Teksten van Oude Landen: fase 2

https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/4979

Oude Landen fase 1_v1_16092014 ()

De Oude Landen vormen een half open landschap gekenmerkt door een grote verscheidenheid aan loofbos, struweel, ruigte, grasland, rietvegetatie en moeras. Het gebied werd tijdens de 11de eeuw gewonnen op de Schelde door bedijking en inpoldering. De Oude Landen-fase 2 omvat het noordoostelijk deel van dit gebied.

De Oude Landen-fase 1 werd beschermd als landschap bij koninklijk besluit van 13 februari 1980. De Oude Landen-fase 2 werd beschermd als landschap bij ministerieel besluit van 27 december 1987. Deze bescherming omvat twee percelen die in het noordoosten aansluiten bij het landschap Oude Landen-fase 1. Deze percelen werden niet opgenomen bij de bescherming Oude Landen-fase 1 omdat hier de bouw van een postsorteercentrum met bijhorende infrastructuur gepland was. Aangezien deze percelen in het noordoosten van de Oude Landen integraal deel uitmaken van het landschap, omwille van de eigen intrinsieke waarden en gezien het bouwproject van het postsorteercentrum een nefaste verstoring van het landschap zou teweegbrengen, werd dit deel van het landschap ook beschermd, zoals oorspronkelijk de bedoeling was.

Fysische geografie

Topografie

De Oude Landen, een voormalig militair terrein ten zuiden van Ekeren, worden begrensd door de gemeente Ekeren (ten noorden), de spoorweg Antwerpen-Rozendaal (ten oosten), de autosnelweg A12 (ten zuiden) en de Ekerse Steenweg (ten westen). De Oude Landen-fase 2 bevindt zich tussen de Donkweg (ten noorden), de spoorweg (ten oosten) en het beschermde landschap Oude Landen-fase 1 (ten zuiden en ten westen). De oppervlakte van dit beschermde landschap bedraagt ongeveer 0,18 hectare.

Het oostelijk deel van de Oude Landen is opgehoogd en bestaat overwegend uit een zand- en grindvlakte met een merkwaardige vegetatie (onder andere spoorwegvegetatie). Het westelijk deel wordt gekenmerkt door oude en meer recente afgravingen en ontginningen, met grotendeels behoud van het oorspronkelijke polderlandschap, waardoor er een rijke verscheidenheid aan vegetaties voorkomt met onder andere rietvegetaties en ruigte. Het gebied Oude Landen-fase 2 maakt deel uit van het vroegere rangeerstation dat destijds verhoogd werd met 1 à 2 meter zand en steenslag.

Geologie en bodem

Het tertiair bestaat in dit gebied uit groen tot grijsbruin, weinig glauconiethoudend, fijn zand met schelpen aan de basis, behorend tot de Formatie van Lillo (plioceen). De bodem bestaat in het oostelijk deel van het beschermde landschap uit opgehoogde gronden (bodemtype ON).

Vegetatie

Het beschermde landschap Oude Landen-fase 2 heeft een belangrijke vegetatiekundige waarde. De zand- en grindvlakte is vegetatiekundig merkwaardig te noemen: door het opspuiten met Scheldezand is een kalkrijk en betrekkelijk voedselarm milieu ontstaan waarop kenmerkende vegetaties (bijvoorbeeld orchideeën) voorkomen. Deze vegetaties bevatten een aantal zeldzame plantensoorten.

Langs de noord- en oostrand is (op het moment van de bescherming) een beperkte wilgenopslag (met hoogstammige bomen) aanwezig, die zich verder naar het westen uitbreidt. Behalve diverse wilgensoorten groeien er ook ruwe berk en heel wat fruitbomen. Op open plekken groeien vooral duinriet (Calamagrostis epigejos) en Frans raaigras (Arrhenatherum elatius). Wilde marjolein (Origanum vulgare) bloeit er rijkelijk tussen breedbladige lathyrus (Lathyrus latifolius) en boslathyrus (Lathyrus sylvestris). Naast talrijke andere soorten vindt men er ook nog gestreepte leeuwenbek (Linaria repens) en breukkruid (Herniaria glabra). Op kale plekken is een schrale begroeiing van zandmuur (Arenaria serpyllifolia), gestreepte leeuwenbek (Linaria repens) en Sint-Janskruid (Hypericum perforatum) zichtbaar. Tegen de beek handhaaft zich nog zeepkruid (Saponaria officinalis). Ook wilde kaardebol (Dipsacus sylvestris) wordt hier aangetroffen. Het westelijke stuk wordt gekenmerkt door verscheidene oude en meer recente afgravingen en ontginningen. Dit heterogeen patroon van diverse bodemtypen heeft een rijke verscheidenheid aan vegetaties, met talrijke zeldzame plantensoorten, tot gevolg. Naast algemene ruderale planten worden hier ook soorten aangetroffen die in het Vlaamse landgedeelte zeer zeldzaam zijn, onder andere slanke mantelanjer (Petrorhagia prolifera) en steentijm (Acinos arvensis). Eveneens bloeit er ook zandscheefkelk (Cardaminopsis arenosa), breukkruid (Herniaria glabra), cipreswolfsmelk (Euphorbia cyparissias), vroegeling (Erophila verna) en zandraket (Arabidopsis thaliana). Tussen het duinriet (Calamagrostis epigejos ) bevindt zich de zeer zeldzame kalkaster (Aster linosyris ) en de meer algemene rode ogentroost (Odontites vulgaris). Volgende soorten zijn eveneens vermeldenswaardig: ruige zegge (Carex hirta), voorjaarsganzerik (Potentilla tabernaemontani), viltige ganzerik (Potentilla argentea), kruipganzerik (Potentilla anglica), tormentil (Potentilla erecta), vijfvingerkruid (Potentilla reptans) en zilverschoon (Potentilla anserina). Op meer afgegraven stukken staan heel andere soorten, voornamelijk eenjarige akkerkruiden, die later opgevolgd worden door tweejarige en overblijvende planten: bilzekruid (Hyoscyamus niger), doornappel (Datura stramonium), kleine varkenskers (Coronopus didymus), gestreepte leeuwenbek (Linaria repens), spiesleeuwenbek (Kickxia elatine), wegdistel (Onopordum acanthium), witte amarant (Amaranthus albus), koningskaars (Verbascum thapsus), zwarte toorts (Verbascum nigrum), wilde reseda (Reseda lutea), wouw (Reseda luteola), kleine leeuwenbek (Chaenorhinum minus) en guichelheil (Anagallis).

De Biologische Waarderingskaart (versie 2, 1997-2010) vermeldt voor het oostelijk deel van het beschermde landschap de aanwezigheid van ruigte, pioniervegetatie en soortenrijke ruigten, struweelopslag, houtkanten van doornstruwelen en bermen, perceelranden en stroken met elementen van rietkragen en loofhout. In het noorden bevinden zich zuur eikenbos, doornstruweel, verruigd rietland, ruigte, zomereik en doornstruwelen.

Fauna

In het vrij open gebied met slechts sporadische boom- en struikbegroeiingen broedt een rijke verscheidenheid aan vogelsoorten. Ook voor de trekvogels is dit gebied waardevol als pleister- en voedselplaats. Bijgevolg heeft het beschermde landschap een belangrijke ornithologische waarde.

Cultuurhistorisch landschap

De geschiedenis van het voormalig militair domein hangt nauw samen met de geschiedenis van de Antwerpse polders. Tot voor het jaar 1000 was er hoogstwaarschijnlijk geen vaste Scheldedijk aanwezig in dit gebied. Zolang die er niet was, liepen de oeverlanden bij vloed regelmatig onder water. Aanvankelijk vormden deze oeverlanden een waddengebied met een aantal kleine bodemverheffingen als eilanden: Wilmarsdonk, Oorderen, Ekeren, Hoevenen en nog enkele plekken van kleinere omvang. Wanneer het zeewater bij hoog tij in de rivier binnendrong voerde dit slib mee. Tijdens het kenteren van het tij kon het slib bezinken en een nieuw laagje toevoegen aan de kleilaag op de bodem. Deze was reeds bedekt met een andere kleilaag rustend op het veen en het zand, die de ondergrond vormden, dit wil zeggen het fossiele Kempense landschap, dat onder deze polder bedolven ligt.

Gedurende eeuwen herhaalde dit verschijnsel zich tweemaal per dag, waardoor slikken en later schorren gevormd werden. Toen deze evolutie ver genoeg gevorderd was, kon het inpolderen beginnen, vermoedelijk vanaf de 11de eeuw. Omstreeks 1034 zou in delen begonnen worden met de aanleg van de Scheldedijk van Antwerpen naar het noorden toe. Het droogleggen van de schorren zou vermoedelijk eveneens beginnen in de 10de of 11de eeuw. De Oude Landen vormen in het westelijk deel één van de weinige restanten van de Scheldepolders op de rechteroever van de Schelde. De Ekerse polder ten zuiden van de Ekerse landtong werd vroeger de ‘Carde polder’ of ‘Kaartse polder’ genoemd. De naam ‘Oude Landen’ werd ook gebruikt, als contrast met de ‘Nieuwe Landen’, die dichter bij de Schelde lagen in de verdwenen dorpen Oosterweel en Wilmarsdonk. ‘Carde’ was ook de voormalige naam van de Donkse beek, die ten westen van het beschermde landschap loopt.

De Oude Landen worden op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) weergegeven als landbouwgronden in de “Oudland Polder”; doorsneden door de “Oude Landsche Beke”. De percelen worden omgeven door hagen of bomenrijen. Langs de repelvormige percelen komen afwateringsgrachtjes voor. De kaart van Vandermaelen (1846-1854) toont het gebied als landbouwgronden doorsneden door de “Oude Landsche Beek”.

In 1905 werden de eerste opspuitingen verricht, vooral in het oostelijk deel, ten behoeve van de aanleg van het rangeerstation Oosterweel langs de spoorlijn Antwerpen en Amsterdam. Buiten de zandspecie werden ook grote hoeveelheden sintels en grind aangevoerd. Het station deed dienst van 1906 tot 1939, toen een groter rangeercomplex werd gebouwd in de Muisbroekpolder. Intussen was men in 1936 begonnen aan de bouw van een infanteriekazerne op het zuidelijk deel van het terrein. Het volledige domein tussen kazerne en de grens met Ekeren werd in 1939 militair oefenterrein. De stad Antwerpen stond met dit doel de grond af aan de Belgische Staat. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd een deel gebruikt als volkstuinen. In 1945 kwam het gebied lange tijd onder water te staan doordat de Duitsers een sluis van het havengebied hadden opgeblazen. In 1946 kreeg het gebied opnieuw de functie van militair oefengebied. Het werd steeds minder intensief gebruikt door het leger tot de kazerne en het oefenveld door het leger verlaten werden. In 1968 kocht de stad Antwerpen het gebied terug van de Staat, met de bedoeling het te bebouwen. In 2001 sloot het stadsbestuur een beheersovereenkomst met Natuurpunt vzw. Nadien werd het gebied erkend als natuurreservaat.

Bibliografie

  • Archief Onroerend Erfgoed Antwerpen, DA000492, Oude Landen, beschermingsdossier (P. Van den Bremt & E. Hillaert, 1980).
  • Archief Onroerend Erfgoed Antwerpen, DA000711, Oude Landen-fase 2, advies KCML (18 juni 1987).
  • Archief Onroerend Erfgoed Antwerpen, DA000711, Oude Landen-fase 2, beschermingsdossier (M. De Borgher, 1987).
  • Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Jozef Jean François de Ferraris, opgesteld tussen 1770-1778, schaal 1:11.520.
  • Topografische kaart van België, Nationaal Geografisch Instituut, uitgave 2006, schaal 1:10.000.
  • Topografische kaart van België, Philippe Vandermaelen, uitgegeven tussen 1846-1854, schaal 1:20 000.
  • VAN OLMEN M., DE BORGHER M., MEESTERS L. & DE CLIPPEL J.-Y. 2001: Relictzone ‘Oude Landen en Laarse Beek’. Landschapsatlas, R10022, Agentschap Onroerend Erfgoed, Brussel.

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2014: Oude Landen fase 1_v1_16092014 [online], https://id.erfgoed.net/teksten/163077 (geraadpleegd op ).


Oude Landen: fase 2 ()

De bescherming als landschap betreft de tweede fase in de bescherming van de oude Scheldepolder Oude Landen.
Het gebied ten zuidwesten van dit gebied was reeds beschermd als landschap bij koninklijk besluit van 13 februari 1980.

Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2014: Oude Landen: fase 2 [online], https://id.erfgoed.net/teksten/192445 (geraadpleegd op ).