Teksten van Alpiene tuin Bloemendal

https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/531

Alpiene tuin Bloemendal_versie 2_23.03.2016 ()

De alpiene tuin Bloemendal nabij het kasteel van Huizingen (Beersel) is beschermd als monument.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Alpiene tuin Bloemendal [online], https://id.erfgoed.net/teksten/187317 (geraadpleegd op ).


Alpiene tuin_v1_07082013 ()

De alpiene tuin ‘Bloemendal’, ten oosten van de kasteelvijver achter het kasteel van Huizingen (deelgemeente van Beersel), is een voorbeeld van een rotstuin met een unieke plantencollectie en vormt een late uitloper van de Belgische Nouveau Jardin Pittoresque-beweging. Deze tuin, naar een ontwerp van landschapsarchitect Paul De Wit, is gerealiseerd in 1957-1958 in de aanloop naar de Wereldtentoonstelling van 1958.

Kasteelsite van Huizingen

De kasteelsite van Huizingen gaat mogelijk terug tot een volmiddeleeuwse kasteelmotte met hooghof en neerhof, maar het is niet uitgesloten dat de historische kern wordt gevormd door een 'huis van plaisantie' dat niet ouder is dan de 16de eeuw. In 1568 werden de bezittingen van de heer van Huizingen, Charles Boisot, onder sekwester geplaatst en bij die gelegenheid werd expliciet een huis van plaisantie (“plaithuys”) vermeld. Op de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) worden een waterslot omgeven door een rechthoekige vijver, een vleugel van wat mogelijk ooit het oude neerhof was, het nieuwe neerhof en - typisch voor vele 18de-eeuwse kasteelgoederen - een sterrenbos weergegeven. Charles Vaucamps, grootgrondbezitter en sinds 1811 burgemeester van Huizingen, kocht het kasteel aan in 1819. In de loop van de 19de eeuw verschenen enkele sporen van tuinaanleg op de hellingen ten oosten van het kasteel, met name een rechtlijnige dreef die na 350 meter doorheen een terreindepressie eindigde bij een kleine constructie (een prieeltje). De aanleg bleef echter grotendeels beperkt tot de onmiddellijke omgeving van het kasteel, besloeg nauwelijks 3 hectare (de moestuin en de boomgaard in begrepen), en had een 'regelmatig' karakter. Een stervormig ingedeelde ‘plaisirtuin’ naast het kasteel vormde het vertrekpunt van de hellingopwaartse dreef. Pas nadat Albert Vaucamps in 1875 het domein erfde, werd op de helling ten oosten van het kasteel een landschappelijk park aangelegd van ruim 17 hectare groot. De twintig huizen van het gehucht Nekkersput moesten daartoe worden afgebroken en een openbare weg geprivatiseerd.

Het kasteel werd verbouwd in eclectische stijl met renaissance- en barokelementen, maar het bleef een waterkasteel. De rechtlijnige geometrie van de onmiddellijke omgeving, inclusief de stervorm van de lusttuin, maakte plaats voor de vloeiende, gebogen lijnen, kenmerkend voor de late landschappelijke stijl. De rechte, hellingopwaartse dreef, die rond 1800 werd aangelegd, bleef echter behouden en was zelfs de ruggengraat van de nieuwe aanleg: het uiteinde van de dreef, waar zich vroeger een prieel bevond, vormde het uitgangspunt van een complex patroon van kronkelende paden, die vooral het zuidelijke, convexe gedeelte van het domein ontsloten. De hellingen van het valleitje waar deze weg doorheen liep waren vermoedelijk beplant met struikmassieven, inzonderheid rododendrons (Rhododendron). Het is merkwaardig dat de omvorming van het kasteeldomein zo laat gebeurde ten opzichte van gelijkaardige domeinen. Bovendien bleef de oude slotgracht min of meer behouden, wat bij vele kastelen niet het geval was. Na de dood van Vaucamps in 1900 kocht Henri Torley het domein aan. Op 30 maart 1938 verkochten de erfgenamen van Torley het kasteeldomein aan de provincie Brabant. Door de oorlogsomstandigheden kon de openstelling voor het publiek, die voor 1941 gepland was, pas doorgaan op 8 mei 1945. De belangrijkste innovatie van het domein sinds Albert Vaucamps - de aanleg van een alpiene tuin - vond ruim tien jaar later plaats. Het valleitje met de rechte dreef, die ondertussen plaats had geruimd voor een boomgaard, ten oosten van het kasteel zou daartoe de geschikte plaats zijn.

De alpiene tuin

De alpiene tuin, in één document 'Bloemendal' genoemd, een aangepaste rondweg en de ligweiden in het 'Middenpark' (in totaal circa 15 hectare) van het provinciaal domein van Huizingen kaderen in de aanloop naar de Wereldtentoonstelling van 1958 en zijn gerealiseerd tussen augustus 1957 en de paasvakantie van 1958 naar een ontwerp van landschapsarchitect Paul De Wit, toenmalig directeur van de Provinciale Tuinbouwschool in Anderlecht. Dit alles gebeurde in opdracht van de Bestendige Deputatie van de provincie Brabant. Het project kwam in de plaats van een rechthoekige hoogstamfruitweide, gelegen ter hoogte van het kasteel aan de overkant van de slotgracht en gecompartimenteerd met afsluitingen. Op het 'Algemeen Plan der Nieuwe Wandelpaden' uit 1955 bevond zich langs drie zijden van de boomgaard een brede beplantingsstrook met kronkelend padenstelsel in pittoreske stijl.

Een kronkelende 'bergbeek', die een rododendron- en rotstuin (boven), een azalea- en rotstuin (midden) en een rozen en rotstuin (onder) met elkaar verbond, vormde de basis van dit concept. In negen maanden tijd deed aannemer Marysse uit West-Vlaanderen 16 500 kubieke meter grondverzet en leverde en plaatste 502 kubieke meter gestabiliseerd zand, 250 kubieke meter steenslag, 1027 ton kalkrotssteen uit de bossen van de Maasvallei (de valleien van de Bocq en de Molignée), 10 ton rolkeien, 2220 vierkante meter flagstones in grez en stapstenen in kalksteen uit de Condroz.

De tuin is oost-west georiënteerd en daalt af van 108 meter naar 72 meter hoogte. De bergbeek heeft een lengte van 330 meter met op de kop een grote waterval met een hoogte van 3 tot 4 meter. Op een hoogteverschil van 28 tot 30 meter werden 68 watervalletjes en 56 ondergedoken plantvakken voor moeras- en waterplanten voorzien. De bedding bestaat geheel uit gewapend beton op een fundering van steenslag en zandcement. Onder aan de bergbeek ligt een rotssteen van meer dan 3 ton.

De alpentuin zelf is opgebouwd uit vier secties, met de grote dwarsende wandelwegen van het Middenpark als scheiding:

  • de benedentuin met vooral rozenperken.
  • de middenvallei met de collectie Japanse (Rhododendron japonicum) en moerasazalea’s (Rhodendron x viscosa).
  • de hoger gelegen heidetuin met zowel een keur van cultivars van gewone dopheide (Erica tetralix), voorjaarsheide (Erica carnea), grauwe dopheide (Erica cinerea), zwerfheide (Erica vagens) als de verzameling Chinese azalea’s (Rhododendron molle).
  • het hoogste gedeelte van de alpentuin met talrijke rododendrons (Rhododendron).

Meer dan 100 000 sierplanten in circa 1050 genera, soorten en cultuurvariëteiten werden er aangeplant “par associations écologiques”, waaronder water- en moerasplanten, Japanse irissen (Iris ensata), vaste en rotsplanten en bolgewassen. De bloeitijd van de planten in de alpiene tuin besloeg de twaalf maanden van het jaar, zodat bezoekers het hele jaar door de geacclimatiseerde planten uit het hooggebergte van de Alpen, Pyreneeën, Himalaya en Andes konden bewonderen. Azalea’s, rododendrons (Rhododendron), zuurbessen (Berberis vulgaris), cipressen (Cupressus), kornoeljes (Cornus), dwergmispels (Cotoneaster), bruidsbloemen (Deutzia), weigelia’s (Weigelia), dopheidesoorten (Erica cinerea), kardinaalsmutsen (Euonymus), hibiscussen (Hibiscus), jeneverbessen (Juniperus), sierappels- en kersen (Malus floribunda, Prunus spinosa), magnolia’s (Magnolia), sparren (Picea) en dennen (Pinus), rozen (Rosa), spirea’s (Filipendula), taxussen (Taxus) en viburnum (Viburnum) behoren tot de belangrijkste plantengeslachten in de alpentuin. Veel plantensoorten en cultuurvariëteiten zijn intussen verdwenen ten gevolge van de verandering van de standplaatsfactoren. In de plaats hebben zich tussen de rotsen talrijke wilde planten gevestigd, waaronder verschillende soorten varens (Asplenium).

Belang van de tuin

De alpiene tuin met zijn bergbeek is een late uitloper van de Belgische Nouveau Jardin Pittoresque-beweging, ontstaan in 1911 onder de bezieling van Jules Correvon, Louis van der Swaelmen (junior), Jules Buyssens en anderen. Paul De Wit was via Jules Buyssens, in de hogere tuinbouwschool terechtgekomen en heeft in diens bedrijf zijn sporen verdiend. De rotsformaties zijn met zoveel oog voor ' natuurlijkheid' en met een zo groot métier geplaatst (Paul De Wit hielp de steenblokken te positioneren) dat de alpiene tuin in het provinciaal domein van Huizingen tot de beste realisaties in zijn soort in Europa behoort. De alpiene tuin sluit aan bij de rijke traditie in onze regio inzake het ensceneren van ' natuurlijke' rotsformaties: tot 1820 van silex of veldsteen, daarna van tot grotere gehelen vermetselde kalksteenbrokken uit de Ardennen, over de cement kunstrotsen op kippengaas. Het aanplanten van sierplanten in ecologische associaties was voor zijn tijd revolutionair en hoogst uitzonderlijk.

Bibliografie

  • Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant DB002158 Torleylaan-Alpiene tuin Bloemendal in het kasteeldomein van Huizingen.
  • VAN DEN BOSSCHE H. 2003: De alpentuin ‘Het Bloemendal’ in het provinciaal domein van Huizingen. Apotheose van een tuinenbeweging en beschermd monument, Monumenten en Landschappen 22/4, 10-27.
  • De Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Jozef Jean François de Ferraris, opgesteld tussen 1770-1778, schaal 1:11.520.

Waarden

De alpiene tuin ‘Bloemendal’ is beschermd als monument omwille van het algemene belang gevormd door de:

artistieke waarde : de alpiene tuin ‘Bloemendal’ is een uniek voorbeeld van een kunstzinnige en pittoreske natuurnabootsing, een grootse enscenering van ‘natuurlijke’ rotsformaties met een groot aantal planten samengebracht in ‘ecologische’ associaties.

wetenschappelijke waarde : de alpiene tuin ‘Bloemendal’ in zijn oorspronkelijke versie herbergde meer dan 100 000 sierplanten over circa 1050 genera, soorten en cultivariëteiten, en vertegenwoordigt in zijn nu verschraalde versie nog steeds een unieke plantencollectie.

historische waarde : de alpiene tuin ‘Bloemendal’ is een uniek tijdsdocument, hoogtepunt en eindpunt in de evolutie van eerotstuin en een late uitloper van de Belgische Nouveau Jardin Pittoresque-beweging, ontstaan in 1911 onder de bezieling van Jules Correvon, Louis van der Swaelmen (junior), Jules Buyssens en anderen.


Bron: Beschermingsdossier DB002158, Waterkasteel: alpiene tuin Bloemendal (digitaal dossier)
Auteurs:  Deneef, Roger; van den Bossche, Herman; Timmermans, Antoinette
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Alpiene tuin Bloemendal [online], https://id.erfgoed.net/teksten/147980 (geraadpleegd op ).