Geografisch thema

Leke

ID
14632
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14632

Beschrijving

Leke is een deelgemeente van Diksmuide met 1078 inwoners en circa 1073 hectare (gegevens stad Diksmuide, 2003). Op 1 januari 1977 wordt Leke samen met de gemeentes Beerst, Driekapellen, Leke, Vladslo, Woumen en Pervijze bij de fusiegemeente Diksmuide gevoegd.

Leke is gelegen in het noordwesten van de provincie West-Vlaanderen, ten oosten van de IJzer op zo'n 8 kilometer ten noorden van Diksmuide. Omliggende gemeentes zijn: Schore (Middelkerke), Sint-Pieterskapelle (Middelkerke) en Zande (Koekelare) ten noorden, Koekalere (Koekelare) ten oosten, Vladslo (Diksmuide) ten zuiden en Keiem (Diksmuide) ten zuidwesten.
Leke is een woon- en landbouwdorp. Het grondgebied van Leke behoort tot twee sterk verscheiden geomorfologische gebieden: enerzijds ten noordwesten de grachtenrijke en vlakke polders (klei), anderzijds de dorpskom die reeds de noordgrens van de zandstreek (lemige zandgrond) markeert.

Het grondgebied van Leke wordt ten westen van de dorpskern doorsneden door de provincieweg van Sint-Pieterskapelle (Middelkerke) naar Diksmuide (N369) die in de jaren 1970 werd aangelegd. De belangrijkste waterlopen zijn het Lekedijkgeleed en de Vijvermolenbeek. De Vijvermolenbeek - die voortijds als transportweg diende - stroomt Leke vanuit oostelijke richting binnen, passeert de dorpskern aan de zuidzijde en verlaat dan kronkelend het grondgebied in het noordwesten waar ze uitmondt in de Lekevaart (Schore). Het Lekedijkgeleed - dat instaat voor de ontwatering van het noordelijke deel van Leke ("Laagvlakte") - vormt de noordelijke grens van Leke en mondt eveneens uit in de Lekevaart.

Leke wordt in 1119 voor het eerst in de bronnen vermeld onder de naam "Lec(c)a". Deze benaming zou zijn afgeleid van het Germaanse woord "Laku" / "Laki", wat zoveel zou betekenen als waterloop in een moerassig terrein.

Ontstaan van het landschap en ontginningsgeschiedenis

Vermits Leke gedeeltelijk op de grens van de zandleemstreek gelegen is, is het niet uitgesloten dat dit gebied (net als de rest van het zandleemstreek) reeds in de vroeg-Romeinse periode in gebruik wordt genomen voor landbouw. Door de hogere ligging was het gebied immers minder onderhevig aan de opeenvolgende zee-inbraken van de duinkerketransgressies van de 3de tot de 8ste eeuw en van de 11de eeuw. De hypothese van bewoningscontinuïteit kan geformuleerd worden, maar wordt door de literatuur niet bevestigd (Leke duikt in de geschiedschrijving slechts op in de 12de eeuw).

Twaalfde eeuw

1119: Leke wordt voor het eerst in 1119 vermeld in een akte waarbij paus Callixtus de proosdij Sint-Amand (Kortrijk) bevestigt in haar bezit over een hoeve te Leke. Op dat moment behoort Leke samen met Keiem, Beerst, Schore en Vladslo tot het Vladslo-Ambacht binnen het Westkwartier van het Brugse Vrije.

1145: Leke is reeds afgescheiden van de moederparochie Vladslo, vermits paus Eugenius III het patronaatsrecht van de Sint-Pietersabdij (Gent) over de parochie Leke bevestigt.

1187: dit patronaatsrecht wordt nogmaals bekrachtigd door paus Urbanus III. Deze oorspronkelijke afhankelijkheid van de moederkerk Vladslo blijft gedurende het volledige ancien régime weerspiegeld in het feit dat Leke tot 1795 deel blijft uitmaken van de heerlijkheid "Ter Heyden" (Vladslo). Tot de belangrijkste tiendeheffers te Leke behoren de proosdij van Sint-Amand (Kortrijk), de prelaat van de abdij van Vicogne (Valenciennes) en het kapittel van de kathedraal van Doornik.

Dertiende eeuw

1271: in sommige bronnen is er sprake van grote watersnood in 1271, waarbij belangrijke delen van Leke voor een langere periode blank staan.

Veertiende eeuw

1330: Lodewijk van Nevers verdeelt de kasselrij van het Brugse Vrije in een Noord-, Oost- en Westkwartier. Leke behoort tot het Westkwartier (zetel Oudenburg) dat zich uitstrekt van Brugge tot aan de IJzer (grens met de kasselrij Veurne-Ambacht). Daar Leke tot het Brugse Vrije behoort en hierdoor het recht had om laken te weven dat niet bestemd was voor eigen gebruik, kende de lakennijverheid in de 13de en 14de eeuw een grote bloei. In 1384 echter vervalt dit recht en wordt landbouw de belangrijkste activiteit te Leke.

Vijftiende eeuw

1416: oudste vermelding van de "Watering van Vladslo-Ambacht". Deze instelling staat onder meer in voor het beheer en het onderhoud van de waterlopen, dijken en sluizen te Leke.

1436: de Lekenaars komen de Bruggelingen ter hulp in hun opstand tegen Filips de Goede.

1488: na het overlijden van Maria van Bourgondië in 1482 neemt Maximiliaan van Oostenrijk het regentschap van de Nederlanden waar. De steden Brugge en Gent komen echter in opstand tegen zijn hoge belastingspolitiek, waarop Maximiliaan zijn Duitse legers naar Vlaanderen stuurt. Vanuit de stad Diksmuide - die de zijde van Maximiliaan kiest - plunderen zijn legerbendes verscheidene dorpen in het Brugse Vrije, waaronder ook Leke waarbij de kerk in brand wordt gestoken.

Zestiende eeuw

Omstreeks het midden van de 16de eeuw valt het bevolkingsaantal van Leke sterk terug. In de tweede helft van de eeuw krijgt Leke daarenboven wellicht nog eens te kampen met de beeldenstorm.

1559: bij de oprichting van het bisdom Brugge wordt Leke bij dit nieuwe bisdom gevoegd en onder de dekenij Gistel geplaatst.

1569-1571: de Grote Kaart van het Brugse Vrije van Pieter Pourbus toont de structuur en de bebouwing van "Leke" in het laatste kwart van de 16de eeuw. De dorpskom omvat naast de kerk, de omwalde pastorie en een tweede omwalde (kasteel)site niet veel meer dan een aantal woningen geconcentreerd rond het kruispunt van de huidige Lekedorpstraat en de Schorestraat. Daarbuiten verspreide hoevesites, waaronder een aantal met omwalling. Leke telde toen reeds eveneens twee windmolens: ten noordwesten van de dorpskern, de zogenaamde "Kaaiemolen" ingeplant langs de huidige Kaaidijk en ten oosten van de dorpskern, de zogenaamde "Vijvermolen" ingeplant langs de huidige Vijvermolenstraat.

Zeventiende eeuw

1647: Diksmuide wordt herhaaldelijk door de Fransen ingenomen en door de Spanjaarden heroverd. De Vrede van Munster (1648) brengt even wat rust.

Door de imperialistische ambities van Lodewijk XIV en het aanhoudende krijgsgeweld in de 17de eeuw kent de landbouw te Leke een waar dieptepunt. De pastoor van Leke vroeg aan alle bewoners geldelijke steun om zo de soldaten van Don Castel Rodrigo (1644-1647) - die de streek tegen de Fransen verdedigde - te kunnen betalen. In deze woelige tijden werden ook de kerkmeubels van Leke in Nieuwpoort en de grote kerkklok in Brugge in veiligheid gebracht (respectievelijk 1646 en 1648).

1695-1696: Leke wordt geteisterd door een aanhoudende watersnood.

Achttiende eeuw

In de loop van de 18de eeuw stijgt het bevolkingsaantal aanzienlijk. Naast landbouw is ook de vlasnijverheid een belangrijke economische tak.

1706: in het kader van krijgsverrichtingen tijdens de Spaanse successieoorlog (1700-1713) wordt een deel van Leke geïnundeerd.

1738: Leke telt 460 inwoners verspreid over 90 haardsteden.

1744: Leke lijdt nogmaals onder de inval van de Zuidelijke Nederlanden door de Fransen.

1770-1778: volgens de Ferrariskaart is de dorpsbebouwing van de parochie "Leke" sedert de zestiende eeuw aanzienlijk toegenomen in de onmiddellijke omgeving van de kerk. Ook de twee windmolens staan op deze kaart.

1779: de belangrijkste verbindingswegen van en naar Leke worden gekasseid.

1792-1794: Franse troepen vallen voor de zoveelste maal de Zuidelijke Nederlanden binnen en verslaan in oktober met de Slag bij Jemappes de Oostenrijkers. Met de slag van Neerwinden (1793) worden de Fransen evenwel opnieuw verslagen. De daaropvolgende maanden vindt in de Diksmuidse regio een enorme troepenbeweging van geallieerde troepen plaats. Zo doen Oostenrijkse en Engelse troepen onder meer Leke aan. Met de Slag van Fleurus (26 juni 1794) worden de Zuidelijke Nederlanden definitief bij Frankrijk ingelijfd. Leke behoort voor de komende twintig jaar tot het Franse Departement van de Leie.

1796: met de wet van 6 november wordt de Sint-Niklaaskerk tijdelijk tot 1802 ontheven.

Negentiende eeuw

De bevolking blijft toenemen. Van 1800 tot 1846 loopt het bevolkingsaantal te Leke op van 851 tot 1295 inwoners.

1801: door een herhaaldelijke herverdeling van de bisdommen ressorteert Leke vanaf 1801 eerst onder het bisdom Gent (dekenij Gistel) en vanaf 1834 onder het bisdom Brugge (dekenij Gistel). Vier jaar later wordt Leke van de dekenij Gistel afgesplitst en onder de dekenij van Diksmuide gesteld.
1822: de eerste gemeenteschool wordt opgericht in de Lekedorpstraat. Deze school blijft tot 1867 in gebruik.
Vóór 1835: volgens het primitief percelenplan (circa 1835) is de dorpskern van Leke nu verbonden met Sint-Pieterskapelle via een rechtlijnige weg in noordelijke richting vanaf de Lekedorpstraat.

1840-1848: tengevolge van de crisis in de vlasnijverheid valt de thuisnijverheid te Leke sterk terug. Een deel van de bevolking gaat aan de slag als seizoenarbeider of legt zich toe op het kantwerk. Deze laatste nijverheid kent zijn grootste bloei tussen 1900-1914.

Circa 1843: op de Atlas der Buurtwegen worden naast de dorpskern nog twee kleine bewoningsconcentraties aangeduid, met name "Putsarmoede hameau" en "Vijvermolen hameau" (zie Vijvermolenstraat).

Circa 1856-1858 vindt een ingrijpende verbouwing van de Sint-Niklaaskerk naar ontwerp van architect P. Croquison (Kortrijk) plaats.

1867: bouw van een gemeentelijke jongensschool in neoclassicistische stijl naar onterp van architect Pierre Buyck (Brugge).

Circa 1871: ter vervanging van een houten staakmolen laat molenaar I. de Backer de huidige  "Kruiskalsydemolen" oprichten.

1879: ten gevolge van de schoolwet wordt een nieuwe vrije Katholieke School opgericht in de Lekedorpstraat.

1899: de herberg "De Zwaan" op de hoek van de huidige Lekedorpstraat en de Kerkomgangstraat wordt door de gemeente aangekocht en gesloopt om er een marktpleintje aan te leggen.

Twintigste eeuw

Circa 1900: het onderwijs te Leke wordt waargenomen door de zusters van Pittem.

1907-1910: in het begin van de twintigste eeuw worden diverse dorpen in de Diksmuidse regio aangesloten op het netwerk van de Buurtspoorwegen. Een eerste lijn, de lijn nr. 132 (Oostende-Leke-Diksmuide), wordt ingereden op 29 juni 1907 nadat de "Naamloze Maatschappij voor de Uitbating der Buurtspoorwegen Dixmude-Yper-Poperinghe, Veurne- Poperinghe-De Panne, Dixmude-Oostende & Uitbreidingen" een exploitatievergunning had verkregen op 15 september 1905. De tweede lijn, de lijn nr. 137 (Brugge-Zedelgem-Leke), wordt ondanks de vroege exploitatievergunning van 5 oktober 1904 aan de "Maatschappij tot uitbating der Buurtspoorwegen van het Noorden van West-Vlaanderen" pas op 22 maart 1910 ingereden. Gelijktijdig met de aanleg van deze lijnen wordt te Leke zowel een tramstation als een stelplaats  opgetrokken. Door de geleidelijke opkomst van de autobussen worden de Buurtspoorwegen echter verlieslatend. In 1952 wordt dan ook overgegaan tot de ontmanteling van beide lijnen en wordt het tramstation verkocht en afgebroken.

Voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog telt Leke een melkerij, drie brouwerijen en drie windmolens.

Eerste Wereldoorlog (zie ook De Eerste Wereldoorlog en het IJzerfront onder de algemene inleiding)

3 augustus 1914: België weigert Duitsland een vrije doorgang naar Frankrijk. De dag daarna valt Duitsland België binnen.

14 oktober 1914: na de val van Brugge beslist koning Albert I om de linkeroever van de IJzer uit te bouwen als een verdedigingslinie en een aantal bruggenhoofden (Nieuwpoort, Schoorbakke en Diksmuide) op de rechteroever uit te bouwen. Belgische soldaten stellen zich te Leke op als onderdeel van een voorlinie tegen de oprukkende Duitsers die over Westende, Nieuwendamme, Sint-Pieterskapelle, Leke en Vladslo loopt .

17 oktober 1914: de Belgische genie blaast de toren van de Sint-Niklaaskerk, de "Kruiskalsydemolen" (een bakstenen stellingmolen) en de "Kaaiemolen" (een houten staakmolen) op om te verhinderen dat de oprukkende Duitsers deze als mikpunt of in een tweede fase als observatiepost zouden kunnen gebruiken.

18 oktober 1914: Duitse troepen nemen Leke in en blijven hier als bezetters tot 16 oktober 1918. Tijdens de bezetting wordt de tramlijn nr. 137 door de Duitsers gebruikt voor het aanbrengen van munitie vanuit het depot Varsenare naar het IJzerfront.

Wederopbouwperiode

1919: om de wederopbouw van het dorp in goede banen te leiden, laat Leke zich - conform aan de wet van 8 april van dit jaar - op 11 augustus 1919 'adopteren'. In een eerste fase worden een aantal barakken van het Koning Albertfonds opgetrokken ter hoogte van de Kruiskalsijdestraat en de Schorestraat. In een tweede fase wordt gestart met de echte wederopbouw waarbij architect G. De Backere (Gistel) in staat voor de aanleg- en rooilijnplannen. Voor de heropbouw neemt hij het vooroorlogse stratenpatroon grotendeels over, doch voorziet een nieuwe weg langs de in 1907 ingeplante tramstelplaats (huidige Tramstationsstraat) met een korte verbindingsweg vanaf de kerk (huidige Toontjesstraat). Ook het ontwerp van het gemeentehuis is van zijn hand. De Sint-Niklaaskerk daarentegen wordt heropgebouwd naar ontwerp van Brugse architect Théodore Raison.

1924: de gemeente Leke sluit een contract af met de West-Vlaamse Elektriciteitsmaatschappij (W.V.E.M.) waarna de woonhuizen in de dorpskern een aansluiting op het elektriciteitsnet krijgen.

1937: oprichting van een moderne melkerij te Leke. Dit bedrijf wordt in 1958 stopgezet en overgeheveld naar een zuivelfabriek te Zarren.

1938: bouw van een nieuw klooster met bijhorende meisjesschool.

28 mei 1940: Leke wordt voor de eerste maal door Duitse vliegtuigen gebombardeerd. Diezelfde dag nog capituleert het Belgische leger waarop voor een tweede maal een vier jaar durende Duitse bezetting volgt.

7 september 1944: Leke wordt bevrijd door de Canadezen, zie het "Canadaplein".

1989: de dorpskern van Leke is het onderwerp van een dorpskernvernieuwing waarbij onder meer het "Kwadendammeplein" wordt aangelegd.

Landschappelijk en bouwkundig erfgoed

Leke is op vandaag een straatdorp gekenmerkt door een lintbebouwing van burger- en arbeidershuizen van de jaren 1920 langs de centrale maar gebogen Lekedorpstraat. Ook de belangrijkste gebouwen, zoals de kerk, de pastorie, de school en een klein dorpspleintje zijn langs deze dorpsstraat ingeplant. Door zijn ligging in de nabijheid van de gestabiliseerde frontlinie ondervond de dorpskern tijdens de Eerste Wereldoorlog heel wat oorlogsgeweld. Tot op de dag van vandaag wordt deze dan ook gekenmerkt door een zeer eenvoudige wederopbouwarchitectuur van de jaren 1920. Opvallend hierbij is de doorgaans uitzonderlijke zorg die besteed werd aan de detaillering van het schrijnwerk van een aantal panden. In tegenstelling tot de andere fusiegemeenten bleef het landelijke gebied van Leke gespaard van een doorgedreven vernietiging tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het wordt dan ook nog gekenmerkt door een aantal hoeves met 18de- en/of 19de-eeuwse volumes, waarvan sommige nog met een oudere kern. Niettemin herinneren de doorgaans grote bunkers aan de twee Duitse linies die hier werden aangelegd als verdediging bij een eventuele terugtrekking van het IJzerfront (Tweede linie en Derde linie, zie Dwarsstraat nummer 18). Ook het restant van de "Berlinerbrug" is nog een spoor van de infrastructuur die achter het front door Duitse troepen werd aangelegd voor de logistieke ondersteuning tijdens de Eerste linie.
Naast de 18de-/19de-eeuwse hoeves en een aantal grote relicten van de Eerste Wereldoorlog telt Leke ook nog een aantal industrieel-archeologisch interessante sites: de molenromp van de 19de-eeuwse "Kruiskalsydemolen" werd na de Eerste Wereldoorlog omgebouwd tot een mechanische maalderij (beschermd als monument bij M.B. van 04.04.1995) en een tweede mechanische maalderij van de jaren 1930 werd na de Tweede Wereldoorlog in de Schorestraat heringericht.

  • Stadsarchief Diksmuide, Bestand wederopbouw Diksmuide na 1914-1918, Aanleg- en rooilijnenplan Leke (niet genummerd).
  • DEMOEN H., Het Diksmuidse van toen, Een verzameling beknopte historische gegevens, aangevuld met historische foto's en prentbriefkaarten, Brugge, 1984, p. 168-175.
  • DEVOLDER D., Geschiedkundig overzicht van het openbaar vervoer in de streek van Ieper + Poperinge + Diksmuide vanaf 1853 tot 1914, Brugge, 1980.
  • NOTEBAERT A., NEUMANN C. e.a., Inventaris van het archief van de Dienst der Verwoeste Gewesten, Algemeen Rijksarchief, Brussel, 1986.
  • TANGHE G.F., Parochieboek of beschryving van Leke, Brugge, 1876 en 1976 (herdruk), Brugge.
  • VANDENBUSSCHE L., Het Lekeleetpad in Leke, Wandel- Fiets en Ruiterroute, 10 km, Diksmuide, 1992.
  • VANDENBUSSCHE L., Leke en zijn verleden, Zingem, 1978.

Bron: MISSIAEN H. & VANNESTE P. met medewerking van GHERARDTS F. & SCHEIR O. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Diksmuide, Deel I: Deelgemeenten Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem en Lampernisse, Deel II: Deelgemeenten Leke, Nieuwkapelle, Oostkerke, Oudekapelle, Pervijze, Sint-Jacobskapelle, Stuivekenskerke, Vladslo en Woumen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL18, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanneste, Pol; Missiaen, Halewijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Leke [online], https://id.erfgoed.net/themas/14632 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.