Beschrijving
De bescherming als landschap van de koer palend aan de Naamsestraat 63 is uitgebreid tot de bescherming als monument van de ganse collegesite met inbegrip van de straatafsluiting en de poorttoegang langs de Naamsestraat.
Waarden
De bescherming als landschap van de koer palend aan de Naamsestraat 63 is uitgebreid tot de bescherming als monument van de ganse collegesite met inbegrip van de straatafsluiting en de poorttoegang langs de Naamsestraat omwille van het algemeen belang gevormd door de:
artistieke waarde
Van de bewaarde interieuronderdelen verwijzen onder meer in de noordelijke dwarsvleugel het trappenhuis met eenvoudig gestuct plafond, fraaie eikenhouten bordestrap met opmerkelijke Louis XV-trappaal op meerledige ronde bloktrede en een gelijkvloers salon met sierlijk stucplafond en marmeren Louis XVI-schouw naar de oorspronkelijk rijke, later aangepaste binneninrichting. Van de 19de-eeuwse transformaties in het hoofdgebouw getuigen onder meer het markante halfronde trappenhuis in empirestijl, met composietzuilen, serlianavenster en grote slingertrap met fijn gedetailleerde smeedijzeren leuning; voorts ook twee gelijkvloerse, renaissance geïnspireerde salons met marmeren empire- en Vlaamse schouwen en zwaar geometriserend gestuct en houten balkenplafond, evenals een veranda met sierlijke gedetailleerde ijzerstructuur en kleurige mozaïekvloer met bloemmotieven. De voorbouw bewaart nog een 18de-eeuwse inrichting met brede koof in het stucplafond en marmeren Louis XVI-schouw.
historische waarde
in casu architectuurhistorische waarde: Tijdens een groots opgezette vernieuwingscampagne in 1774-1776 verbouwd en stilistisch aangepast, vormt het een zeldzame getuige van 18de-eeuwse collegerenovatie naar model van het Franse hôtel 'entre cour et jardin', waarbij rekening werd gehouden met de bestaande situatie van het tot de 16de-17de eeuw opklimmende college en de oude collegeconstructies in het project werden geïntegreerd. Resulterend in een vrij monumentaal opgevat ensemble vormt het, niettegenstaande gedeeltelijke sloop en aanpassingen als gevolg van functiewijzigingen, typologisch en architecturaal een opmerkelijk representatief voorbeeld van 18de-eeuws universiteitscollege met homogeen classicistisch uitzicht, bepaald door de met Gobertangesteen verwerkte, streng geordonneerde bakstenen gevels met stijltypische vensteromlijstingen. Toegankelijk aan Naamsestraat via een monumentale ingangspoort, vertoont het een karakteristieke configuratie met voorplein en achteruit gelegen 'corps de logis' met bewaarde traditionele kern onder mank zadeldak, verhoogd gevelfront met markante Louis XVI-portiekomlijstingen voor de inkom en de poortdoorgang in de uiterste traveeën, en een paviljoenvormige hoekbeëindiging onder hoog mansardedak, voorafgegaan door een lagere voorbouw. Aan de achtergelegen binnenplaats wordt deze architectuur stilistisch voortgezet door de achtergevel en door de pleingevel van de aansluitende dwarsvleugel en, in een verwante stijl, ook door het begin 19de-eeuwse voormalige koetshuis.
Met zijn specifieke typologie, de architectuur en het volumespel van het hoofdgebouw en zijn beschermde Japanse honingboom heeft het een belangrijke impact op het straatbeeld. Met zijn dubbele poortdoorgang, het 'Ruteriuspad' dat als wandelpad de collegesite oostwest doorkruist en de twee binnenplaatsen met kasseiaanleg, beplantingen, laatclassicistische waterpomp en bronzen repliek van de Verbiest-hemelglobe, vormt deze college-site bovendien een sfeervolle enclave tussen de Naamsestraat en het stadspark.
historische waarde
In 1508 gesticht door de uit Luxemburg afkomstige bisschop van Atrecht, Nicolaus Ruterius, een vooraanstaand figuur in de toenmalige kerkelijke en politieke wereld, die hier een college oprichtte ten behoeve van arme studenten in de Artes met de bedoeling onderlegde priesters te vormen en daartoe, naast een gebruikelijke schenking met erfrenten, als eerste het college doteerde met onroerende goederen, waardoor het Atrechtcollege omwille van zijn financieel gunstige positie, zijn adequaat gebouwencomplex en zijn voortreffelijke interne organisatie doorging als een modelinstelling en in de 17de-18de eeuw als één van de rijkste colleges van de universiteit, bezit het een belangrijke historisch-documentaire waarde.