Teksten van Omgeving van de hoeven Hinnemeure en Celongaet

https://id.erfgoed.net/aanduidingsobjecten/82

De omgeving van de hoeven Hinnemeure en Celongaet met achterliggend broekgebied ()

De omgeving van de hoeven Hinnemeure en Celongaet met achterliggend broekgebied te Neerijse, is beschermd als stadsgezicht. De als monument beschermde hoeven zijn niet opgenomen in het beschermde stadsgezicht.


Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Omgeving van de hoeven Hinnemeure en Celongaet [online], https://id.erfgoed.net/teksten/188178 (geraadpleegd op ).


De omgeving van de hoeven Hinnemeure en Celongaet met achterliggend broekgebied ()

Het betreft twee oude Brabantse vierkantshoeven met omliggende hertogelijke beemden op de grens tussen Neerijse, Sint-Joris-Weert en Sint-Agatha-Rode. Typologisch gaan de hoeven terug tot de 18de eeuw met oudere kern.

Historiek

Op de zuidgrens van Neerijse, aan de rand van de Dijlevallei, vormen de hoeven Hinnemeure en Celongaet de enige bebouwing van het blok begrensd door de Neerijsebaan (in het noorden), de Dijle (in het oosten), de Hoekstraat (in het zuiden) en de Wolfshaegenstraat (in het westen). De Wolfshaegenstraat of Wolvestraat is de oude verbindingsweg tussen Dijle- en Lanevallei die vanaf Neerijse zuidwaarts onder dezelfde benaming doorloopt over het grondgebied van Huldenberg richting Terlanen (Overijse). Langs deze weg ontstond de lintvormige wijk Wolfshaegen die van meet af aan een eigen ontwikkeling kende. J. Verbesselt leidt dit af uit het bestaan, sinds eind 11de - begin 12de eeuw, van drie grote tiendengebieden met, naast Neerijse zelf, Loonbeek en Wolfshaeghe. Het feit dat er tot in de 18de eeuw nog "novalia" of nieuwe tienden werden geïnd wijst bovendien op het bestaan van nog lange tijd onontgonnen gebied.

Volgens de kabinetskaart van de Ferraris (1770-1778) was de Wolvestraat in het laatste kwart van de 18de eeuw nog grotendeels onbebouwd op drie belangrijke hoven na: Diepenborre, Hinnemeure en Celongaet. Opmerkelijk is hun geconcentreerde ligging ter hoogte van de kruising van de Wolfshaegenstraat met de Neerijsebaan. Deze laatste is de vroegere "herbaene" die dwars doorheen de hertogelijke beemden naar de "Schaerbrugge" liep, de oude Dijleovergang op het grondgebied van Sint-Joris-Weert. Ten tijde van de Ferraris lagen er nog zeven grote hertogelijke beemden - aangeduid met de letters A.S.M. - in de nabijheid van de hoeven Hinnemeure en Celongaet, wat Verbesselt doet besluiten dat beide hoeven, in tegenstelling tot Neerijse, niet tot het grondgebied van de Franse abdij van Corbie behoorden, maar tot het hertogelijk domein. Verschillende van deze percelen zijn op de huidige kadasterkaart - en ook in de huidige veldindeling - nog zichtbaar, met name in het 'Groot Broek in den hoek', op het grondgebied van Sint-Agatha-Rode, het grote perceel wijk A nummer 216 (circa 8,5 hectare) en het perceel 221 dat samen met het perceel aan de overkant van de Leigracht (Sint-Joris-Weert wijk A nummer 98) één blok vormt van nagenoeg twee hectare en het perceel Sint-Joris-Weert wijk A nummer 99 (circa één hectare). Blijkens het kadasterarchief is het grootste deel van deze voormalige hertogelijke beemden (circa tien hectare) rond 1820 in het bezit van "Den Armen" van de stad Brussel. De bebossing waardoor deze percelen zich momenteel aftekenen is van recente datum; tot een heel stuk in de 20ste eeuw gaat het om weilanden. Het perceel 216, gelegen op de drogere oeverwal van de Dijle zal in 1878 zelfs in 'bouwland' worden omgezet. De 'Hoek', waarmee het 'Groot Broek' ten westen van de Dijle wordt onderscheiden van het Grootbroek op de grens met Nethen, is de naam van het gehuchtje aan de zuidrand van het gebied, in een kromming van de oude weg van Neerijse naar Sint-Agatha-Rode. De naam 'Ketters Hoeck' op de primitieve kadasterkaart zou kunnen wijzen op een enigszins bewogen verleden.

Traditioneel ressorteerden de beemden langs de rivieren onder de hertogelijke bezittingen. Op economisch vlak speelden ze een beslissende rol in de ontwikkeling van de omliggende dorpen, waarvan het belang pas zou afnemen tijdens de volmiddeleeuwse ontginningen. Wanneer deze hoven op de rand van beemd en kouter ontstonden is niet geweten. Verbesselt suggereert voor Hinnemeure een militaire functie, want op de Ferrariskaart is de hoeve nog volledig omwald. Het zou de oudste van de twee zijn, ontstaan als wachtpost tussen twee Dijleovergangen: de reeds vermelde "Schaerbrugge" en de overgang ter hoogte van de Leuvensebaan in Sint-Agatha-Rode. In de periode vóór het ontstaan van het hertogdom Brabant was de Dijle inderdaad een belangrijke politieke grens, namelijk tussen twee pagi. Uit de bouwgeschiedenis van de hoeven blijkt bovendien dat Hinnemeure een veel oudere kern bezit, met onder meer sporen van vakwerkbouw. Het is dus niet onmogelijk dat het hier om een zeer oude kern gaat. De ligging van de twee hoeven binnen eenzelfde blok zou wijzen op een latere ontdubbeling in een Groot Hof (Hinnemeure) en een Klein Hof (Celongaet), een ontwikkeling die zich mogelijk tijdens de volmiddeleeuwse ontginningsperiode heeft voltrokken. Concrete bewijzen hiervoor zijn er echter niet. Naar analogie met de situatie elders mag worden verondersteld dat deze cijnshoven werden bewoond door mansionarii of milites die tot de voornaamste oude geslachten van Neerijse behoorden.

Beschrijving

De min of meer vierkante blokken rond de twee hoeven - vier hectare voor hoeve Hinnemeure, zes hectare voor hoeve Celongaet - bestaan voornamelijk uit weiland. Tussen de Leigracht en hoeve Celongaet heeft zich een rietveld ontwikkeld. Op het perceel naast hoeve Celongaet is er nog een kleine hoogstamboomgaard aanwezig. Het open beemdenlandschap van weleer tussen de Leibeek en de Dijle heeft tijdens de laatste decenia door de aanplanting van Canadapopulieren (Populus canadensis (x)), soms met essenhakhout (Fraxinus), een gesloten karakter gekregen. Slechts in de periferie zijn nog wat akkers en weilanden aanwezig, vooral langsheen de Neerijsebaan.

Alhoewel tijdens de laatste decennia een groot gedeelte van het beemdenlandschap met bomen werd beplant en de historische, functionele band tussen de beide hoeven en het achterliggende broekgebied verloren ging, wordt deze band nog zeer sterk gesuggereerd door de visuele ongereptheid van het gebied. Er mag gesteld worden dat dit nog steeds een waardevolle en onontbeerlijke achtergrond vormt, uniek voor de Dijlevallei. De afwisseling van bouw- en cultuurgrasland, natte ruigten, rietvelden, oude knotbomen, aanplantingen van Canadapopulieren en eiken, soms met essenhakhout, vormt een geheel dat ongetwijfeld niet alleen een hoge natuurwaarde heeft maar ook visueel zeer aantrekkelijk is.

Bibliografie

  • De Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden van Jozef Jean François de Ferraris, opgesteld tussen 1770-1778, schaal 1:11.520.
  • KNAEPS N. en VAN SOOM, H. 1980: Studie van twee hoeves te Neerijse, (onuitgegeven eindverhandeling), K.U. Leuven.
  • VERBESSELT J. 1964: Het parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13de eeuw, 16, Pittem. p. 349.

Bron: Archief Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, DB002014, Hoeven Hinnemeure en Celongaet: omgeving met achterliggend broekgebied, beschermingsdossier
Auteurs:  Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Omgeving van de hoeven Hinnemeure en Celongaet [online], https://id.erfgoed.net/teksten/145476 (geraadpleegd op ).