeuw. Of er toen reeds een toren werd bijgebouwd is niet zeker, de huidige toren dateert van een eeuw later, rond 1260 werden de werken begonnen. De toren is gebouwd in een laat-romaanse stijl met gotische elementen. De klokkenverdieping is nooit afgewerkt. De bouw van de kerk past in de machtsstrijd tussen de heren van Bierbeek en de Hertog van Brabant, met name Hendrik I van Brabant en hangt samen met de omvorming van de kapittel van Bierbeek tot een benedictijnenpriorij. In de jaren 1750-1770 werden de twee zijbeuken en de kruisbeuk afgebroken en vervangen door veel bredere en ruimere zijbeuken in classicistische stijl. Het classicistisch portaal en doksaal werd toen onder de toren gebouwd waarop later het orgel zou komen. De binneninrichting en het meubilair worden eveneens aangepast (preekstoel, communiebank en altaren en stucplafond). In het begin van de 19de eeuw, rond 1808 werd de huidige bakstenen klokkeverdieping met achthoekige spits gebouwd, naar het ontwerp van ingenieur Corthout uit het begin van de 17de eeuw. Vermoedelijk werd ook rond die jaren het classicistisch raam in de voorgevel van de toren geplaatst. In het begin van de 20ste eeuw (van 1897 tot 1914) werd de kerk gerenoveerd door architect Pierre Langerock waarbij de zijbeuken en het transept in een romaanse stijl werden heropgebouwd. Kanunnik Lemaire was nauw betrokken bij de werken. De beeldhouwer Oscar Aelgoet, glasschilder Gust Ladon werkten mee aan de herinrichting van het interieur (1902-1904). Het koor werd eerst aangepakt (1899-1900) waarna Langerock toestemming kreeg van de Koninklijke Commissie van Monumenten en Landschappen voor een restauratie van de volledige kerk. In 1905-1906 werden de twee transeptarmen gereconstrueerd. Het schip werd gerestaureerd tot oktober 1910 waarbij de dakbedekking werd vernieuwd en het 18de-eeuwse stucplafond verwijderd en vervangen door een houten plafond. In 1911 werden de zijbeuken gereconstrueerd. Door de Eerste Wereldoorlog werden de plannen voor de reconstructie van de toren niet uitgevoerd. De laatste restauratie dateert van 1967 waarbij voornamelijk aan de toren werd gewerkt en het interieur werd “gederestaureerd” door architect Simon Brigode met advies van Raymond Marie Lemaire.

Beschrijving

Zoals ook in andere dorpen in de omgeving, onder andere Opvelp, Lovenjoel Pellenberg en Korbeek-Lo, ligt de kerk niet centraal in het dorp, Bierbeek heeft geen echt centrum, maar aan de rand van de gemeente. De kerk en het grote ommuurde kerkhof ligt op een verhevenheid met ernaast het bewaard domein van de pastorie als een groene oase in de gemeente.

Het betreft een laat-romaanse kerk met westertoren aan het begin van de verhoogde middenbeuk met vijf romaanse bovenlichten (rondbogen) en lagere zijbeuken uitlopend op de kruisbeuk en het rechthoekig koor. Lombardische boogfriezen aan de koor- en kruisbeukmuren. De pijlers en bogen van de middenbeuk zijn slank, het koor is overwelfd met een graatgewelf op dubbele muurbogen en hoekpilasters. De kerktoren is een voorbeeld van de overgang van romaans naar gotiek: dikke onversierde muren en pijlers, rondboog poort en zijarcaden zijn romaans, de hoge spitsboog naar de middenbeuk en het ribgewelf zijn dan weer gotisch.

Het koor is naar het oosten georiënteerd werd gebouwd rond 1150 en is aan de buitenzijde versierd met lisenen en een boogfries op geprofileerde kraagstenen. De muren zijn opgetrokken uit een mengeling van witte Gobertangesteen, donkere ijzersteen en hier en daar zeer poreuze stenen uit de omgeving. Bij de bouw van de buitenmuren van de middenbeuk werden veel minder donkere stenen en bij de bouw van de toren geen enkele meer gebruikt. Het koor is bijna ongewijzigd doorheen de eeuwen, de dakhelling werd steiler gemaakt (sporen zichtbaar in de oostgevel van de middenbeuk) maar dit werd in 1900 weer ongedaan gemaakt. Dit laatste is zichtbaar doordat de witte en donkere stenen boven de boogfries in enige regelmaat werden (her)opgebouwd terwijl in de rest van het koor de stenen willekeurig door elkaar staan. Het koor wordt verlicht met een raam in elke muur. In 1904 werden de huidige glasramen geplaatst en de binneninrichting beschilderd met een imitatielambrisering terwijl het gewelf een blauwe hemel met gouden sterren kreeg. In 1965 werd deze decoratie witgeschilderd. De deur tussen koor en sacristie dateert van 1892, die tussen de sacristiegang en kruisbeuk dateert van bij de restauratie begin 20ste eeuw.
Tegen de zuidmuur van het koor stond op de plaats van de huidige sacristie een gebouw (onderdeel van de priorij) zodat het mogelijk is dat deze muur (en de oostelijke muur van de kruisbeuk) een binnenmuur was en dus niet helemaal afgewerkt zoals hij in 1900 werd gerestaureerd.

Het Maaslandse transept sluit aan de buitenzijde – met geringe overlapping – aan op de daken van de middenbeuk en zijbeuken. In 1905 werd de verdwenen kruisbeuken weer opgebouwd op de teruggevonden oorspronkelijke funderingen door architect Langerock. De kruisbeuken waren afgebroken in de 18de eeuw en de ruimte was opgenomen in de nieuwe bredere zijbeuken in baksteen. De juiste afmetingen voor grondplan, hoogte en helling van de daken voor de reconstructie werd afgeleid uit oude funderingen en sporen van oude muren in de middenbeuk. Voor de afwerking en verlichting (de ramen) werd inspiratie gezocht bij het koor. De kruisbeuken werden afgewerkt in 1906. De twee armen van de kruisbeuk vertonen een vierkant grondplan, ze zijn vlak gedekt met daarboven een zadeldak en zij ongeveer even hoog als het koor. De boog tussen de middenbeuk en de kruisbeuken werd in 1905 verhoogd. De zijdelingse toegangsdeur in de zuidmuur van de zuidelijke kruisbeukarm werd aangebracht in 1989.

De middenbeuk is zeven meter breed en elf meter hoog, deze wordt getorst door hoge, vierkante gemetselde pijlers, met bovenaan een deksteen met holle lijst, waarop de rondbogen rusten. De pijlers hadden oorspronkelijk een sokkel, waarvan de bovenrand hier en daar nog zichtbaar is. De sokkels zijn bovenaan mooi afgewerkt met holle lijsten boven een recht voetstuk. Ze zitten nu voor het grotendeel onder de grond, de huidige bevloering van de middenbeuk ligt vooraan 56 centimeter en achteraan 40 centimeter hoger dan het oorspronkelijk vloerniveau. Deze verhoging dateert vermoedelijk uit de 18de eeuw, de huidige blauw en witte tegels dateren van 1717, zodat het huidige vloerniveau gedeeltelijk uit deze periode kan dateren. De pijlers zijn samengesteld uit stukken ruwe, nauwelijks gemetselde stenen van verschillende materialen en afmetingen, het is duidelijk nooit de bedoeling geweest ze onbepleisterd te laten. De vensters boven in de muren van de middenbeuk zitten in een vensternis die eveneens bedoeld was om bepleisterd te worden. Het glas in de ramen dateert van 1840. De vensternissen zijn aan de buitenzijde afgewerkt met holle lijsten en zijn aan de binnenkant onderaan sterk afgeschuind om voldoende licht binnen te laten.
De zijbeuken hadden oorspronkelijk waarschijnlijk kleinere ramen waardoor de kerk vrij donker was. De middenbeuk is gedekt met een vlak plafond, dat in 1775 een Louis-XV bepleistering kreeg, deze werd vervangen door een eikenhouten constructie tijdens de restauratie van begin 20ste eeuw, de werken werden afgerond in 1909. Tijdens de restauratie van 1965 werden de communiebank en preekstoel uit de kerk verwijderd samen met de heiligenbeelden tegen de pilaren.

Het dak bevat nog het originele romaans keperdakspant en is in een nog goede toestand bewaard. Dankzij dendrochronologisch onderzoek is de exacte datum van de bouw van het dak bekend, namelijk 1234 na christus wat meteen de einddatum is van de bouw van het schip. Elke spant is een gebinte op zichzelf en bestaat uit een zware kapbalk (35 op 27 centimeter) en twee zware kepers die rechtstreeks de dakplanken dragen. Deze kepers worden gesteund door twee rechtstaande kapstijlen die op de kapbalk rusten. Langs beide kanten is een kleinere stijl tussen de kepers. Op 1.70 meter hoogte van de kapbalk zijn de twee kepers met elkaar verbonden door een horizontale hanebalk. Er zijn geen balken die de dakspanten onderling verbinden.

De zijbeuken waren oorspronkelijk ongeveer een meter smaller dan de huidige en vlak gedekt. In 1770 dreigde een van de zijbeuken in te storten waardoor besloten werd ze alle twee te vernieuwen en te vergroten omdat de kerk te klein geworden was. De bouwvallige muren werden gesloopt en vervangen door bredere zijbeuken in baksteen, met elk vijf grote, twee meter brede, met witte steen afgeboorde vensterramen. Achteraan de kerk, in de zuidwesthoek, naast de deur van de traptoren is door het verschil in metselwerk de oorspronkelijke breedte zichtbaar. Er werd in 1910 besloten niet op de oorspronkelijke funderingen te bouwen maar breder te laten, waardoor de boog die de kruisbeuk afsloot van de zijbeuk een bredere ruimte moet overspannen waardoor hij ook hoger kwam. Hierdoor konden de zijbeuken niet meer met een vlak plafond kon gedekt worden, zoals oorspronkelijk het geval was. Er werd geopteerd voor een gebroken dak met deels zichtbaar gebinte.
De werken aan de zijbeuk werden beëindigd in 1911, ze omvatten de afbraak van de bestaande zijbeuken en de volledige heropbouw ervan met buitengevel in witte zandsteen en donkere ijzersteen, zoals bij het koor, het aanbrengen van een doopkapel in het noorden en het inbouwen van de biechtstoelen. Het traptorentje kreeg in deze periode verder een nieuwe bedaking.

De westertoren van de Sint-Hilariuskerk bestaat uit een grote rechthoekige benedenruimte, iets breder dan de middenbeuk, met smalle zijruimten die in feite een verlenging zijn van de zijbeuken zodat deze de torenromp omarmen. In de zuidwesthoek werd een achtkantig traptorentje met kapdak aangebracht tot aan de eerste verdieping dat onderaan volledig in de dikte van de zware westmuur opgenomen is. De toren zelf rust op de zware westmuur en twee massieve pijlers die middenbeuk en torenromp met elkaar verbinden. Twee romaanse rondbogen aan de zijbeuken en een gotische spitsboog bij de middenbeuk zorgen voor de verbinding met de rest van de kerk. Aan de westkant werd de torenruimte mogelijks verlicht door een roosvenster.
De benedenverdieping wordt overkluisd door een kruisribgewelf waarboven de houten vloer van de klokkenkamer. Een gotische toegangsdeur geeft toegang tot de wenteltrap die toegang geeft tot de klokkenkamer. De toren werd tegen de middenbeuk aangezet zoals blijkt uit het gebrek aan vervlechting van het metselwerk. Het onderste zandstenen gedeelte dateert uit de 13de eeuw. In 1606 werd de spits door een storm afgerukt en werd nadien herbouwd. Aan de noordkant van de toren werd toen een horlogehuis gebouwd waarin het uurwerkmechanisme zich bevond. In 1808 werd de bakstenen klokkenverdieping toegevoegd en waarschijnlijk het classicistische raam in de voorgevel gestoken in een algemene restauratiecampagne van de toren. In de restauratiecampagne werden er plannen gemaakt om de bakstenen verdieping te vervangen door witte zandsteen en met een romaanse, naar ontwerp van het koor, versiering te voorzien. In het interbellum werd het dak vervangen door eterniet leien, dewelke werden vervangen in 1965 door natuurleien. De bepleistering van de binnenzijde van de gotische spitsboog tussen toren en middenbeuk werd weggekapt en toen bleek dat het gelijk gekapte stenen waren, werd deze niet meer herbepleisterd.

  • COOMANS T. 2010: Van kapittelkerk tot priorijkerk: De romaanse Sint-Hilariuskerk van Bierbeek in nieuw perspectief naar aanleiding van de dendrochronologische datering van de sporenkap (prov. Vlaams-Brabant), Relicta 6, Brussel.
  • VANDERWEGEN C. red. 1990: De Sint-Hilariuskerk van Bierbeek, Bierbeek.

Auteurs:  Piens, Joachim
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Hilarius [online], https://id.erfgoed.net/teksten/147645 (geraadpleegd op ).