Teksten van Bertembos en omgeving

https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/463

Bertembos_v1_29072013 ()

Het beschermde landschap Bertembos (ook Bertems Gemeentebos genoemd) met omgeving, met een oppervlakte van 271,62 hectare, bevindt zich ten westen van Leuven, tussen de kernen van de gemeenten Bertem (deelgemeente Bertem) en Herent (deelgemeenten Winksele en Veltem-Beisem). Het beschermde landschap omvat eveneens het natuurgebied Koeheide in het uiterste zuiden. Het Eiken- en Grevensbos liggen ten westen van Bertembos en maken geen deel uit van het beschermde gebied.

Fysische geografie

Bertembos, een zeer gevarieerd middelhoutbos, strekt zich uit over een heuvelrug behorende tot de Formatie van Diest die tussen Leuven en Sterrebeek de noordrand van het Brabants leemplateau vormt. Er zijn geen permanente waterlopen in de omgeving aanwezig, wel een aantal bronnen die door tijdelijke watertafels gevoed worden. Het plateau van Bertembos, waarvan de hoogste gedeelten tot circa 95 meter reiken, wordt ontwaterd door een groot aantal dendrietisch vertakte droge depressies (onder andere de depressie tussen de Koeheide en het Gemeentebos), erosiegeulen en holle wegen. Het merendeel van deze erosiegeulen is opgevuld met colluviale leem. De meest markante depressie is deze die van het Hoogveld (ten zuidwesten van het bos) in noordoostelijke richting naar de dorpskern van Wilsele en de Hoge Beek loopt. De zuidelijke flank watert af naar de Voer, de noordelijke naar de Molenbeek (naargelang de gemeente waar deze door stroomt ook Wasbeek, Waasbeek of Aderbeek genoemd). Deze waterlopen monden uit in de Dijle

De plateau- en hellinggronden zijn meestal droge leemgronden die, indien bebost, een dikke A horizont en een gevlekte textuur B horizont hebben (bodemtypes Aba, Abp en AbB, respectievelijk droge leembodems met textuur B horizont, droge gronden op leem zonder profielontwikkeling en niet gleyige leemgronden met structuur of textuur B horizont). De dikke A horizont wordt toegeschreven aan de ligging in een vlak reliëf die een minder goede oppervlakkige afwatering tot gevolg heeft. Deze bodems zijn dan ook doorgaans bebost. Aan de rand van de bossen, onder meer rond het gehucht Bertembos, komen vaak leembodems met een gevlekte textuur B horizont voor (bodemtype Aba1(b), droge leembodems met textuur B horizont). Deze vlekken zouden te wijten zijn aan de inwerking van de wortels van het vroegere loofhoutbos en kunnen relevant zijn bij het situeren en aflijnen van de historische bebossing. Op de hellingen en depressieranden komen talrijke ontsluitingen van het tertiair substraat voor, zowel zand als klei. Een belangrijk complex van ontsluitingen van kleiige ontsluitingen (bodemtype Edx, zwak tot matig gleyige kleibodems met onbepaald profiel) komt voor in de Koeheide. Vanuit bosecologisch oogpunt - en duidelijk merkbaar in de vegetatie - is de vlek zandleemgrond met textuur B horizont en klei-zandsubstraat op geringe diepte (bodemtype wLba) in het noordwesten van het Bertembos.

Cultuurhistorisch landschap

Tot in de volle middeleeuwen vormde Bertembos met het Eikenbos één groot bosgebied. De ontginningen waardoor het Bertembosveld en het Hoogveld (het Hoogveld ligt net buiten de afbakening van het beschermde landschap), ten zuidwesten van Bertembos, ontstonden en de zuidgrens van dit boscomplex werd vastgelegd, vertonen de primitieve veldindeling uit de tijd van het mansus- en domeinstelsel, met name de Karolingische en volmiddeleeuwse periode. Over de ouderdom van de ontginningen waardoor de noordelijke en oostelijke grenzen van het Bertembos werden vastgelegd zijn geen gegevens bekend. De oostgrens valt samen met de grens van de Vrijheid of 'Kuip' van Leuven, zoals ze in 1661 en 1780 werd afgebakend. Aan de rand van het bos bevindt zich één van de weinige, nog in situ bewaarde arduinen grenspalen van 1780 met het wapenschild van Leuven.

De meest recente ontginning is deze rond de Hertemboshoeve of Augustijnenhoeve (net ten westen van Bertembos en buiten de afbakening van het beschermde landschap gelegen), waardoor het oorspronkelijke Bertemboscomplex werd opgesplitst in een westelijk gedeelte (aangeduid als 'Eikenbos') en een oostelijk gedeelte (aangeduid als 'Bertembos'). Deze ontginning werd bewerkstelligd door de in 1203 gestichte priorij van Terbank bij Leuven en is een typisch voorbeeld van een boskantgehucht ontstaan rond een 13de-eeuwse ontginning. De hoeve, die het middelpunt van de ontginning vormde, ligt langs de Oude Bertembosstraat, op oude kaarten ook 'Vierstraete' genoemd. Deze vormde in feite een oude, nagenoeg rechtlijnige verbindingsweg tussen Bertem en Buken (een deelgemeente van Kampenhout), die beiden deel uitmaakten van het domein van de abdij van Corbie, in oorsprong waarschijnlijk een Karolingisch domein. Een gedeelte van de ontgonnen gronden werd tijdens de bodemkartering als leembodems met gevlekte textuur B horizont opgetekend, wat wijst op de vroegere aanwezigheid van een reeds verdwenen bos.

Op het einde van de 18de eeuw bedroeg de oppervlakte van het 'Gemeyntenbosch' 135 bunder, wat min of meer overeenstemt met de huidige oppervlakte. Het werd in gemeenschap gehouden. Elk huishouden van Bertem had er zijn aandeel in de houtopbrengst, een gemeen recht uit de tijd van het domeinbeheer. Het bos bestaat uit een aantal zeer grote percelen, in het midden van het beschermde gebied, die de primitieve kadasterindeling weergeven. Op de kadasterkaart staat de naam 'Schapenheide' bij een laag gelegen terrein (in het noordwesten van het beschermde gebied), waar tot circa 1850 visvijvers aanwezig waren. Het toponiem heeft vermoedelijk betrekking op de zandige ontsluiting ten westen van het bos, mogelijk ook op de grote zandleemvlek (bodemtype wLba) waar de afzettingen van de Formatie van Diest praktisch aan de oppervlakte komen. Ten zuiden van het Bertembos komt nog een heidetoponiem voor, namelijk 'Koeiheide'. Op een kaart uit 1665 heet deze plek 'koije hijede van Berthem' en is een tweede 'koije heijde' zichtbaar, ditmaal in het zuidwestelijk gedeelte van het bos. Beweiding in bossen behoorde tot de aloude gebruiksrechten en gaf in dit geval vermoedelijk ontstaan aan allerlei overgangsvormen tussen min of meer dicht middelhoutbos en heideachtige wastines.

Op verschillende plaatsen zijn nog sporen van een boswal aanwezig, vooral zichtbaar op de grens met de vroegere gemeente Winksele. Een boswal heeft tot doel het vee uit het bos te houden (veekering) en bestaat normaliter uit een aarden wal geflankeerd door een gracht, die meestal op de veldzijde ligt. De grachtcomponent is niet meer duidelijk herkenbaar. Het zuiden van het bos heeft een nogal roerig microreliëf waarin vooral de oost-west gerichte 'Bertembosweg' opvalt, een niet meer gebruikte en verscheidene malen onderbroken holle weg, die zich naar het oosten toe in twee parallelle armen splitst die dicht bij elkaar blijven.

De veranderingen in bodemgebruik sinds het opstellen van de Kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) moeten bijna uitsluitend gesitueerd worden in de noordoostelijke periferie, meer bepaald in het aangrenzende gedeelte van Veltem-Beisem. In de periode 1775-1840 - het precieze tijdstip en de omstandigheden zijn voorlopig onbekend - verdwijnt het bos in het aanpalende gehucht 'Schoonzicht'. Rond 1900 is dit gebied opnieuw bebost. In de loop van de jaren 60 van de 20ste eeuw zal er een villawijk worden gevestigd. Het huidige landschap bestaat nog steeds grotendeels, zoals op de Ferrariskaart afgebeeld, uit het Bertembos omgeven door akkers en graslanden.

Vegetatie

Slechts op één plek worden fragmenten van een min of meer vochtig, alluviaal bostype aangetroffen, met soorten als muskuskruid (Adoxa moschatellina), eenbes (Paris quadrifolia) en slanke sleutelbloem (Primula elatior). Dit type blijft beperkt tot een depressie aan de zuidrand van het bos, waarvan een gedeelte tot ongeveer 1980 als stort werd gebruikt. De bosvegetaties op de drogere leembodems, die het grootste gedeelte van Bertembos beslaan, zijn eveneens erg fragmentair, maar bestaan voornamelijk uit soorten van de eiken (Quercus )- beukenklasse (Fagus) of - op meer voedselarme en zure grond - de eikenorde (Quercus robur, Quercus petraea) met frequent voorkomende vlekken lelietje-van-dalen (Convallaria majalis), dalkruid (Maianthemum bifolium) en adelaarsvaren (Pteridium aquilinum).

De ontsluitingen van zand van de Formatie van Diest of de quasi-ontsluitingen ervan tekenen zich duidelijk af door soorten als pijpestrootje (Molinia caerulea), blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus), bochtige smele (Deschampsia flexuosa), opslag van Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina) en een aanplanting van grove den (Pinus sylvestris). Dit type komt enkel in het noordwestelijk deel van het Bertembos voor.

Van de holle wegen in het gebied onderscheidt zich vooral de zuidelijke helft van de Nieuwstraat, ten zuidwesten van het bos, waar, naast de gebruikelijke struwelen en stikstofrijke ruigten, ook grazige bermen met wilde peen (Daucus carota), muizenoor (Hieracium pilosella) en beemdkroon (Knautia arvensis) voorkomen.

Er zijn voldoende redenen om aan Bertembos een botanisch belang in de ruime zin toe te kennen:

  1. Binnen het afgebakende gebied werden tot nog toe circa 260 plantensoorten genoteerd. Rekening houdend met het feit dat er geen bronzones of moerassen voorkomen, is dit een vrij hoog aantal. Ongeveer 100 daarvan kunnen als min of meer specifieke soorten van bossen of struwelen beschouwd worden. In het bos werden geen echte zeldzaamheden waargenomen, maar toch zijn er een aantal minder courante soorten als eenbes (Paris quadrifolia) en dubbelloof (Blechnum spicant) aangetroffen. Ten zuiden van Bertembos, op de schrale, grazige hellingen van de Koeheide, komen echter wel enkele zeldzame planten voor, met name de liggende en de gewone vleugeltjesbloem (Polygala serpyllifolia, Polygale vulgaris), samen met kleine bevernel (Pimpinella saxifraga) en mannetjesereprijs (Veronica officinalis).
  2. Zowel qua soortensamenstelling als leeftijdsopbouw van de boométage behoort Bertembos tot de rijkste en meest gevarieerde van de regio. Het bestaat grotendeels uit oude, soms sterk uitgedunde en gemengde bestanden van beuk (Fagus sylvatica), zomereik (Quercus robur) (sporadisch ook wintereik (Quercus petraea)), Amerikaanse eik (Quercus rubra), zoete kers (Prunus avium) en berk (Betula), afgewisseld met recente verjongingen van beuk (Fagus) of linde (Tilia).
  3. In de regio zijn er praktisch geen bossen bekend waar linde, voornamelijk Hollandse linde (Tila x vulgaris) maar ook kleinbladige linde (Tilia cordata), een belangrijke rol speelt. Dit kenmerk werd door recente aanplantingen bestendigd.
  4. Dendrologisch belang: zomereiken met stamomtrekken van circa drie meter en beuken van 3,5 tot vier meter komen regelmatig en over het hele bos verspreid voor. De vele oude kerselaars (Prunus avium), waarvan één met een stamomtrek van 3,40 meter en één met 3,20 meter stamomtrek, zijn wellicht de meest opvallende bomen. Deze kerselaars behoren tot de dikste en vermoedelijk oudste exemplaren van België.

Bibliografie

  • Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant DB002008 Bertembos en omgeving.
  • Landschapsatlas - Ankerplaats Bertembos en Grevensbos (A20041).
  • De Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Jozef Jean François de Ferraris, opgesteld tussen 1770-1778, schaal 1:11.520.

Bron: Beschermingsdossier DB002008, Bertembos en omgeving (digitaal dossier)
Auteurs:  Deneef, Roger
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bertembos en omgeving [online], https://id.erfgoed.net/teksten/147743 (geraadpleegd op ).


Bertembos en omgeving ()

De bescherming als landschap betreft het Bertembos en omgeving.
Dit loofbos ligt op een diestiaanheuvelrug en heeft een grote soortenrijkdom waarbij de middeleeuwse veldindeling nog weerspiegeld wordt.

In het zuiden van dit beschermd landschap ligt een van de bunkers die deel uitmaken van de KW-linie.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Bertembos en omgeving [online], https://id.erfgoed.net/teksten/188013 (geraadpleegd op ).