erfgoedobject

Historische stadskern van Brugge

archeologisch geheel
ID
140001
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140001

Juridische gevolgen

Beschrijving

Algemene Beschrijving

Brugge bevindt zich op de grens van de kustvlakte en de zandstreek. De stad ontwikkelt zich op drie zandruggen aan de Reie, de rivier die als hoofdader de stad doorkruiste van zuid naar noord, met name van het Minnewater tot aan de Dampoort. Net voor het Minnewater komen de Kerkebeek en de Reie samen. In de Reie vloeiden nog de secundaire waterloopjes Boterbeek, Vuldersreitje en misschien ook de Lane. Van dit geheel is door de eeuwen heen handig gebruik gemaakt voor de water- aan- en afvoer en de opeenvolgende omgrachtingen. Op het gewestplan staat de historische kern volledig ingekleurd als woongebied met cultureel, historische en/of esthetische waarde, met vooral op de rand enkele parkgebieden.

Archeologische nota

De historische kern van Brugge vertoont een eivorm en wordt begrensd door de laatmiddeleeuwse vestinggordel. Door het sterk verstedelijkte landschap valt de oorspronkelijke topografie vaak moeilijk te lezen. De stadsontwikkeling is echter in grote lijnen te volgen aan de hand van het stratenpatroon en het verloop van de Reie. Recente bodemkundige waarnemingen hebben nieuwe inzichten gegeven in de vermoedelijk oorspronkelijke loop van de Reie enerzijds, en in de aanwezigheid van grote natte plekken in de stad anderzijds. Er kon worden aangetoond dat de Groene Rei wellicht het natuurlijke traject van de Reie vertegenwoordigt, terwijl de Kraanrei eerder gegraven lijkt, gebruik makend van enkele bestaande natuurlijke depressies. Bovendien heeft archeologisch onderzoek op verschillende plaatsen kunnen vaststellen dat de Reie - weliswaar een kleine beek, maar uitwaterend in een getijdengeul - over een brede overstromingszone beschikte (Baeteman 2007).

Over het pre-middeleeuwse Brugge is een beperkte hoeveelheid informatie beschikbaar. De vroegste sporen gaan terug tot de steentijd. Vooral uit het neolithicum zijn gegevens beschikbaar, zoals enkele gepolijste bijlen en een klokbeker. Aardewerk uit de ijzertijd werd op enkele plaatsen in de Brugse binnenstad aangetroffen. Het Romeinse Brugge is gedurende vele jaren het onderwerp van discussie geweest. In elk geval is er het tracé van een weg die van west naar oost de historische kern doorsnijdt en de Brugse Burg dwarst. Uit recent archeologisch onderzoek blijkt dat er vermoedelijk geen sprake is van een militair of administratief centrum (zoals Oudenburg en Aardenburg). De site Fort Lapin (iets ten noorden van de historische kern) heeft een uitzonderlijk karakter dat te maken heeft met handel, terwijl de overige schaarse vindplaatsen niet afwijken van wat men mag verwachten van de doorsnee Romeinse bewoning tijdens het Hoge Keizerrijk in de Zandstreek (Van Acker 1986; Thoen 1987; Hillewaert e.a. 2011).

Vondsten uit de laat-Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen zijn bijzonder schaars in de Brugse historische kern. Van het vroegmiddeleeuwse Brugge vinden we ook in de geschreven bronnen nauwelijks iets terug. Toch werden bij archeologisch onderzoek in het ruimere gebied rond Brugge vanaf de 6de-7de eeuw op verschillende plaatsen nederzettingsresten aangetroffen, vaak langs de Romeinse weg van Oudenburg naar Aardenburg (Hollevoet & Hillewaert 1997/1998; Hillewaert & Hollevoet 2006).

Vanaf het midden van de 9de eeuw komen de eerste vermeldingen van de naam ‘Brugge’ voor. Brugge vertoont verwantschap met het Scandinavische bryggja, wat steiger of aanlegplaats betekent. Deze plek wordt gesitueerd bij de Burg en het latere marktplein. Verschillende vermeldingen wijzen er op dat er ten laatste in de eerste helft van de 10de eeuw een handelsnederzetting met een haven tot ontwikkeling is gekomen. De oudste munten suggereren dat Brugge al van in het derde kwart van de 9de eeuw een centrumfunctie vervulde voor de streek. Door de overbrenging van de relieken van de Heilige Donaas uit Torhout werd Brugge tenslotte ook het belangrijkste cultuscentrum in de kustregio (Hillewaert e.a. 2011).

De vroege nederzetting bevatte twee kerken en verschillende bewoningskernen: de omgeving van het huidige Simon Stevinplein, waar vermoedelijk de eerste markt gelokaliseerd was, en de Oude Burg. De vroegmiddeleeuwse nederzetting beschikte ongetwijfeld ook over een eigen haven, wellicht in de buurt van de huidige Spiegelrei. Het bestuurlijk centrum of castrum is te zoeken op de Burg, waar de Vlaamse graaf resideerde en waar zich ook de grafelijke Sint-Donaaskerk bevond. Het castrum werd achtereenvolgens begrensd door wellicht twee grachtfasen met wal en ophoging en later een vierkante muur met torens. Het zogenaamde groot vierkant is een zone binnen de vroegste nederzetting, begrensd door de natuurlijke Groene Rei en Sint-Annarei, de gegraven Kraanrei en de depressie van de Spiegelrei, waar zich het maritieme handelskwartier kan bevonden hebben (Ryckaert 1991; De Witte 1991; Hillewaert e.a. 2011). Tegen het begin van de 12de eeuw tekenen de contouren van Brugge, als stad in wording zich duidelijker af. Dit hebben we te danken aan Galbert van Brugge, die de stad beschrijft in 1127. Hij maakt melding van de eerste stadsgrachten en wallen, van stadspoorten, een burchtcomplex met klooster, een marktplein en vijf kerken (Hillewaert e.a. 2011). De eerste stadsomwalling kwam in 1127-1128 tot stand na de moord op graaf Karel de Goede. Het grootste deel van deze omwalling is nog in het actuele grondplan van Brugge bewaard gebleven. Men had maximaal de bestaande waterlopen in het verdedigingssysteem opgenomen. De omwalling bestond uit een gracht, palissades en rudimentaire stadspoorten (Ryckaert 1991). De combinatie van de vorming van het Zwin (1134), de economische aantrekkingskracht van het graafschap Vlaanderen en ontwikkeling van de Europese maritieme handel leiden er toe dat Brugge zich in de 13de en 14de eeuw ontwikkelt tot één van de grootste handelsmetropolen van Europa en tot een belangrijke internationale geldmarkt. Vanaf de 14de eeuw komt daar dan nog de aanwezigheid van het Bourgondische Hof in het Prinsenhof bij, die een sterke stimulans vormt voor kunst en cultuur. Dit alles leidt tot een sterke aangroei van de stadsbevolking en het ontstaan van nieuwe wijken buiten de eerste stadsomwalling. De grote bevolkingstoename leidt tot het bebouwen van braakliggende terreinen. Enkele percelen worden bouwrijp gemaakt en opgehoogd. Al op het einde van de 13de eeuw is de aanleg van een tweede, veel ruimere stadsomwalling noodzakelijk geworden. Deze stadsomwalling bestaat aanvankelijk uit een dubbele gracht, een aarden wal met houten palissade en negen stenen poorten (Hillewaert & Van Besien 2007; Ryckaert 1991). Het archeologisch onderzoek van de laatste 35 jaar heeft in de Brugse historische kern, wat de late middeleeuwen betreft, vooral informatie aan het licht gebracht over een aantal ambachten. Het gaat hierbij om de pottenbakkers aan de Potterierei en Spinolarei, de leerlooiers aan de Garenmarkt en de Eekhoutstraat en de textielververs aan de Verversdijk (De Witte 1988; Ryckaert 1991). Het sociaal-religieus landschap van Brugge is indrukwekkend en archeologisch ook al aan bod gekomen. Allerhande liefdadigheidsinstellingen (godshuizen), passantenhuizen, hospitalen, zoals Sint-Jans, kloosters, zoals augustijnen en karmelieten, ... vonden er een onderkomen. Na de godsdiensttroebelen kwamen er nog enkele ordes bij zoals de jezuïeten, kartuizerinnen, ... (Ryckaert 1991). Vanaf de 16de eeuw is de internationale rol van Brugge uitgespeeld. Het bevolkingsaantal daalt sterk. In 1614 wordt, tijdens het Twaalfjarig Bestand, een aanvang genomen met het omvormen van de tweede omwalling tot een gebastioneerde vesting.

Evaluatie van de bewaringstoestand en motivatie voor de afbakening

De stedelijke ruimte bewaart sporen van samenlevingen die daar achtereenvolgens aanwezig waren en deze ruimte aan hun noden hebben aangepast. Ze is met andere woorden het resultaat van een complex levenstraject waarbij de invulling veranderlijk was naargelang de sociaal-economische, maatschappelijke en institutionele context. Meer nog dan bij dorpen hebben stadsplattegronden een cumulatief karakter en verschillende fasen. De meeste steden zijn niet als geheel gepland, maar hebben vaak een oude nederzettingskern die teruggaat op een burcht of abdij, een economische infrastructuur of andere. Soms kunnen deze zelfs refereren naar een oudere, vroeg- of pre-middeleeuwse aanwezigheid.

Het gebruik van de 19de-eeuwse kadasterkaart (gereduceerd kadaster) als bron voor het onderzoek naar de historische gelaagdheid van een stad wordt gesuggereerd omdat deze een tijdsbeeld geeft van net voor de industrialisering en omdat dit de eerste nauwkeurige versie van het kadaster is met perceelsaanduiding. De oorspronkelijke perceelsindeling van een stad is een relatief stabiel element in de plattegrond, die vaak een prestedelijke oorsprong kent. Ondanks de processen van herverdeling blijven oude bezitsgrenzen en straatpatronen toch lang zichtbaar in het stedelijke landschap. De historische stedelijke kernen zijn immense archeologische sites en behoren tot de meest uitgebreide en complexe sites ter wereld, zowel in extensie als in stratigrafie. Tegelijkertijd zijn deze sites door permanente verstedelijking en stedelijke ontwikkeling ter plaatse zwaar bedreigd.

Wat betreft de afbakening wordt er traditioneel van uitgegaan dat de aanwezige versterkingen in de eerste plaats louter defensieve structuren waren en als dusdanig infrastructuur met een zware belemmerende invloed op de stadsontwikkeling. Hieruit volgt de constructie om de stadswallen te beschouwen als grenzen aan de stadsgroei en dus als bepaling van stadsfasen. De stadswallen vormen een belangrijk onderdeel van de stedelijke identiteit en zijn als zodanig actieve componenten en bepalend voor de conceptuele stedelijke ruimte vóór de industriële periode en dus ook betekenisvol als afbakening van de complexe archeologische sites die steden zijn.

Omwille van al deze redenen wordt de grens van de archeologisch complexe en waardevolle ruimte vastgelegd op de buitenste afbakening van de stadsgracht rond de wallen en muren. De grachten bieden bovendien goede bewaringscondities voor organisch stedelijk afval. In een aantal gevallen werden de laatmiddeleeuwse muren tussen de 16de en de 18de eeuw vervangen door bastions en Vaubanversterkingen. De vergelijking met oudere stadsplannen laat echter steeds zien dat deze latere omwallingen ook de volledige laatmiddeleeuwse ruimte omvatten.

Het intekenen van de kernen gebeurde vanuit de ruimste perceelsafbakening en rekening houdend met belangrijke fysieke grenzen. Deze afbakening concentreert zich in de eerste plaats op de begrenzingen die zichtbaar zijn op de kaart, zoals stadsmuren, omwalling, stadsgrachten. Ook de open ruimten tussen de bebouwde kern en strategische elementen, zoals de rivieroever, worden opgenomen. Op deze manier zijn we honderd procent zeker dat de afbakening van de historische stedelijke kernen in Vlaanderen dekkend is voor de volledige zone met complex stadsarcheologisch erfgoed (Tys e.a. 2010).

Bibliografie

Gereduceerde Kadasterkaart van België, Dépôt de la Guerre, uitgegeven in 1845-1855, schaal 1:20.000.

BAETEMAN C. 2007: De ontstaansgeschiedenis van de kustvlakte, De Grote Rede 18, 2-10.

DE WITTE H. e.a. 1982: Maria van Bourgondië. Een archeologisch-historisch onderzoek in het hoogkoor van de Onze-Lieve-Vrouwekerk, Brugge.

DE WITTE H. (ed.) 1988: Brugge Onder-zocht. Tien jaar stadsarcheologisch onderzoek 1977-1987, Archeo-Brugge 1, Brugge.

DE WITTE H. (ed.) 1991: De Brugse Burg. Van Grafelijke versterking tot moderne stadskern, Archeo-Brugge 2, Brugge.

HILLEWAERT B. & HOLLEVOET Y. 2006: Andermaal Romeins en vroegmiddeleeuws langs de Zandstraat te Sint-Andries/Brugge (prov. West-Vlaanderen), Relicta. Archeologie, Monumenten- & Landschapsonderzoek in Vlaanderen 1, 121-140.

HILLEWAERT B. & VAN BESIEN E. (ed.) 2007: Het Prinsenhof in Brugge, Brugge.

HILLEWAERT B., HOLLEVOET Y. & RYCKAERT M. (red.) 2011: Op het raakvlak van twee landschappen. De vroegste geschiedenis van Brugge, Brugge.

HOLLEVOET Y. 1999/2000 (2003): Romeinse off site-fenomenen en vroegmiddeleeuwse nederzettingssporen in de verkaveling Molendorp te Sint-Andries/Brugge (prov. W.-Vl.), Archeologie in Vlaanderen VIII, 65-82.

HOLLEVOET Y. & HILLEWAERT B. 1997/1998 (2002): Het archeologisch onderzoek achter de voormalige vrouwengevangenis Refuge te Sint-Andries/Brugge (prov. W. VL). Nederzettingssporen uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen, Archeologie in Vlaanderen VII, 197-207.

MATHIJS M. 2010: Het onderwaterreliëf van het Belgisch deel van de Noordzee, De Grote Rede 26, 16-26.

RYCKAERT M. 1991: Brugge, Historische Stedenatlas, Brussel.

THOEN H. 1978: De Belgische Kustvlakte in de Romeinse tijd, Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Letteren XL/88, Brussel.

THOEN H. (red.) 1987: De Romeinen langs de Vlaamse Kust, s.l. (Brussel).

TYS D., BUYLE E., VERDURMEN I. & CANTERS F. 2010: Vectorisering en karakterisering van nederzettingskernen op basis van het zgn. 'gereduceerd kadaster', SKAR-Rapport 5, Brussel.

VAN ACKER R. 1986: Prehistorische vondsten ten oosten van Brugge, West-Vlaamse Archaeologica 2, 91-103.


Bron: AZ-dossier
Auteurs: Hillewaert, Bieke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Grafelijke burcht

  • Is deel van
    Brugge - oudste kern


Waarnemingen


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Historische stadskern van Brugge [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140001 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.