Beschrijving
Deze bescherming betreft de twee mijnkraters uit de Eerste Wereldoorlog bij Petit Bois.
Waarden
De twee mijnkraters van de Eerste Wereldoorlog, die het resultaat zijn van de ontploffing van Britse dieptemijnen op 7 juni 1917, relicten van de mijnenslag, zijn beschermd als monument omwille van het algemene belang gevormd door de:
archeologische waarde
Mijnkraters vormden na hun ontstaan ideale locaties voor constructies, zoals schuilplaatsen of nieuwe aanzetten tot ondergrondse galerijen. Op hun beurt werden kraters als versterking in de frontlinies ingebouwd. Zij vormen dus ook potentiële vindplaatsen van archeologische resten van de Eerste Wereldoorlog.
historische waarde
De mijnkraters bij Petit Bois getuigen van de ondergrondse mijnenoorlog zoals die in 1914- 1918 op het front in de Westhoek werd gevoerd. Historisch gezien paste de techniek van ondermijningen in de traditie van de belegering van vestingen, zoals die in lang vervlogen tijden vaak was toegepast. Maar hij is ook kenmerkend voor het statische karakter van de loopgravenoorlog tijdens deze periode. De mijnkraters bij Petit Bois zijn relicten van de mijnenslag die op 7 juni 1917 met de gelijktijdige ontploffing van 19 dieptemijnen uitbarstte. Zij maken deel uit van het slagveld van de derde slag om Ieper (juni-november 1917) en markeren samen met de andere relicten de historische frontlijn van waaruit het geallieerde offensief vertrok. Bijzonder aan de mijnenslag is dat hij een in de tijd en ruimte beperkte doorbraak op het front in de Westhoek realiseerde, in tegenstelling tot eerdere initiatieven elders op het westelijke front. In het schema van de mijnenslag dat meermaals aan de gewijzigde omstandigheden werd aangepast, was Petit Bois één van de eerste locaties waar de Britten met diepe ondermijningen begonnen (december 1915). Goed bewaarde landschappelijke relicten van de Eerste Wereldoorlog die nog zichtbaar zijn op het terrein, zijn zeldzaam. Na de oorlog lag de frontzone bezaaid met miljoenen granaattrechters en resten van militaire infrastructuur. Tijdens de reconversie van het oorlogslandschap naar een genormaliseerde, leefbare agrarische omgeving werden de meeste oorlogsrestanten weggewerkt: gronden werden geëffend, landbouwterreinen gediepgrond, loopgraven ontmanteld, percelen opnieuw gebruiksklaar gemaakt. De mijnkraters zijn één van de weinige relicten van het vroegere oorlogslandschap die nog in situ op het terrein herkenbaar zijn. Door de gelijkenis met het landschap van bij het begin van de oorlog (wederopbouwbos, graslanden in de omgeving) is de contextwaarde van de kraters bij Petit Bois groot.
culturele waarde
De Petit Bois mijnkraters herinneren aan het dodelijke ondergrondse kat- en muisspel tussen de troepen aan het front. Soldaten kwamen om tijdens ondergrondse gevechten of werken in de tunnels, of tijdens bovengrondse infanterieaanvallen die op de explosies volgden. Niet altijd slaagde men erin om de lichamen te evacueren. Voor de volgende generaties en in het bijzonder voor de nabestaanden is de mijnkratersite een herdenkingsplaats voor wie hier naamloos en zonder graf in de aarde rust. In die zin vormt de site de laatste rustplaats en herdenkingsplaats voor militaire slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog. De beslotenheid en de rust van de mijnkratersite draagt bij tot een ingetogen sfeer die bij het karakter van een herdenkingsplaats aansluit en ze intenser doet beleven. De herinnering aan de Eerste Wereldoorlog kent nog altijd een breed maatschappelijk en internationaal draagvlak.
technische waarde
Ook al zijn ondermijningen traditionele vormen van oorlogsvoering, de ondergrondse oorlog in de Westhoek evolueerde en kende technische vernieuwingen. Deze mijnkraters zijn het resultaat van de plaatsing van dieptemijnen, grote hoeveelheden springstof die op grote diepte in de ondergrond werden ingegraven. Technisch werd dat pas mogelijk nadat met behulp van stalen zinkschachten de moeilijk bereikbare tertiaire kleilagen in de ondergrond konden worden aangeboord. De omvang van de kraters is representatief voor de fase in de oorlog waarbij men op grote diepte, vanuit de diepliggende droge kleilagen, en met krachtige springladingen het front ondermijnde. In het geval van Petit Bois bereikten de Britse tunnelers een diepte van 17 tot 21 m en zijn de kraters het resultaat van de ontploffing van elk 13,6 ton explosieven. De kraters bij Petit Bois herinneren aan het (mislukte) technisch experiment uit maart 1916 waarbij een mechanische graafmachine het manuele werk in de ondergrondse tunnels moest vervangen.