Teksten van Mouterij Cuypers

https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/547

Mouterij Cuypers_versie2_20160324 ()

De voormalige Mouterij Cuypers te Diest, is beschermd als monument.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Mouterij Cuypers [online], https://id.erfgoed.net/teksten/187396 (geraadpleegd op ).


Mouterij Cuypers versie 1 07082013 ()

Mouterij die tussen 1880 en 1977 uit de achterliggende bijgebouwen van de panden aan de Peetersstraat 11-13 evolueerde tot wat vandaag nog bekend staat als de voormalige Mouterij Cuypers, een indrukwekkend en waardevol industrieel ensemble. De mouterij is gelegen achter het gesloopte pand Peetersstraat 15.

De mouterij Cuypers is de laatste overgebleven zelfstandige mouterij van Diest (stilgelegd halfweg de jaren 1990). De eerste vermelding van zelfstandige mouterijen te Diest dateren van circa 1870. Er kan worden verondersteld dat daarvoor de bereiding van mout in de brouwerijen zelf gebeurde. De brouwerijen waren gelegen op de Demerboorden terwijl de zelfstandige mouterijen in het midden van de stad lagen.

Tussen 1830 en 1914 nam het aantal brouwerijen geleidelijk af alsook de vraag naar mout. Tussen beide wereldoorlogen kwam er een heropflakkering in verband met het brouwen van het donkere gildenbier dat speciaal door de Gilden van Diest ontworpen en gebrouwd werd. De granen die bij de bereiding van de mout werden gebruikt, kwamen meestal uit het buitenland en werden per spoor aangevoerd. De mout zelf werd aan plaatselijke brouwerijen geleverd maar werd tevens uitgevoerd naar Duitsland, Zwitserland en in minder mate ook naar Zuid-Afrika. In de mouterijen werkten relatief weinig personeelsleden hoewel er 24 op 24 uur gewerkt werd en er ook op zondag toezicht nodig was.

Volgens een datumsteen in de voorgevel van het oudste gedeelte (rechts) gebouwd in 1880. Uit een rapport van de Stad Diest blijkt dat deze mouterij reeds in 1877 als zelfstandige mouterij –met andere woorden onafhankelijk van een brouwerij - functioneerde. In die periode telde de stad reeds vier zelfstandige mouterijen. De mouterij was eigendom van de heer Raymaekers, een graan- en mouthandelaar. In 1878 vraagt hij aan het stadsbestuur de toelating om de bestaande werkplaatsen uit te breiden, de bestaande machines te verbouwen en een stoommachine aan het bedrijf toe te voegen. In een stedelijk rapport van 1879/80 staat dat de twee toen nog bestaande stoommouterijen in volle activiteit waren en met moeite aan de vraag naar mout konden beantwoorden. In 1907 wordt de mouterij Raymaekers aangekocht door de familie Cuypers die ze uitbreidde en overschakelde op dieselaggregaten (planning 1928).

In 1928 worden nieuwe kiemzalen gebouwd (huidig centrale gedeelte). In 1934 volgt dan de planning voor een opvallende schaalvergroting (1936) met onder andere een nieuwe kiemzaal, een mouteest en silo’s met alle toebehoren op het vlak van transport en reiniging (links).

Gedeelte 1880

Datumsteen ‘L. Raeymaekers-Weyns 1880’. Er is een oude eest (gewijzigde bovenstructuur, nu met zadeldak) met ontkiemmachine en ontstoffer. De voornaamste gevels zijn gekenmerkt door dieperliggende velden (voorzien van nu met metselwerk gevulde raamopeningen) tussen lisenen die segmentbogen dragen. Aansluitend hieraan ligt de oude vleugel onder een zadeldak. In het metselwerk is baksteen, beton en hout (vloeren, dakgebint, schrijnwerk) verwerkt. Het geheel werd verbouwd naar aanleiding van het optrekken van het kiemgebouw uit 1928.

Gedeelte 1936

a. Kiemzaal 1936 bevat betonnen kiemkasten, keerder, ontruimer en een transportband naar eest. De toevoer van de gerst verliep via buizen, de vloeren zijn geperforeerd (deuren), en de oorspronkelijke bekabeling gebeurde met porseleinen isolatoren. Wat betreft de behuizing: het is een bakstenen gebouw met betonnen structuur, vloeren en een plat dak (betonnen gewelfelementen). De voornaamste buitengevel wordt gekenmerkt door een gesloten karakter en gestructureerd door vlakke dieperliggende rechthoekige velden en smalle horizontale ramen. Verder zijn er moutsilo’s, elevatoren en ander transport.

b. Mouteest 1936 heeft een torenarchitectuur (baksteenmetselwerk met betonnen kap, ringbalk, helvloer enzovoort), dat wordt gekenmerkt door hoge blinde en van rondboog voorziene dieperliggende velden. Er zijn twee eestvloeren: roostervloeren/automatische vulling op de tweede vloer en mechanische keerinstallatie, kipinstallatie en een ontruimer op de eerste vloer. Ijzeren deuren geven toegang tot de vloeren en tot de 'hel'. De vuurhaard is nog aanwezig. De vuurmond werd later voorzien van een stookolie-installatie. Het transport gebeurde door middel van jakobsladders en archimedesschroeven. De afvoerschouw bovenop de toren werd gesloopt.

c. Silo’s 1936 en toebehoren zijn drie grote gerstsilo’s in beton met daaronder archimedesschroeven voor horizontaal transport. Daarnaast zijn er ruimten met onder andere drie geklonken weekbakken met daarboven betonnen bakken die zich onder een weegtoestel ‘Chronus-Werke Reuher u. Reisert K.G. Hennef’ bevinden. Daarboven staan kuismachines (inzonderheid toestellen verwijdering grof vuil, verwijdering stukjes/gebroken korrels, stoffilters), sortering (2,5 en 2,8 millimeter) en kalibrering. Verder zijn er een ontkiemer en weekkuipen.

Voorplein

Losplaats met door middel van rooster afgedekte ontvangstput, weegtoestellen.

Werktuigen en toebehoren
  1. Ontvangst granen: de stortput (losplaats met ontvangstput), de buitenbascule
  2. Opslag granen: de silo’s
  3. Sortering en reiniging: de sorteerder, de reiniger, de transmissie met elevatoren, de bascule ‘Chronus-Werke’
  4. Weken granen: de geklonken weekkuip
  5. Kiemen: de kiembakken, de keerder, de ontruimer
  6. Eesten: de eest met vuurhaard
  7. Ontkiemen: de ontkiemer met stoffilter
  8. Verzenden: de zakkenklopper, de zakkenvuller, de naaimachine, de weegschaal.
  9. Toebehoren, inzonderheid de elektrische bekabelingen, de transmissies met onder andere de archimedesschroef, de aanvoerbuis naar kiembak, de betonnen transportkoker naar de eest

Bibliografie

  • FERRARIS J. 1775: Carte Chorographique des Pays-Bes Autrichiennes.
  • VONCKEN J.G. 1822: Primitieve kadasterkaart, Gemeente van Diest, s.l.
  • POPP P.C. 1857: Atlas Cadastral de Belgique. Province de Brabant. Arrondissement de Louvain. Plan Parcellaire de la ville de Diest, avec les mutations, Brugge.
  • LEMAIRE R. e.a. 1971: Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen, Architectuur, 1, Provincie Brabant, arrondissement Leuven, Luik, 56-99.
  • VAN DER EYCKEN M. 1994: Steden in beeld. Diest, s.l.
  • VAN DER EYCKEN M. 1980: Geschiedenis van Diest, Diest.
  • RAEYMAEKERS F.J. 1870: Het kerkelijk en liefdadig Diest, Leuven.

Bron: Beschermingsdossier DB002164, Diest-Zuid (digitaal dossier)
Auteurs:  Verloove, Claartje; Deneef, Roger; De Schepper, Jo; Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Mouterij Cuypers [online], https://id.erfgoed.net/teksten/148016 (geraadpleegd op ).