Rood Kasteel versie 1 - 31.05.2013 ()

Het Rood Kasteel werd in 1860-1870 gebouwd door de Leuvense brouwer Jean-Baptiste Carleer. Bij het landhuis liet hij een park in landschappelijke stijl aanleggen.

Historiek

In 1859 kocht de Leuvense brouwer Jean-Baptiste Carleer (1803-1879) een landgoed van circa 14 hectare. Het was gesitueerd in een colluviaal zijdal dat afdaalt uit het zandleemplateau van Pellenberg en het noordelijke uiteinde van dit goed vormde een enclave in de eigendommen van baron de Beeckman, de kasteelheer van Linden. Volgens het Primitief kadaster bestond het uit een "huis" (in feite een viertal losse gebouwen), gelegen aan de rand van een parkachtig blok van 2,5 hectare, dat een vijver, een perceel "jardin d’agrément", een perceel "terre d’agrément" en een perceel "bois d’agrément" omvatte. Het was toegankelijk vanaf de steenweg Leuven-Diest via een dreef, die ook naar het kasteel van Linden leidde. De gebouwen werden door Carleer in afgebroken, althans volgens het kadaster, maar op de funderingen van het grootste werd vermoedelijk een nieuw dienstgebouw (tuinierswoning of remise) opgetrokken dat hij door een park in landschappelijke stijl liet omringen. Het kasteel wordt kadastraal geregistreerd in 1870, maar komt al voor op de militaire topografische kaart van 1865. Carleer gebruikte het Rood Kasteel alleen als buitengoed, want hij woonde tot aan zijn dood (1879) in de Parijsstraat 32 te Leuven.
In 1881 werd het landgoed aangekocht door graaf Jules-Emmanuel de Beauffort en tot één geheel samengesmolten met het aangrenzende kasteeldomein van Linden, waar ook een groot landschappelijk park werd aangelegd. Kort na 1894 werd een nieuw U-vormig, bakstenen dienstgebouw opgetrokken van twee bouwlagen onder een uitgesproken stomp dak, met als opvallendste ornamenten gesinterde stenen en lisenen onder de gootlijst.

Beschrijving

Het Rood Kasteel toont een rechthoekige plattegrond met polygonale uitsprongen en telt boven de halfondergrondse kelder twee bouwlagen en een zolderverdieping onder een afgeknot leien schilddak. De benaming is ontleend aan de rood geschilderde bakstenen parement met bolle knipvoeg. De combinatie met de witte natuursteen (Gobertange?) voor plint, hoekkettingen en omlijstingen zorgt voor een decoratief effect. De voor- en achtergevel zijn symmetrisch opgevat met gekoppelde steekboogvensters met doorgetrokken druiplijsten op gelijkvloers en verdieping en met rondboogvensters op zolderniveau. Het grillig pittoreske karakter wordt bereikt door uitbundig vooruitspringende balkons, loggia, erker en terrassen in combinatie met een grillige daklijn van verspringende trapgevels, pinakelvormige hoekaccenten en spietorentjes, een rijk verzorgde ornamentiek van smeedijzeren balustrades en nokbekroningen alsook een opvallend decoratief schrijnwerk met neogotisch drielobbig maaswerk in de waaiers en briefpanelen in de beglaasde toegangsdeuren.
Deze karakteristieken komen het sterkst tot uiting in de zuidgerichte voorgevel met voorliggend perron met smeedijzeren balustrade waar de driezijdig vooruitspringende inkompartij risalietvormig wordt geaccentueerd door een naar boven toe verjongend torenachtig volume met vooruitspringende balkons op forse consoles met bladmotieven en een bekronende, rijzige trapgevel met topstuk, geflankeerd door polygonale spietorentjes met obligate schietspleten en een hoge spits. Ter hoogte van achtergevel en linkerzijgevel is het plastisch-decoratief karakter effect afgezwakt sinds het verdwijnen van respectievelijk het trapeziumvormige terras met beglaasde luifel – de in de gevel ingewerkte decoratieve gietijzeren draagzuiltjes bleven bewaard – en van de serre met koepelvormige uitbouw, bekend van op een ansichtkaart. Deze laatste werd vervangen door een keuken in pseudo-eclectische stijl terwijl deze vochtgevoelige westgevel bijkomend wordt ontsierd door eternietleien en een schoorsteen.

Interieur

De eenvoudige plattegrond toont een centrale vestibule met rechts de traphal en aansluitende dienstgang, links de bibliotheek en achteraan aan elkaar grenzend eetkamer en salon – alle ruimten onderling verbonden door dubbele vleugeldeuren met briefpanelen.

De vestibule is afgewerkt met een eiken parketvloer in visgraatverband met een sierboord van ineengevlochten geometrische figuren in notelaar. De houten lambriseringen en vleugeldeuren zijn zoals elders in de woning versierd met briefpanelen en geschilderd in imitatie-eik en notelaar. Lijstwerk met rankwerk-, blad- en vruchtmotieven belijnt het stucplafond met cassettenpatroon. Salon en eetkamer tonen een identieke basisdecoratie met een sobere parketvloer van eik en notelaar, houten lambriseringen met briefpanelen, een wandbekleding van stucwerkpanelen met vierpasmotieven en bladwerk en een centraal, tussen vleugeldeuren geplaatste marmeren schouw (roze en carraramarmer) met bekronende rondboogspiegel. Het salon – oorspronkelijk eetkamer - onderscheidt zich door zijn erkervormige uitbouw met gestuct ribgewelf op colonetten met bladkapiteeltjes en een plastisch uitgewerkt cassettenplafond van gegoten stucreliëfs met rank- en bladwerk in drie- en vierpasmotieven en een omlopende sierlijst. In de eetkamer – oorspronkelijk salon - blijft de decoratie van het cassettenplafond beperkt tot een bladmotief in de hoeken. Een rondboogvenster en flankerende rondboogdeuren met maaswerk en geprofileerde omlijsting op colonetten vormen de verbinding met de verdwenen serre of wintertuin, later vervangen door de huidige keuken. De bibliotheek links van de vestibule bezit eveneens een sobere parketvloer van eik en noteaar, een stucplafond identiek aan de eetkamer, een houten lambrisering met beschildering in notelaarimitatie en een na de oorlog vernieuwde schouw. Het wapenschild in het venster van de voorgevel kon niet worden geïdentificeerd. Vanuit de vestibule leidt een door colonetten geflankeerde steekbogige vleugeldeur naar het trappenhuis met een vlak stucplafond versierd met pseudo-gewelfribben en bladwerksluitstenen. Een tussen muren gevatte eikenhouten steektrap met kwartslag leidt naar de kamers op de verdieping via een gang en een spitsbooggalerij met slanke houten zuilen met bladwerkkapiteeltjes en een omlopende balustrade met flamboyant maaswerk. De boogvelden zijn opgehoogd met een diagonaal raster van ingelegde kruisbloemen terwijl gans de trapruimte wordt overdekt met een gestuct kruisribgewelf. Zowel trapruimte als salon en eetkamer zijn momenteel vrijwel homogeen in wit-beige tinten geschilderd. Volgens een eerste steekproef hadden salon en eetkamer aanvankelijk een polychrome afwerking in paarsroze en groene tinten terwijl de traphal vrijwel monochroom wit en grijs was geschilderd. De kamers met gietijzeren radiatoren tonen zoals gebruikelijk een eerder sobere afwerking met briefpaneeldeuren, eenvoudig lijstwerk met fijn rankwerk en in een van de kamers een schouw van hetzelfde type als op het gelijkvloers maar wel in Rouge-Royal. Het souterrain met bakstenen overwelving en centraal gesteund door gietijzeren kolommen is toegankelijk via een steektrap die samen de houten spiltrap naar de verdieping uitgeeft op een dientstgang achter de traphal. De oorspronkelijke keuken met stervormig tegelpatroon en witte faiëncebetegeling met blauw meandermotief bevindt zich aan de zuidwestzijde.

Alhoewel er geen concrete bewijzen voorhanden zijn wordt het Rood Kasteel door sommigen toegeschreven aan de neoclassicistische architect Louis Minard (1801-1875).

Bibliografie

  • BRUSSEL, Archief van het kadaster, primitieve kadastrale legger Linden, artikel 53; kadastrale opmetingschets Linden, 1870, nr. 5.
  • ANNE DE MOLINA J. e.a. 1960: Etat présent de la noblesse du royaume de Belgique (A-B), Brussel, 63.
  • BAEYENS L. 1959: Bodemkaart van België: kaartblad Leuven 89W.
  • BAUDOUIN J.C., DE SPOELBERCH PH., VAN MEULDER J. & JACOBS R. 1987-1992: Bomen in België. Dendrologische inventaris, s.l., 357 en 398.
  • VAN AERSCHOT-VAN AVERMAET S. 1991: Bouwen door de eeuwen heen. Inventaris van het cultuurbezit in Vlaanderen. Architectuur/12N3. Provincie Oost-Vlaanderen, arrondissement Gent, kantons Deinze-Nazareth, Turnhout, 232-233.
  • DENEEF R. (red.) 2002: Lubbeek (Linden): Rood Kasteel. In Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Vlaams-Brabant. Holsbeek, Lubbeek en Tielt-Winge, M&L Cahier, 6, Brussel, 51-54.
  • GOOSSENS J. 1976: De Leuvense brouwer Jean-Baptiste Carleer (1803-1879). In Jaarboek Geschied- en Oudheidkundige Kring voor Leuven en omgeving, s.l., 139-163.
  • KRÜSSMANN G. 1978: Handbuch der Laubgehölze (III), Berlijn, 422.
  • VAN CLEVEN J. 1991: Het huis Minard, Grote Huidevettershoek, Gent. In M&L extra, Open Monumentendag 1991, 57.
  • VERBIST H. 1974: Geschiedenis van Linden, het verloren dorp, Linden.
  • WAUTERS A. 2000-2001: Het kasteel "Beau Séjour" of het "Rood Kasteel" in Linden (onuitgegeven eindwerk Postgraduaat Monumenten- en Landschapszorg Antwerpen).


Bron: Beschermingdossier DB002208
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Rood Kasteel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/145392 (geraadpleegd op ).


Rood Kasteel ()

De bescherming omvat het Rood Kasteel.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Rood Kasteel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/189430 (geraadpleegd op ).