Geografisch thema

Westkapelle

ID
14396
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14396

Beschrijving

Westkapelle maakt sinds 1971 deel uit van de fusiegemeente Knokke-Heist. Landbouw- en woondorp in de Polderstreek grenzend aan Nederland; 4775 inwoners en 2133 hectare. Kerndorp ontstaan op een vroeg-middeleeuwse schapenheuvel of terp binnen de dijkgrenzen van de historische "Oostwatering". Vlak landschap met verhevenheid van de dorpskern circa 4 meter boven de zeespiegel; de dorpskom behoort tot de Middellandpolders (gebied begrensd door de Kalvekeetdijk en de Bloe(de)lozedijk), de rest van het dorp behoort tot de Nieuwlandpolders. Het grondgebied wordt doorsneden door talrijke dijkrestanten, afwateringsbeken en -kanalen zoals de Noord- en Zuidwatergang, het Kromme Water, het Isabellakanaal en de Zwinvaart; knooppunt van de autowegen N 374 Brugge-Westkapelle en N 376 Brugge-Dudzele-Westkapelle-Sluis-Oostburg-Vlissingen die in Westkapelle aansluiten op de N 49 Antwerpen-Zelzate-Knokke.

Het huidige kust- en polderlandschap is het resultaat van de complexe landschapsevolutie van de Oostkust vanaf het einde van het Pleistoceen (Weichsel-ijstijd, circa 10.000 voor Christus). Tussen 10.000 en 500 voor Christus afsmelting van de ijskap met afzettingen van pleistoceen zand en de ontwikkeling door windwerking van inlandse dekzandruggen (Zandstreek) en een duinengordel (de "Oude Duinen") langs de toen meer noordwest gelegen strandgrens. Tussen de Zandstreek en deze duinen ontstaat een uitgestrekt zoetwatermoeras waarin veenlagen zich opstapelen. Deze zogenaamd Vlaamse Kustvlakte wordt bevloeid door de Reie en haar zijtakken die de Zandstreek afwateren.

Zeetransgressie van circa 500 voor Christus-1ste eeuw na Christus circa 200 voor Christus slaat de zee bressen in de "Oude Duinen" waardoor het veen evolueert tot een dynamisch waddengebied met getijdengeulen, slikken en schorren.

Stelselmatige kleiafzettingen zorgen voor dichtslibbing van de getijdengeulen en ophoging. Aan het einde van deze transgressie is de Vlaamse Kustvlakte bewoond door Gallo-Romeinen (Menapiërs) met als economische activiteiten zoutwinning, zeevisserij, landbouw en veeteelt (zie archeologische vondsten).

Door zeespiegelrijzingen tussen de tweede helft van de 3de eeuw en de 6de eeuw ontstaat opnieuw een waddengebied met getijdengeulen, slikken- en schorreneilanden. De kustlijn schuift landinwaarts op tot de lijn Oudenburg-Brugge-Aardenburg. De bewoning verschuift naar de Zandstreek. Tussen het latere Heist en Cadzand ontstaat een diepe en brede zeearm die in een bocht naar het binnenland leidt; de geul bestaat uit de Scheure (een zwin of strandgeul) met de "Sincfal" of Zinkval als monding, die met haar zijtakken de benedenloop vormt van de rivier de Reie waarlangs Brugge zou ontstaan.

Door getijdenwerking slibben de geulen echter opnieuw dicht. De afvoerbedding (Scheure en Sincfal) van de Reie blijft behouden, met op de rechteroever Cadzand, Wulpen en kleinere waddeneilanden, en op de linkeroever een omvangrijk schorren- en slikkengebied (onder meer het latere Westkapelle).

8ste eeuw. De algemene zeespiegeldaling met grondaanwas en uitbreiding van de schorren, vormt de aanzet tot het langdurige proces van bewoning, beweiding met schapen en inpoldering. Het gebied wordt ontsloten door schapenwegen vanuit de nederzettingen op de rand van de Zandstreek, onder meer van Brugge naar Dudzele en naar Blankenberge; herders trekken zich voor de vloed terug op schapenvluchtheuvels of terpen.

Circa 700, onder het Frankische bewind hoort de omgeving van de Zinkval tot de "pagus Rodanensis" of het district Aardenburg.

In 737, eerste vermelding van het schorrendistrict "Grifningas". Deze schapenweiden van de Gentse Sint-Pietersabdij tussen de latere nederzettingen Oostkerke en Westkapelle, zullen na inpoldering uitgroeien tot de Watering Greveninge.

9de eeuw-eerste helft 11de eeuw. De schapenweg tussen Brugge en de schorren ter hoogte van het huidige Blankenberge wordt vóór 1000 uitgebouwd als de Gentele of Blankenbergse Dijk; hierop wordt ten oosten de opgehoogde zandweg langs de kust, de zogenaamd Evendijk aangesloten. De afwatering van het binnen deze dijken ontstane poldergebied gebeurt eerst rechtstreeks naar de Scheure, later door de Vertinge- of Blankenbergse Sluis.

Het buitendijkse schorrengebied wordt toenemend bevolkt door schaapherders en gebruikt als weidegebied; de bestaande terpen worden voorzien van een schapenstal, doorwaadbare plaatsen in kreken worden overkluisd door houten bruggen. Vanaf de weg Brugge-Dudzele waaieren opgehoogde schapenwegels uit naar de schorrenweiden en de terpen: onder meer naar Greveninge en de terp Westkapelle. Met de zeespiegeldaling stelselmatige landaanwas van west naar oost in het buitendijkse gebied op de linkeroever van de "Sincfal".

Het schorrengebied ten oosten van de dijklijn Gentele-Evendijk wordt circa 1070 vanaf de Evendijk in een omvattende kloksgewijze halve cirkelbeweging ingedijkt en verbonden met de Scheure: ten noorden van de terpen van Rams- en Westkapelle als Kalvekeetdijk, vanaf de latere Schapenbrug naar het zuiden doorlopend als Bloe(de)lozedijk.

De terp Westkapelle (circa 1 kilometer binnen de Kalvekeetdijk) ontwikkelt zich tot permanente woonkern van schaapherders en boeren. De bestaande schapenwegels worden uitgebouwd; schapenstallen worden volwaardige hoeven. De gelanden van de uitgestrekte nieuwe polder verenigen zich in de "Oostwatering".

De Scheure en haar zijtakken worden afgedamd (om de rechtstreekse verbinding van Brugge naar de zee te herstellen wordt in het eerste kwart van de 12de eeuw een kanaal gegraven). Om het nieuwe poldergebied af te wateren worden de diverse kreektakken afgeleid via de Grote Vliet naar de sluis van de Monnikenrede (afwateringssluis naar de Scheure in Oostkerke). Deze afwatering blijkt echter snel onvoldoende, circa 1100 komt er een nieuw uitwateringspunt via de Kwintinsluis op het Kromme Water (verbonden met de Reigaer(t)svliet) achter de Kalvekeetdijk.

Circa 1075-1080 ontstaan in het gewonnen gebied een aantal parochies. In 1180, eerste vermelding van "capella de was" of "Waescapelle" (Westkapelle) als hulpbidplaats voor de parochie Oostkerke. "Waes" wijst op "onvoldoende ontwaterde grond".

De Graaf van Vlaanderen sticht te Westkapelle kleine en grote leenhoven afhankelijk van het Leenhof van de Brugse Burg. Hoven uit de Zandstreek mogen achterlenen inrichten. Belangrijke zelfstandige leenhoven zijn het Hof ten Poele, het Hof ter Kalvekete, het Hof te Reigaer(t)svliet en het Hof ter Zale.

Circa 1170 aanleg van de Greveningedijk waardoor de schorren ten oosten van de Bloe(de)lozedijk ingepolderd worden.

Circa 1235 eerste vermelding van Westkapelle als zelfstandige parochie, waarvan de Graaf het tiendenrecht aan de Sint-Kwintinsabdij (Vermandois) schenkt. De parochie ressorteert onder het bisdom Doornik, vanaf 1561 het bisdom Brugge, vanaf 1801 het bisdom Gent en vanaf 1834 opnieuw het bisdom Brugge.

In de late 13de eeuw wordt de "Oostwatering" opgesplitst in de Watering van de Eiensluis (zie afwatering via sluis op de Ede of Eie ten westen van Koudekerke/ Heist) en de Watering Reigaer(t)svliet (afwatering via genoemde vliet).

In 1333, bouw van de zuidelijke sluis van de Reigaer(t)svliet op het punt waar de Monnikendijk de Greveningendijk raakt, voor een betere afwatering van het Oud Zwin; de noordelijke sluis bij het Palinghuis bleef fungeren als afwateringspunt voor het grondgebied ten noorden van de Kaveketedijk.

De Elisabetsvloed van 19 november 1404 brengt grote schade toe aan de dijken. Onder het bewind van Jan Zonder Vrees worden de dijken tussen het ingepolderde land en de nog niet ingedijkte schorren grondig verstevigd tot een lange doorlopende boogvormige dijklijn, de zogenaamd Graaf Jansdijk van de kerk van Knokke tot de dorpskom van Sint-Anna-ter-Muiden.

In 1405 plunderen en verbranden Engelse troepen (zie Honderdjarige Oorlog) de dorpskom en de kerk. De kerktoren - een belangrijke baken voor koopvaarders die het Zwin binnenvaren - wordt in 1409-1413 hersteld met financiële middelen van de Vier Leden (het Brugse Vrije, Brugge, Ieper en Gent). In 1422 wordt de Reigaer(t)svliet bij Vijfhuizen afgedamd, de landaanwinst heet Nieuwland (Watering Greveninge).

De ommeloper van 1447 toont het dorp met centraal de kerk en het kerkhof gelegen op een verhevenheid. Het ovale kerkhof is omringd door de Kerkader, de pastorie is 300 m ten westen van de kerk gelegen. De Brugse heerweg vormt de belangrijkste dorpsweg, gevormd door het zuidelijk gedeelte van de huidige Dorpsstraat en de huidige Sacramentsstraat. Onder meer de weg naar Hoeke vormt hierop een zijstraat. De bewoning strekt zich uit over 200 m langs de huidige Dorpsstraat; een paar huizen aan de Hoekestraat waar de aanlegkade van Westkapelle lag. De kaart duidt de Aermermolen, de Verbrande Molen en de Kalveketemolen aan. Buiten de dorpskom treft men 84 niet nader gedefinieerde woonplaatsen aan. Boomgaarden zijn een belangrijk gegeven.

De oorlog tussen het Graafschap Vlaanderen en Maximiliaan van Oostenrijk in het laatste kwart van de 15de eeuw veroorzaakt grote schade in het Noord-Vrije aangezien de frontlinie tussen Damme en Sluis ligt. De Greveninge- en de Graaf Jansdijk worden doorgestoken waardoor het hinterland onder water loopt.

Ten laatste in het eerste kwart van de 16de eeuw wordt de schuttersgilde "Sint-Sebastiaan" opgericht. Uit ommelopers blijkt dat Westkapelle circa 1575 een veertigtal huizen (circa 500 inwoners) in de dorpskom en een tachtigtal hoeves erbuiten telde.

Westkapelle ligt tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) in de frontlinie - de westelijke oever van het Zwin wordt betwist gebied - en moet oorlogscontributies betalen. In 1575-1576 teisteren raids van de Geuzen Westkapelle. De kerk wordt zwaar beschadigd door de godsdiensttroebelen. Periodes van rust worden aangewend om de schade aan waterwegen en wegennet te herstellen.

Met het afsluiten van het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) komt er even vrede. In deze periode worden de Gouverneurspolder, de Burkelpolder en de Godefrootpolder ten oosten van de Graaf Jansdijk (Dikkedijk) ingepolderd.

Na dit bestand komt Westkapelle opnieuw in de frontlinie te liggen. In 1622 worden het *Sint-Isabellafort, beschermd als monument bij ministerieel besluit van 15/10/2003, en dito sluis door de Spanjaarden aangelegd ten noordoosten van het dorp. In 1622-1623 wordt tussen de dorpskernen van Westkapelle en Sint-Anna-ter-Muiden (Nederland) de Linie van Fontaine (genoemd naar graaf Fontaine) uitgebouwd als verbinding tussen het circa 1604 aangelegde Sint-Donaasfort op de Verse Vaart te Lapscheure en het Sint-Isabellefort. Tussen beide forten wordt een vaart aangelegd met zeven bastionpunten telkens op 200 m van elkaar. Het gedeelte van de parochie Mude dat ten westen ligt van de *Cantelmolinie, beschermd als monument bij ministerieel besluit van 18/11/1991, wordt bij Westkapelle gevoegd.

De aanleg van de Legervaart door de Noordnederlanders in 1621-1622 en het afstoppen van waterwegen door de legers belemmert de afwatering van het gebied.

In 1645 laat don Andrea de Cantelmo (gouverneur van Vlaanderen) de vaart verbreden en uitdiepen, zie de huidige benaming van de linie.

In de eerste helft van de 17de eeuw wordt de tijdens de godsdiensttroebelen zwaar beschadigde kerk op het schip na hersteld. In 1640 wordt een nieuwe pastorie en kosterij met schuur of logie gebouwd nadat de oude Priesterage op een mote vernield werd tijdens de godsdiensttroebelen; dit gebeurt met stenen van de oude kerk. Circa 1650 bereikt het dorp opnieuw de omvang van voor de godsdiensttroebelen. De dorpsbrand van 1654 legt dertien woningen in de as. De Kalveketemolen en de Zuidmolen worden na 1648 (her)opgericht.

In 1655-1657 krijgt de Watering van de Eiesluis de toestemming van het Brugse Vrije om doorheen het grondgebied van Reigaer(t)svliet, Volkaarsgote en Greveninge een geheel nieuwe sluisvliet de zogenaamd Isabellavaart uit te graven naar de Isabellasluis.

In 1664 vindt de grensscheiding tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden plaats zoals bepaald bij de Vrede van Munster in 1648 (einde Tachtigjarige Oorlog). Deze grens wordt even herzien door het Barrièretractaat van 1715 waarbij een deel van de parochie Mude bij Westkapelle gevoegd wordt. Bij het verdrag van Fontainbleau (1785) wordt de oude grens uit 1664 hersteld.

Bij de Spaanse Successieoorlog (1701-1714) bezetten Fransen en Spanjaarden de Cantelmolinie; Nederlanders nemen stellingen in tussen Mude en de Cantelmolinie. Tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog (circa 1748) moeten de bewoners van de Zwinstreek contributies betalen aan de strijdende partijen op straffe van brandschatting.

In 1759 legt het Brugse Vrije een steenweg tussen Brugge en Westkapelle aan, hierbij worden bestaande kronkelende wegen rechtgetrokken. Herstelling van de kerkhofmuur die hierbij aangetast werd, in 1761.

In 1784-1785 wordt de steenweg Brugge-Westkapelle verlengd naar de in 1783 aangelegde Hazegrassluis (150 m ten noorden van de kerk tot aan Schapenbrug, verder langs de westzijde van de Legervaart naar de Isabellasluis en verder via de Zandbaai, de Noordpolder en het Gouverneursstuk naar de Hazegrassluis, nu Hazegrasstraat).

In 1795-1796, onder de Franse bezetting, wordt de parochiale administratie afgeschaft. Tot 1815 heeft de gemeente Westkapelle een zeker regionaal belang als kantonhoofdplaats.

Vanaf het begin van de 19de eeuw worden vermoedelijk een aantal straten gekasseid, zo bijvoorbeeld een gedeelte van de Moriaanstraat in 1817 (huidige Rustoordstraat).

In 1829 wordt de grens tussen Westkapelle en Knokke vastgelegd. De Zwinstreek komt in 1832 in het kader van de Belgische Onafhankelijkheid in de frontlinie te liggen; verschansingen worden opgetrokken aan de Nachtegaal (zie de vroegere Nachtegaalstraat/ nu Roden-Ossenstraat) en aan de Schapenbrug. Op de Rijksgrens tussen Westkapelle en Sint-Anna-Ter-Muiden een drietal grenspalen van 1843 (zie Dikkedijk).

In 1828 verkoopt koster Mestdagh een deel van zijn woning met schoollokaal aan de gemeente voor de inrichting van een gemeenteschool; daarnaast bestond er reeds een vrije meisjesschool.

In 1845 wordt de oude gemeenteschool afgebroken en vervangen door een nieuwe school met onderwijzerswoning.

Rond dezelfde tijd wordt een vrije lagere meisjesschool gesticht onder het beheer van de "Zusters van de Onbevlekte Ontvangenis" (Heist); door het goede verloop van het onderwijs aldaar wordt beslist de gemeenteschool enkel nog te gebruiken als jongensschool. In 1894 wordt het bestuur van de meisjesschool overgenomen door de "Zusters van de Heilige Vincentius a Paulo" uit Kortemark.

In 1859-1864 wordt de Knokse Steenweg (met onteigeningen) aangelegd tussen Westkapelle en Knokke (nu het noordelijk gedeelte van de Dorpsstraat en een deel van de Natiënlaan).

De Noordmolen, een stenen bovenkruier aan de steenweg op Sluis (Sluisstraat) wordt in 1860 gebouwd en in 1955 afgebroken.

In 1868-1871 koopt de gemeente gronden langs de Knokkestraat (heden noordelijk deel Dorpsstraat) en bouwt er een nieuwe gemeenteschool voor jongens met onderwijzerswoning (architect Buyck, zie Dorpsstraat nummer 60). Vanaf 1880 wordt de gemeenteschool officieel een gemengde school.

Circa 1865-1866 worden twee openbare waterpompen aangelegd, de éne gevoed door een waterput de andere door een regenbak. Op heden is niet geweten waar deze pompen zich bevonden. In dezelfde periode worden voetpaden en riolen aangelegd in de toenmalige hoofdstraat (vermoedelijk zuidelijk deel huidige Dorpsstraat).

In 1867 wordt een pomp geplaatst in de Moriaanstraat (huidige Rustoordstraat). Tevens worden de huiskanten van de Moriaanstraat, de Gildestraat (mogelijk een gedeelte van de huidge Hoekestraat) en de Knokse Steenweg (noordelijk deel huidige Dorpsstraat) gekasseid. In 1868 is er sprake van het kasseien van de huiskanten van de steenweg van Brugge naar Sluis (zuidelijk gedeelte huidige Dorpsstraat, Sluisstraat). Circa 1870 wordt de Hazegrasstraat opnieuw gekasseid.

Dit alles kadert duidelijk in een tendens naar meer hygiëne vanaf de jaren 1860. Naar aanleiding van de pokkenepidemie in 1874 wordt vanuit de Geneeskundige Commissie opgedragen de voorplaats van de gemeenteschool te kasseien, het rioleringsstelsel verder uit te bouwen en de voetpaden te kasseien.

In 1896-1897 wordt het kerkhof ontruimd. De kerkhofmuur hinderde de verbreding van de steenweg.

In 1898 wordt de oude gemeenteschool heringericht als gemeentehuis. Voorheen vonden de gemeenteraadszittingen plaats in herberg Jooris tegenover de kerk (zuidelijk gedeelte van de huidige Dorpsstraat). Voor de registers van de burgerlijke stand en huwelijken werd de herberg Sint-Elooi gebruikt.

Op het einde van de 19de eeuw moet er te Westkapelle een groot aantal herbergen geweest zijn. In 1899 legt het gemeentebestuur bouwkundige voorschriften op om de bekrompenheid van de herbergen tegen te gaan (onder meer minimum oppervlakte en hoogte).

In 1889 wordt het ouderlingentehuis Onze-Lieve-Vrouw van Troost in de oude vrije school in de Moriaanstraat (huidige Rustoordstraat) ingericht door de "Zusters van de Heilige Vincentius a Paulo". Deze straat ondergaat hierbij opnieuw verbeteringswerken.

In 1889 wordt in samenwerking met Heist de steenweg van Westkapelle naar de herberg België aangelegd. In dat zelfde jaar, aanleg van de steenweg Westkapelle-Lapscheure waarvoor reeds plannen bestonden in 1871. Aanleg van de tweede sectie van de steenweg Westkapelle-Heist in 1898.

In 1889-1890 wordt de stoomtramlijn Brugge-Westkapelle-Sluis aangelegd, aansluitend op de tramlijn Maldegem-Breskens. Te Westkapelle komt er een vertakking naar Knokke en naar het station van Heist. Circa 1890 zou er een douanekantoor in het dorp aan de tramlijn geweest zijn.

Vanaf 1902 worden er een aantal lantaarns geplaatst te Westkapelle, de eerste aan het schoolgebouw. De volgende jaren komen er straatlantaarns onder meer aan de Sacramentsstraat en aan het ouderlingentehuis.

In 1904 vraagt een zekere Wallays een vergunning aan om een steenbakkerij op te richten (langs de Kragendijk, naar Knokke op).

Bij de volkstelling van 1910 telt Westkapelle circa 1600 inwoners. Dit is een verdubbeling sinds de Franse Revolutie. De dorpskom heeft in alle richtingen uitbreiding genomen, noordwaarts reikt de bewoning tot voorbij de Knokkestraat (noordelijk deel huidige Dorpsstraat). Ook in de aanpalende straten (Moriaanstraat, Sacramentsstraat, Hoekestraat.) groeit het aantal woningen. Er ontwikkelen zich wijken onder meer aan de Schapenbrug en vooral rond Driewegen (kruising van de Kragendijk en de Knokse dijk). Op Driewegen vooral mensen werkzaam in de aanpalende steenbakkerijen of in het toerisme te Knokke.

In 1912-1913 legt "De Gasmaatschappij van Brugge" langs de steenwegen naar Hoeke en Knokke gasleidingen aan. Gaslantaarns vervangen voortaan de petroleumlantaarns. In 1919 wordt de oorlogsschade aan de tramlijn Brugge-Westkapelle-Knokke-Heist hersteld. In 1921 wordt ook het tracé Westkapelle-Sluis hersteld. In 1930 wordt het tracé Brugge-Westkapelle geëlektrificeerd; de verbinding met Knokke wordt heraangelegd langs het tracé van de toekomstige Natiënlaan (aanleg circa 1935). In 1932 wordt ook de lijn Westkapelle-Sluis geëlektrificeerd. Afschaffing van de tramlijnen Westkapelle-Sluis en Brugge-Knokke respectievelijk in 1951 en 1956.

In 1920 krijgt een zekere Decuypere toestemming om een steenbakkerij op te richten ten westen van de Kragendijk (had voor de Eerste Wereldoorlog een steenbakkerij op de wijk het Kalf te Knokke).

In 1938 wordt de Dorpsstraat verbreed. Hierbij wordt onder meer het postgebouw afgebroken.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt het rustoord bijna volledig vernield. Heropgericht na de oorlog, wordt het complex in 1976 aangekocht door het gemeentebestuur.

In 1977 worden de Watering van Volkaertsgote, de Watering van 's Heer Baselishoek, de Watering Eyensluis/ Groot Reigaer(t)svliet, de Watering van Romboutswerve en het Belgische deel van de Godefroot-Burkelpolder gefusioneerd tot de Watering Zwinpolder.

Structureel. De gemeentekern van Westkapelle met een aaneengesloten bebouwing wordt gevormd door de geknikte Dorpsstraat, de Hoekestraat, de Rustoordstraat, de Sluisstraat en de Westkapellestraat. De oudste bebouwingssporen vond men oorspronkelijk aan het zuidelijk gedeelte van de Dorpsstraat - waarop de Sint-Niklaaskerk met kerkomtrek geaxeerd is - en de Hoekestraat, aan de eerstgenoemde straat zijn die sporen echter grotendeels verdwenen ten gevolge van wegverbreding(en). De dorpsbebouwing van aanééngesloten breed- en diephuizen onder pannen zadeldaken - gaat dan ook grotendeels terug op de jaren 1920-1930.

Het oudst ingepolderde gedeelte van de gemeente met oorspronkelijk de terp wordt ten noorden afgezoomd door Kalvekeetdijk en ten oosten door de Bloe(de)lozedijk. De dorpskom en bij uitbreiding heel het grondgebied wordt doorsneden door de drukke autowegen Dudzelestraat (deel van N 374) en de Natiënlaan (deel van N 49).

Het kerkhof wordt reeds opgeruimd eind 19de eeuw en vervangen door de begraafplaats aan de Westkapellestraat. Na de gemeentefusie aanleg van nieuwe "centrale begraafplaats van Knokke-Heist" aan de Kalvekeetdijk/ Herenweg.

Tussen de dorpskom en de Kalvekeetdijk, wordt vanaf de jaren 1950-1960 een eerder exclusieve woonwijk - met straatnamen genoemd naar planten - aangelegd. Hierin bevindt zich één merkwaardige villa met cottage-inslag naar ontwerp van architect J. Heyneman (Knokke). Ambachtelijke zone "'t Walletje" tussen Kalvekeetdijk, Westkapellestraat en Herenweg. Aan de Natiënlaan, naar Knokke toe, dominerende handelsfunctie met grootschalige panden van de laatste decennia.

In de hoger genoemde woonwijk is één in kern vroeg-19de-eeuwse hoeve bewaard (zie Kastanjedreef). De hoeves in het buitengebied bewaren 18de-eeuwse kernen doch ondergingen in hoge mate beeldtransformatie. Een aantal historisch belangrijke hoeves zoals de "Kleine Keuvelhoeve" (Hazegrasstraat, nu totaal verbouwd, destijds net zoals de "Grote Keuvelhoeve" op Knoks grondgebied eigendom van de abdij van Vaucelles), het "Hof van Reigaer(t)svliet" (zie Hazegrasstraat) en het "Hof ter Calverkeete" (zie Kragendijk) zijn bewaard. De boerenhuizen hebben meestal een opkamer onder hogere nok en sluiten aan bij het langgestrekte type ten gevolge van van het geïncorporeerde wagenhuis of stalling. Enkele bergschuren - typisch voor de kuststreek en het hinterland - zijn bewaard (zie Nederen Heirweg en Oude Sabsweg).

  • COORNAERT M., Westkapelle en Ramskapelle: de geschiedenis, de topografie en de toponimie van Westkapelle en Ramskapelle met een studie over de Brugse Tegelrie, Tielt, 1981.
  • DEVLIEGHER L, De Zwinstreek, in: Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, dl. 4, , Tielt-Utrecht, 1970, p. 179-199.
  • LANNOY D., Knokke-Heist. Terugblik, Maldegem, 1998.

Bron: CALLAERT G., VANNESTE P. & HOOFT E. met medewerking van DE LEEUW S. & STRUYF J. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Knokke-Heist, Deel I: Deelgemeente Knokke, Deel II: Deelgemeenten Heist, Ramskapelle, Westkapelle, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL4, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Westkapelle [online], https://id.erfgoed.net/themas/14396 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.