Teksten van Van Dalecollege: collegesite met binnenkoeren, pomp en ommuurde tuin

https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/619

Van Dalecollege: collegesite met binnenkoeren, pomp en ommuurde tuin ()

De bescherming als monument van de voorgevel en de oude gedeelten uit de 16de en de 18de eeuw van het voormalig Van Dale College, thans gesticht voor oude lieden, wordt uitgebreid tot het ganse collegecomplex, met inbegrip van de twee binnenkoeren, de régencepomp en de volledig ommuurde tuin.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Van Dalecollege: collegesite met binnenkoeren, pomp en ommuurde tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/188790 (geraadpleegd op ).


Van Dalecollege: collegesite met binnenkoeren, pomp en ommuurde tuin ()

Het Van Dalecollege bevindt zich in de Naamsestraat, op het hoogste punt van de binnenstad van Leuven. De site wordt begrensd door het tracé van de eerste stadsmuur in het zuiden, de Schapenstraat in het westen en het Raamstraatje, een vroegere brandgang, in het noorden. Het gebouwencomplex bestaat uit vier vleugels uit de 16de en vroege 17de eeuw rond een groot vierkant binnenplein en, in het noorden, drie 18de-eeuwse vleugels rond een smalle, rechthoekige binnenplaats. Het college ontstond uit een laatmiddeleeuwse woning die vanaf de tweede helft van de 16de eeuw werd uitgebreid in zuidelijke en westelijke richting. Na meerdere herbestemmingen (Schuil- en Werkplaats van Liefdadigheid, ouderlingengesticht, meisjeslyceum) kwam het college in 1971 in bezit van de Leuvense Universiteit. Momenteel herbergt het complex naast studentenkamers verschillende diensten van de studentenvoorzieningen van de KU Leuven.

Historiek

Het Van Dalecollege werd in 1569 opgericht door de Antwerpenaar Pieter van Dale (1504-1582), doctor in beide rechten, kanunnik van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Antwerpen en deken van de Sint-Martinuskerk te Aalst. Zoals bij de meeste colleges lag de klemtoon op huisvesting en levensonderhoud van minder bedeelde studenten, hoewel de stichter bij het verdelen van de beurzen vaak eigen familie en stad- of streekgenoten een voorkeursbehandeling gaf. Een twaalftal studenten in de artes, theologie of rechten vonden een onderkomen in een laatmiddeleeuwse stadswoning met tuin, wijngaard en stallingen. Het huidige diephuis aan het Raamstraatje, aansluitend op de oostvleugel van het college, gaat in kern terug tot deze laatmiddeleeuwse woning. Sporen ervan zijn nog zichtbaar in de kelder met kruisgewelven van het diephuis.

Het laatmiddeleeuwse huis werd tussen 1569 en 1572 vergroot in zuidelijke richting als deel van de nieuwbouw van vier vleugels rond een vierkant binnenplein. Deze toestand is afgebeeld op een gravure van J.B. Gramaye uit 1606. De naar een kloosterpand verwijzende opzet van vier vleugels met kapel rond een binnenplein was uniek in het toenmalige Leuven. In de 16de en 17de eeuw werd het Van Dalecollege beschouwd als een van de mooiste universiteitsgebouwen. De Spaanse en Oostenrijkse landvoogden vertoefden er regelmatig tijdens hun bezoeken aan de stad. Een cartouche met jaarmerk 1668 op het middenrisaliet van de voorgevel aan de Naamsestraat verwijst naar een tweede grote bouwcampagne. Aan de Naamsestraat werd de trapgevel van de vroegere stadswoning verwijderd om een lange, homogene voorgevel te creëren. Ook het middenrisaliet in de voorgevel werd toen verbouwd, zoals weergegeven op de gravure van Gramaye die hier een andere vormgeving laat zien dan het huidige middenrisaliet. In de 18de eeuw, rond 1733, werden ten noordwesten van de oudste kern een nieuwe presidentswoning van het college gebouwd, geflankeerd door twee dienstvleugels rond een smalle rechthoekige binnenplaats. Verschillende interieurs werden ingericht of opgefrist volgens de toen heersende mode met stucwerk, sierlijke schouwen, muurdecoraties en doekbehang.

Na de afschaffing van de universiteit door het Franse bestuur in 1797 werd het college eigendom van de stad Leuven. Die stelde het college ter beschikking aan de 'Schuilplaats en Werkplaats van Liefdadigheid', afhangend van de administratie van openbare onderstand. In de 19de en 20ste eeuw kende het voormalige college verschillende bestemmingen. De tegen de stadsmuur aangebouwde ateliers van de vroegere 'Schuilplaats en Werkplaats van Liefdadigheid' deden in de tweede helft van de 19de eeuw dienst als slaapzalen van een ouderlingengesticht. Andere bijgebouwen werden nog toegevoegd in de 20ste eeuw. Na de Tweede Wereldoorlog werden de gebouwen in gebruik genomen als meisjeslyceum. In 1971, na tien jaar leegstand, kwam het college in het bezit van de Leuvense universiteit die het na een ingrijpende restauratie in de jaren 1980 herbestemde tot de dienst voor studentenvoorzieningen. 19de- en 20ste-eeuwse toevoegingen werden gesloopt en vervangen door dienstgebouwtjes. Aansluitend op de oorspronkelijke functie van het college konden na de restauratie opnieuw studenten hun intrek nemen in het gebouw.

In 2005 plande de Technische dienst van de KU Leuven een gefaseerde renovatie van het complex. In 2006 werd een dossier ingediend betreffende de restauratie van interieurs in representatieve lokalen en het koor van de kapel. Deze werken werden slechts gedeeltelijk uitgevoerd.

Beschrijving

De vier vleugels rond de grote binnenplaats: exterieur

De grote vierkante binnenplaats van het Van Dalecollege is toegankelijk via een poort aan de Naamsestraat. De noordelijke helft van de westvleugel wordt ingenomen door de kapel, de zuidelijke helft bevatte de infirmerie van het college. Tussen de kapel en de noordvleugel geeft een doorgang uit op het kleine rechthoekige binnenplein uit de 18de eeuw. De vier vleugels rond de grote binnenplaats zijn twee bouwlagen hoog onder leien schilddaken. De voorgevel van de oostvleugel aan de Naamsestraat is zestien traveeën breed. De zevende zuidelijke travee wordt gemarkeerd door het middenrisaliet met de toegangspoort. Het metselwerk van de voorgevel is in baksteen (koppen- en strekkenlagen, met drieklezoren op de hoeken), afgewisseld met banden in kalkzandsteen. De plint, de druiplijst tussen de twee bouwlagen, de kroonlijst en de negblokken en kruiskozijnen van de vensters zijn in kalkzandsteen. Boven de vensters bevinden zich telkens twee ontlastingsboogjes. Per travee is er een dakkapel, behalve in de voorlaatste travee uiterst links en in de laatste travee uiterst rechts.

De poort naar de binnenplaats wordt gemarkeerd door een monumentaal middenrisaliet. De doorgang onder rondboog is gevat tussen Toscaanse zuilen en pilasters in blauwe hardsteen, afgedekt door een hoofdgestel met een architraaf, een fries met trigliefen en een driehoekig fronton. Op de makelaar van de poort is het wapenschild van stichter Pieter Van Dale afgebeeld, met het jaarmerk 1569. De makelaar is verder versierd met sculpturen van Paulus en Petrus in een nis, en bovenaan met een torentje dat refereert aan de campanile van de kapel van het college. De verdieping van het middenrisaliet wordt ingenomen door een verglaasde aedicula met een segmentfronton op drie Ionische halfzuilen. In het timpaan is een cartouche met het jaarmerk 1668 aangebracht. Een rechthoekige dakkapel met rondboogvensters bekroont het middenrisaliet. De poortdoorgang naar de binnenplaats wordt gedeeltelijk overspannen door een kruisribgewelf met ronde laadopening.

De gevels van de vier vleugels aan de binnenplaats worden gekenmerkt door een samengaan van traditionele bak- en kalkzandsteenstijl met renaissance motieven geënt op de vormentaal van Cornelis Floris de Vriend (1513-1575). De onderste bouwlaag van de oost-, zuid- en een deel van de westgevel is uitgewerkt als een portiekgalerij van rondbogen op Toscaanse zuilen, uitgevoerd in blauwe hardsteen. In de hoeken steunen de rondbogen op vierkante hoekpijlers. De oorspronkelijk open portiekgalerij was al verglaasd geworden voor de restauratiecampagne op het einde van de 20ste eeuw. De bakstenen zwikken tussen de rondbogen zijn versierd met ovalen medaillons in kalkzandsteen. De portiekgalerij wordt afgedekt door een kalkzandstenen hoofdgestel met architraaf, blindfries en bloklijst. Ter hoogte van de aanzetten van de rondbogen van de vensteropeningen in de tweede bouwlaag loopt een smalle druiplijst. De gevels worden bovenaan afgedekt door een kroonlijst op voluutconsoles. De daken zijn getooid met dakkapellen. De rondboogvensters in de tweede bouwlaag van de drie vleugels en de kapel zijn een vroeg 19de-eeuwse aanpassing van de oorspronkelijke rechthoekige vensters met kruiskozijnen.

De vier vleugels rond de grote binnenplaats: interieur

De vier vleugels rond de grote binnenplaats herbergen thans de medische, psychologische, sociale en juridische diensten van de universiteit. De tweede verdieping van de oost-, zuid- en westvleugel worden ingenomen door studentenkamers.

Het oorspronkelijke kruisribgewelf van de portiekgalerij is nog bewaard op de hoek van de west- en de zuidvleugel en in de oostvleugel, ten noorden van de poortdoorgang. De eerste verdieping van de vleugels wordt overdekt door wit geschilderde kinderbalken op moerbalken. De bevloering werd vernieuwd in de jaren 1980, plaatselijk met behoud en herstelling van de oude plankenvloeren.

In de noordvleugel geeft een dubbele deur met bovenlicht toegang tot de huidige wachtzaal van de sociale- en juridische dienst. De overdekking bestaat uit kinderbalken op moerbalken, thans met een metalen versteviging. De trapkoker wordt overdekt door een kruisgewelf. Het interieur van de ruimte achteraan rechts van de wachtzaal is met een jaarmerk in de kroonlijst in 1733 gedateerd. Het plafond wordt in drie vakken verdeeld door moerbalken met stucprofielen, gedragen door kraagstenen met gestuukte cannelures. De vakken van het plafond zijn versierd met een kooflijst en gestuukte moulures. Centraal tegen de wand van het vertrek bevindt zich de stookplaats. Een eenvoudig geprofileerde witmarmeren schoorsteenmantel draagt een houten boezem met kroonlijst. De boezem bestaat uit gemarmerde stijlen, dwarsstukken en panelen met centraal een gerestaureerd schoorsteenstuk.

In de oostvleugel aan de Naamsestraat bleven 18de-eeuwse interieurelementen bewaard in het tweede vertrek ten noorden van de hoofdingang. Het stucwerkplafond wordt in twee verdeeld door een balk met beschilderde motieven en twee hoofden in stucco. Twee plafondspiegels hebben in de hoeken een versiering identiek aan deze op de middenbalk. Te vermelden zijn de vier geschilderde eiken deuren met Franse sloten en een roodmarmeren schouw met schuine hoekpilasters, gebogen lijstwerk en gebeeldhouwde schelpen. Het schouwstuk met hoekpilasters is in gemarmerd hout, getooid met schelpmotieven. Alle decoratieve elementen werden meerdere keren overschilderd. De voor restauratie verwijderde beschilderde doeken met chinoiserieën zijn nog niet terug geplaatst.

Kapel: exterieur

De kapel bevindt zich aan de westzijde van de binnenplaats. Ze is toegankelijk via de portiekgalerij van de westvleugel waarvan ze deel uitmaakt. De eenbeukige kapel met vijfzijdige apsis werd ingewijd op 20 augustus 1571. Een insprong en trapgevel vormen de scheiding met het zuidelijke deel van de westvleugel. De noordgevel van het schip is uitgewerkt als een voluutgevel met centraal een torentje in baksteen. Het ronde torentje wordt bekroond door een kalkzandstenen klokkentorentje van drie tempietti met rondboogopeningen, blind in het bovenste tempietto. Het klokkentorentje was oorspronkelijk versierd met een beeld van de collegestichter Pieter Van Dale. Tijdens restauratiewerken op het einde van de jaren 1980 werd het bouwvallige klokkentorentje ontmanteld en opnieuw opgebouwd. De vijfzijdige apsis met rondboogvensters wordt geschraagd door naar boven verjongende bakstenen steunberen. De onderste afzaten van de steunberen zijn uitgewerkt als een driehoekig fronton, de bovenste als een segmentfronton. De overkraging van het leien zadeldak is onderaan versierd met gecanneleerde consoles. Op de koorsluiting staat een dakkapel.

Kapel: interieur

Het huidige stucplafond van het schip van de kapel dateert uit de 18de eeuw. Het vervangt de oorspronkelijke overdekking uit de late 16de eeuw, waarvan nog de verminkte natuurstenen consoles zichtbaar zijn. Bij restauratiewerken kwam een 18de-eeuwse plafondschildering aan het licht. De gordelboog tussen het schip en het koor draagt een polychrome gewelfsleutel met het wapenschild van Pieter Van Dale. Boven de gordelboog, aan de koorzijde, bevindt zich een driehoekige polychrome 16de-eeuwse nis met drie kariatiden. Het koor wordt overspannen met een gotisch netgewelf met 23 doorhangende renaissance sluitstenen. De gewelfribben steunen op acht geprofileerde consoles. Bij een deel van het gewelf werd het oorspronkelijke coloriet van organische kleurstoffen gerestaureerd of nieuw aangebracht.

Tegen de oostelijke wand van het koor staat het renaissance grafmonument van Pieter Van Dale. Het zwart marmeren monument met beeldhouwwerk in wit marmer bestaat uit een rondboog in rechthoekige omlijsting met een gebroken fronton. Centraal in de rondboog is er een baldakijn met draperieën in reliëf. Gebeeldhouwde figuren van het grafmonument, zoals de knielende figuur van Pieter Van Dale en allegorische personages, zijn verwijderd of verdwenen. Ook het blazoen onderaan met de wapens van Van Dale is verdwenen. Na de ontdekking van oorspronkelijke resten werden op de wanden van de kapel opnieuw maltezerkruisen aangebracht. Die waren onherstelbaar beschadigd geworden tijdens het aanbrengen van een nieuwe pleisterlaag in de 18de eeuw. De witmarmeren grafsteen van Pieter Van Dale werd stuk gehouwen en verwijderd bij de aanleg van de huidige betonvloer met tegels in blauwe steen in de jaren 1970. In de vensters van de kapel werd nieuw glas in lood geplaatst. Een 16de-eeuws eikenhouten retabel van Antwerpse makelij, afkomstig uit het Leuvense Sint-Elizabethgasthuis, sierde tot 1951 het altaar van de kapel. Via de schatkamer van het Groot-Begijnhof kwam het retabel terecht in het stedelijk museum van Leuven.

De dienstvleugels en de presidentswoning

De drie gebouwen rond de smalle binnenplaats in het noordwesten van het college, de centrale presidentswoning en twee flankerende dienstvleugels, dateren uit de 18de eeuw. De binnenplaats is toegankelijk langs een poortgebouw tussen de kapel en de noordvleugel aan de grote binnenplaats. Tegen de apsis van de kapel staat een waterpomp op een pijler in blauwe hardsteen, opgericht omstreeks 1733. De pijler is versierd met spiegelboogvormige velden met régence motieven en een bekronend vaasornament. De presidentswoning is zes traveeën breed onder een leien schilddak met twee paar dakkapellen. Door de afhelling van het terrein heeft de presidentswoning een bouwlaag aan de binnenplaats en twee aan de tuinzijde. De buitengevels met gevelankers en steigergaten zijn wit bepleisterd. De getoogde vensteropeningen hebben een geprofileerde omlijsting in natuursteen. De twee dienstvleugels zijn een bouwlaag hoog onder een leien zadeldak. De bakstenen gevels aan de binnenplaats worden geleed door met baksteen of glas gedichte rondboogopeningen op pijlers in grijze klompstenen.

De presidentswoning: interieur

De zuidelijke hoekkamer en de kamer ernaast bewaren nog resten van de oorspronkelijke 18de-eeuwse afwerking. Behalve de plankenvloeren zijn de houten binnendeuren nog origineel. De onderste panelen van de deuren zijn uitgevoerd met afgeronde hoeken, de bovenste panelen met accolades, de zogenaamde chapeau de gendarme. De deuren werden opnieuw geschilderd in de 18de-eeuwse kleurstelling van blauwgrijs en Engels rood. De hoekkamer bevat een grijs-blauwe marmeren schouwmantel met schuin geplaatste stijlen en een gebogen schouwbalk met centrale schelpversiering. De geschilderde houten boezem is versierd met pilasters en een kroonlijst. Het stucwerkplafond is versierd met een in de hoeken afgeronde geprofileerde keellijst met een schelp centraal op de vier zijden. De zwikken worden in de hoeken afgeboord door een rococo ornament.

Centraal op het plafond is een duif in stuc aangebracht. Door waterschade zijn een vroegere wanddecoratie op doek en lambrisering verdwenen. In het aanpalende vertrek zijn de twee vakken van het plafond versierd met een beschilderde keellijst, langs de korte zijden van de plafondvakken uitgewerkt in accolade-vorm. De moerbalk en de keellijsten zijn beschilderd met plantenslingers, de zwikken van de accolades met rococo ornamenten. De plafondvakken zijn beschilderd met florale motieven en vogels. De dienstvleugels en presidentswoning ondergingen een grondige restauratie en herbestemming op het einde van de 20ste eeuw. De noordelijke dienstvleugel en de presidentswoning werden omgevormd tot studio's voor studenten. Binnenin getuigen gootstenen nog van die vroegere functie. Na een ingreep in 2005 kregen beide gebouwen een nieuwe functie als kantoorruimte voor de dienst studentenvoorzieningen.

De tuin van het college

In tegenstelling tot andere, fragmentair bewaard gebleven tuinen van universiteitscolleges bewaart de tuin van het Van Dalecollege zijn oorspronkelijke 16de-eeuwse omschrijving. De oorspronkelijke toestand van de tuin is ons bekend uit een waterverftekening uit 1577 en de gravure van Gramaye uit 1606. Beide bronnen tonen een ommuurde tuin, in het zuiden begrensd door de eerste stadsmuur, in het westen door de Schapenstraat en in het noorden door het Raamstraatje. De naar het westen afhellende tuin was opgedeeld in drie delen. De meest vlakke zone bij de collegegebouwen werd door een muur met rondboogdoorgang afgesloten van een wijngaard en vervolgens, bij de Schapenstraat, een boomgaard.

De huidige tuinmuur is grotendeels in baksteen, met steunberen. Een beplanting van klimop en bomengroepjes vervangen de 16de-eeuwse wijn- en boomgaard. De publiek toegankelijke tuin staat in verbinding met het Raamstraatje, een steegje dat dienst deed als begrenzingsweg tussen twee eigendommen. Het aangrenzende Rambergparkje – de vroegere tuin van een herenwoning aan de Naamsestraat – is toegankelijk via een doorgang in de noordmuur. In de hoge bakstenen muur langs de Schapenstraat (westen) zorgt een rondboogpoortje met hekken voor een bijkomende ontsluiting. Bovenaan in de muur ingemetseld bevinden zich de twee bas reliëfs met wolvenfiguren afkomstig van de gesloopte Wolvenpoort. Tussen beide figuren werd een hardstenen gedenkplaat aangebracht volgens Van Even met tekst van de universiteitsbibliothecaris Van de Velde: "Luporum. par. quod. portae. lupinae. huic. olim. loco. contiguae. antequam. senatus. jussu. abhinc. bienno. destruetur. imminebat. in. hunc. parietem. ob. memoriam. translatum. fuit. an. dom. MDCCLXXXI. Collegium. Dalense.

Bibliografie

  • Leuven, Archief Agentschap Ruimte en Erfgoed: beschermingsdossier, archief 36 (306-307-309-517).
  • BUYLE M. 1985: Drempels... of de problematiek van de interieurrestauratie, Monumenten en Landschappen 4 (extra nummer), 32-38.
  • COPPENS C. s.d., Het Van Dalecollege: kleine proeve tot situering van een gebouw in z'n betekenisverloop, s.l. (onuitgegeven verhandeling Leuven).
  • DE MAESSCHALCK E. 1977: Kollegestichtingen aan de Universiteit te Leuven 1420-1530, poging tot oplossing van armoede- en tuchtproblemen, Leuven.
  • DE MAESSCHALCK E. 1978: Beurzen en colleges te Leuven in de 15de en 16de eeuw, Spiegel Historiael 13.9, 556-563.
  • DEWINTER J. 1987: Van Dalecollege Leuven, Leuven.
  • HEIRMAN M. 1985: De Leuvense colleges, s.l. (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Brussel).
  • HEYMAN C. 1972: Het bouwkundig erfgoed van de Katholieke Universiteit te Leuven, Onze Alma Mater 26.4, 213-215.
  • LAMBERTS E. & ROEGIERS J. (red.) 1988: De universiteit te Leuven 1425-1985, Leuven.
  • LAMEERE J.B. 1986: Aenteekeningen van merkweerdige geschiedenissen voorgevallen binnen Loven (en omliggende) 1784-1835. Jubileumuitgave 1961-1986 van de Geschied- en Oudheidkundige Kring voor Leuven en omgeving, Leuven.
  • LEMAIRE R. 1971: Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen. Architectuur/deel 1. Provincie Brabant. Arrondissement Leuven, Luik, 256-257.
  • MAESSCHALCK A. & VIAENE J. 1979: Het college Van Dale te Leuven (historische nota), Leuven.
  • MANNAERTS M. s.d.: De bouwkunst in Leuven ten tijde van de renaissance (1550-1620), Leuven.
  • MEULEMANS A. 1974: Oude Leuvense straten en huizen. De Naamsestraat, Mededelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring voor Leuven en omgeving 14.3-4, Leuven, 167-168.
  • PAESMANS G. 1992: De 18de-eeuwse Universitaire Colleges te Leuven, Monumenten en Landschappen 11.4, 23-33.
  • REUSSENS E. 1881-1903: Documents relatifs à l'histoire de l'université de Louvain, Leuven.
  • TRIAU O. 1987: Leuvense universiteitscolleges, Leuven.
  • UYTTERHOEVEN R. 1987: Leuven weleer 3. Langs de Oude Universiteit naar het Begijnhof: Grote en Oude Markt en de Naamsestraat, Leuven.
  • VAN EVEN E. 1895: Louvain dans le passé et dans le présent, Leuven.
  • S.n. 1976: 550 jaar Universiteit Leuven 1425-1976, Leuven (tentoonstellingscatalogus Leuven 31 januari-25 april 1976).
  • S.n. 1999, Het Van Dalecollege Leuven, Open Monumentendag, 12 september 1999, Leuven.

Bron: Besschermingsdossier DB002288, Van Dalecollege: collegesite met binnnekoeren, pomp en ommuurde tuin (digitaal dossier)
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Van Dalecollege: collegesite met binnenkoeren, pomp en ommuurde tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/148280 (geraadpleegd op ).