Beschrijving
Het Seminarie Leo XIII, een complex gelegen ten zuiden van het Hoger Instituut en haaks ingeplant ten opzichte van de Andreas Vesaliusstraat, is beschermd als monument.
Waarden
Het Seminarie Leo XIII is beschermd als monument omwille van het algemeen belang gevormd door de:
artistieke waarde
in het opmerkelijke trappenhuis getuigen de markante ruimtewerking en de originele opbouw met expressief contrasterend en coloristisch gebruik van 'traditionele' en 'moderne' materialen van een creatieve en kwaliteitsvolle uitwerking.
De door architect J.F. Piscador voltooide seminariekapel, waarvan het interieur onder spitstongewelf met geïntegreerde ijzerstructuur eertijds rijkelijk gepolychromeerd en gedecoreerd was, getuigen het hoofdaltaar met de door José Van Aerschodt vervaardigde tabernakeldeur en de bijzonder fraaie suite van polychrome glasramen die de vijftien mysteries van de H. Rozenkrans voorstellen en uitgevoerd werden door de Gentse glazenier Gustaaf Ladon, nog van de oorspronkelijke stilistisch homogene binneninrichting.
historische waarde
historische en historische, in casu architectuurhistorische waarde: in neogotische stijl ontworpen door architect Joris Helleputte en gebouwd in 1895-1897 als huisvesting van priesters-studenten aan het nabije Hoger Instituut voor Wijsbegeerte, vormt het Seminarie Leo XIII een impressionant volume. Zijn beeldbepalende inplanting resulteert uit het concept van de twee haaks opgestelde vleugels en aansluitende kapel - met een in 1930 toegevoegde sacristie en monument voor Kardinaal Mercier - en het overhoeks uitgebouwd trappenhuis in de oksel als hoofdcirculatie-as.
Binnen Helleputtes’ oeuvre vertegenwoordigt het een representatieve realisatie, met een karakteristieke architecturale vormgeving beantwoordend aan de verschillende functies die ondergebracht werden binnen het complex. Voor de seminarievleugels betreft het een typerende regelmatige ritmische compositie met verticaliserende Brugse traveeën die doorbroken wordt door gedifferentieerd uitgewerkte en risalietvomige gevelpartijen en een polygonale diensttraptoren, voor het trappenhuis een hoger opgetrokken volume met geprononceerde torenuitbouw en achterin een aansluitende toren met sanitaire voorziening, en voor de kapel een geordonneerde sobere architectuur met steunberen.
Door zijn specifieke inplanting en monumentaal voorkomen, visueel nog versterkt door de qua lengte imponerende straatafsluiting met toegangspoort, neemt het complex onmiskenbaar een dominante positie in binnen het straatbeeld. Zijn quasi geïsoleerde opstelling wordt nog geaccentueerd door de omkadering met de voortuin en de ruime achtertuin met belvedère-terras met bruine beuk, een rij zomerlinden en een plataan.