Beschrijving
De bescherming als monument omvat de neogotische Sint-Jan-de-Doperkerk van Binkom (1873-1874) met het ommuurd kerkhof, gelegen op een hoogte tegen de noordflank van de vallei van de Spelthofbeek. De dorpskern is als dorpsgezicht beschermd.
Waarden
De Sint-Jan-de-Doperkerk en het kerkhof is beschermd als monument omwille van het algemeen belang gevormd door de:
historische waarde
oude, minstens tot 1146 opklimmende kerksite met ommuurd kerkhof, ingeplant op een hoogte, langsheen de Tiensesteenweg en mogelijk in oorsprong het hofkerkje van het nabijgelegen kasteel van de heren van Binkom die het in 1146 overmaakten aan de norbertijnenabdij van Tongerlo. De patroonheilige suggereert tevens een band met de Ridderorde van Sint-Jan van Jeruzalem die er via de Commanderij van Walsbergen in Wommersem sinds 1218 samen met de abdijen van Vlierbeek en Sint Geertrui te Leuven het tiendenrecht bezat. De forse, 13de-eeuwse westtoren vormt een enige verwijzing naar het primitieve bedehuis terwijl de aansluitende neogotische kerk getuigt van een aanzienlijke bevolkingstoename in de loop van de tweede helft van de 19de eeuw. Als historische omkadering vormt het omliggende kerkhof van oudsher, typologisch één geheel met de kerksite terwijl meerdere, zelfs tot de 18de eeuw opklimmende graftekens een beeld schetsen van de lokale geschiedenis.
historische waarde
in casu architectuurhistorische waarde: opgetrokken in een regelmatig verband van kwartsiet van Overlaar met Gobertange hoekkettingen vormt de vierkante, drie bouwlagen tellende en vóór het midden van de 13de eeuw te dateren westtoren van Binkom met zijn lage afgeschuinde plint, kordongeleding, sporen van een gewelfaanzet en een gedichte noordingang een enig voorbeeld in de regio van een kerktoren in Iaatromaanse of overgangsstijl met flankerende ronde traptoren. Het classicistische portiek in Gobertange, de rondbogige galmgaten en de ingesnoerde, natuurleien torenspits verwijzen naar aanpassingen uit het einde van de 18de-eeuw. De in 1873-1874 naar ontwerp van provinciaal architect Louis Van Arenbergh (1834-1888) in bak- en natuursteen opgetrokken nieuwe kerk met basilicale opstand, driebeukig schip van vijf traveeën, groot transept, en een twee traveeën diep, driezijdig gesloten koor met zuidsacristie vormt een van de vroegste en goed bewaarde voorbeelden in de regio van een neogotische, bovendien opmerkelijk ruim geproportioneerde, plattelandskerk. De strakke lineaire opbouw met sterk geprononceerd transept en doorgetrokken noklijn alsook de sobere geleding van door steunberen geflankeerde spitsboogvensters waarboven een omlopend register van oculi zijn bijzonder illustratief voor de "academische" neogotiek van Van Arenbergh.
artistieke waarde
afgezien van de slechts fragmentarisch, ter hoogte van de kapitelen, bewaarde polychromie gaaf, homogeen neogotisch interieur, met opmerkelijke drieledige opstand met spitsboogarcaden op zuilen met blad- en knopkapiteel, een schijntriforium met drieledige spitsboog-nissen en een register van rondvensters, het geheel overkapt met gestucte kruisgewelven met geprofileerde gordelbogen gestut door ranke halfzuiltjes. De verrassend harmonieus en evenwichtig geproportioneerde binnenruimte met zwart-wit natuurstenen vloer en getemperde lichtinval via zowel figuratieve als decoratieve glas-in-loodramen, waaronder een koorraam uit 1888 van Grossé, toont, afgezien van de biechtstoelen, een overwegend neogotische stoffering met onder meer een neogotisch hoofdaltaar uit 1894 naar ontwerp van de Leuvense architect V. Lennertz en uitgevoerd door Uytvanck en Wilmotte en een waardevol Van Dinterorgel van circa 1850.