Geografisch thema

Oostkamp

ID
14714
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14714

Beschrijving

De deelgemeente Oostkamp is sinds 1977 de hoofdgemeente van de fusie met Hertsberge, Ruddervoorde en Waardamme. Oostkamp telt 12.986 inwoners (01/01/2007) en heeft een oppervlakte van circa 3.407 hectare. Het vormt binnen de fusie het meest uitgestrekte gebied met het grootste inwonersaantal. Oostkamp wordt ten noorden begrensd door de Brugse deelgemeenten Sint-Michiels en Assebroek, ten noordoosten en ten oosten door Beernem, ten zuiden door Hertsberge en Waardamme en ten westen door Loppem (Zedelgem). De grenzen worden in het noorden gevormd door de Coupurebeek, de Sint-Michielsestraat en dwars doorheen de Assebroekse meersen. Aan de oostkant zijn de Beverhoutstraat, de Zuiddambeek en de Bornebeekstraat de grens. De Hazelaarstraat, de Papenvijversstraat, de Waterstraat, de Waardammebeek, een deel van het Waaroostpark en het domein Doeveren vormen de zuidelijke grens en de autostrade (E403/N31) en de Coupure beek begrenzen Oostkamp in het westen.

Fysisch geografische gegevens

Fysisch-geografisch behoort Oostkamp tot Zandig Vlaanderen en meer specifiek tot het Houtland. Centraal situeert zich het dallandschap van de Rivierbeek, met ten oosten daarvan het beekdal van de Bornebeek. Ten noordoosten, nabij Moerbrugge, gaat het Houtland langzaam over naar de venige depressie van de Assebroekse Meersen, met aansluitend het Beverhoutsveld. Ten westen, nabij de Wilgenbroeken, situeert zich het beekdal van de Lijsterbeek. Ten zuiden, nabij Nieuwenhove en nabij Papevijvers, strekken zich telkens twee lage heuvelruggen uit, versneden door de Marsbeek (bovenloop van de Lijsterbeek) enerzijds en door de Hertsbergebeek en Waardammebeek (respectievelijk oostelijke en westelijke bovenloop van de Rivierbeek) anderzijds. Op beide heuvelruggen bevinden zich oude veldgebieden (zie Doeveren als uitloper van het Merkemveld-Baasveld en Kampveld).

De bodem is hoofdzakelijk samengesteld uit zandgronden uit het Eoceen (40 tot 70 miljoen jaar oud), afgewisseld met licht zandleemgronden. In de valleien en depressies komen klei-, veen- en natte licht zandleemgronden voor. Op de westelijke heuvelrug nabij Nieuwenhove komen veel stuwwatergronden voor.

Oostkamp heeft een zacht glooiend landschap met hoogteverschillen die variëren van circa 4 meter boven zeespiegelniveau in de depressie van de Assebroekse Meersen tot circa 20 meter in het zuiden, nabij Nieuwenhove. Het reliëf neemt af ten noorden van het grondgebied, naar Steenbrugge en het oorspronkelijke afvloeiingspunt van de Rivierbeek (vroegere stroomgebied van de Reie, later vergraven tot Zuidleie, Zuidervaartje en kanaal Gent-Oostende) toe.

De beekstelsels met vrij brede valleien en een plaatselijk sterk meanderend patroon, wateren in essentie noordwaarts af naar het kanaal Gent-Oostende. De Rivierbeek, met de Listebeek en Dalevijversbeek (grotendeels rechtgetrokken of omgeleid) als zijwaterlopen ten westen, bezit een opvallend vertakt bovenloopstelsel, bestaande uit de Waardammebeek enerzijds en de Hertsbergebeek anderzijds. Ook de Lijsterbeek ten westen van het grondgebied heeft enkele vertakkingen, waaronder de Dalebeek en de Marsbeek. Ten oosten, nabij de grens met Beernem, situeren zich telkens twee smalle beekstelsels, waaronder dat van de Bornebeek en, geheel ten oosten, dat van de Merlebeek. Ten oosten van het kanaal Gent-Oostende, in het overgangsgebied naar de Assebroekse Meersen en het aansluitende Beverhoutsveld, is de oorspronkelijke afwatering sterk gewijzigd. Daar is het stroomgebied van de Geuzenbeek, de Zuiddambeek en de Mazelbeek beïnvloed door de kunstmatige afvoer en bemaling via de Hoofdsloot en het Sint-Trudoledeken (voor een belangrijk deel over het grondgebied van Oedelem). Bossen of bosrestanten situeren zich in essentie op de vroegere veldgebieden (zie Algemene geschiedenis van de veldontginningsgebieden) in het zuiden, alsook in het dallandschap van de Rivierbeek en in beperktere mate ook aan de westzijde van de depressie van de Assebroekse meersen.

De gemeentekern van Oostkamp is vrij centraal gelegen in de noordelijke helft van de gemeente. Vanuit de gemeentekern vertrekken enkele hoofdstraten naar de aangrenzende gemeenten, meer bepaald de Brugsestraat richting Brugge, de Loppemsestraat richting Loppem (Zedelgem), de Kortrijksestraat richting Waardamme, Ruddervoorde en Zwevezele (Wingene), de Kapellestraat/Hertsbergsestraat richting Hertsberge en Beernem, de Stationsstraat/Moerbrugsestraat richting Assebroek (Brugge) en Oedelem (Beernem). De gemeentekern van Oostkamp situeert zich op de kruising van drie belangrijke verkeersassen. Langs de noord-zuidas loopt de belangrijkste verkeersweg Brugsestraat-Kortrijksestraat (N50). Deze eeuwenoude verbindingsweg ligt op het traject Brugge-Kortrijk. Dwars daarop kruist ter hoogte van het Gemeenteplein de oost-westas Stationsstraat-Loppemsestraat (via de Majoor Woodstraat). Het centrum wordt aan de oostzijde omsloten door een "kleine ring" gevormd door de Albrecht Rodenbachstraat, Gruuthuselaan en Siemenslaan. Slechts twee wegen verbinden het centrum van de gemeente met het zuidelijke landelijke gebied en de overige deelgemeenten met name de Kortrijksestraat (N50) en de Kapellestraat. De Kapellestraat leidt tevens naar de autosnelweg E40. Administratief centrum georiënteerd op de deelgemeenten met onder meer openbare diensten, openbare bibliotheek, cultureel centrum, verschillende basisscholen, een rust- en verzorgingstehuis, een relatief groot aanbod aan winkels en horeca.

Groeiende industriële activiteiten, onder meer gericht op de bouwnijverheid en houtbewerking, concentreren zich op enkele bedrijventerreinen zoals De Rampe (zie Gaston Roelandtsstraat), Zwarte Gat (zie Brugsestraat), Lieverstede (zie Legeweg), Siemenslaan (zie Siemenslaan) en Kampveld (zie Kampveldstraat). Opmerkelijk is de aanwezigheid van buitenlandse concerns zoals Coca Cola, Beverages en Eads.
Toenemende woonfunctie, in de hand gewerkt door de gunstige ligging van Oostkamp in de nabijheid van de autostrades (pendelaars !), kust en toch landelijk. Verschillende woonkernen onder meer grootste verkaveling ten zuiden van de kern van Oostkamp met name Nieuwenhove.

De gemeente wordt doorkruist door verschillende verkeersinfrastructuren van nationaal en internationaal belang. In het noorden en noordoosten zijn er de spoorwegverbindingen Oostende-Brussel en Brugge-Kortrijk. In het uiterste westen van de gemeente Oostkamp ligt het klaverblad van de kruisende autosnelwegen Brussel-Oostende (E40) in zuidoostelijke richting, en Kortrijk-Brugge (E403), quasi de noordwestelijke grens vormend van het grondgebied. Tenslotte loopt parallel met de spoorlijn Brussel-Oostende het kanaal Gent-Brugge dat gekalibreerd is voor binnenscheepvaart tot 600 ton.

Het landelijke gebied aan de oostzijde van Oostkamp wordt voornamelijk ontsloten door de Moerbrugsestraat-Sint-Godelievestraat die eerst over de spoorweg en dan over de vaart leidt naar het voormalige Beverhoutsveld. Een tweede (zuid)oostelijke tracé loopt via de Stationsstraat-Everaertstraat vanwaar via een kleine doorgang onder de spoorlijn ook Moerbrugge kan worden bereikt. De Kapellestraat-Hertsbergsestraat loopt over de autostrade naar Hertsberge doorheen landelijk gebied. Ten zuidwesten van de gemeentekern van Oostkamp vormt de Kortrijksestraat, die loopt naar Waardamme en Ruddervoorde, de enige verbinding met het onmiddellijke achterland. Algemeen wordt het landelijke gebied van Oostkamp doorsneden door enkele grotere verbindingswegen waartussen kleinere, veelal haaks op elkaar aansluitende kronkelende landwegen lopen waarlangs de nog in bedrijf zijnde, voornamelijk kleine landbouwbedrijven verspreid zijn. Agrarische activiteiten met accent op teelt van graangewassen (vooral rogge en haver), groenvoedergewassen, gras en aardappelen. Rijkere teeltkeuze op de lemige zandgronden, met gemiddeld hogere opbrengsten. Daarnaast worden er runderen, paarden en varkens geteeld.

HISTORISCHE INLEIDING

Oudste geschiedenis en bewoning

Over de vroegste tijden is eigenlijk nog weinig concreet geweten. Zowel opgravingen, vondsten bij terreinprospecties of analyse van luchtfoto’s brachten in de regio van Oostkamp tal van archeologische sporen en structuren aan het licht. Hieruit blijkt dat een groot deel van Oostkamp sinds vele duizenden jaren door de mens wordt bezocht. De vondst van vuurstenen voorwerpen uit de Midden Steentijd (Mesolithicum) wijst op activiteiten van rondzwervende mensen, die leefden van onder meer vruchtenpluk, jacht en visvangst. Mogelijk vanaf het Late Neolithicum maar zeker in de Bronstijd (circa 2.000-750 vóór Christus) en de IJzertijd (750-52 vóór Christus) werden grote delen van het landschap ontgonnen en omgezet naar landbouwgronden. Zo zijn voor Oostkamp verschillende sporen gekend van (verdwenen) grafheuvels en kleinschalige boerderijen (bijvoorbeeld opgravingen Zwart Gat).

Dit is evenwel slechts het topje van de ijsberg. Hoewel er vele aanwijzingen zijn dat Oostkamp gelegen is in een archeologisch bijzonder waardevol gebied, gebeurde er tot nog toe relatief weinig onderzoek, waardoor de bodem nog heel wat van zijn geheimen verbergt.

10de-11de eeuw

Een eerste vermelding van de heerlijkheid Orscamp ("Ecclesia Oorscamp") komt voor in een document van 1080 waarin de stichtingsakte van het Brugse kapittel van Sint-Donaas van het jaar 961 wordt vermeld. Die stichtingsakte somt een aantal kerken rond Brugge op waaronder die van de parochie "Orscamp". De kerk van Oostkamp zou in 961 aan het Brugse kapittel zijn geschonken.
In de loop van de tijd komen volgende schrijfwijzen voor Oorscamp (961 en 1242), Orscamps (1110) en Oorscamp (1324). De meest aannemelijke verklaring voor de naam is de betekenis als paardenkamp, afgeleid van "horse"/"orse". Andere verklaringen zijn dat de gemeentenaam afkomstig is van berenkamp of van een persoonsnaam (nederzetting van "Ors").

Vijf van de dertig heerlijkheden van het Brugse Vrije strekten zich gedeeltelijk uit op het huidige grondgebied van Oostkamp met name Erkegem, Buskensambacht, Oostkamp en Ro(o)de-Nieuwenhove, en De Walschen. Erkegem strekte zich onder meer uit ter hoogte van het nog bestaande gehucht van Oostkamp en een stuk in Zwevezele (Wingene). Het Buskensambacht strekte zich uit in de zuidwestelijke hoek van Oostkamp (Laere, Kaleshoek en Kuipen). De heerlijkheid Roden-Nieuwenhove situeerde zich tussen de Waterstraat en de Kortrijksestraat, tussen de Wilgenbroeken en Steenbrugge, en was deels afhankelijk van de Burg van Brugge en deels van Dendermonde. Heerlijkheid De Walschen was op grondgebied Beernem gelegen maar strekte zich uit tot op het gehucht Moerbrugge.

De oudste vermeldingen van een kerkgebouw te Oostkamp dateren van de 10de-11de eeuw (zie Gemeenteplein zonder nummer). Een eerste vermelding van de kerk, vermoedelijk een zaalkerkje, wordt enerzijds vermeld in een oorkonde van graaf Robrecht I de Fries van Vlaanderen, gedateerd 31 oktober 1089 en anderzijds in een oorkonde van Radbod II, bisschop van Doornik, gedateerd 28 december 1089. Beide vermeldingen verwijzen naar de stichtingsoorkonde van de kerk ("Ecclesia Oorscamp") in 961.

12de-15de eeuw

Na de moord op Karel de Goede in 1127 in Brugge ontstaat, omdat hij geen erfgenamen achterlaat, een gevecht om het Vlaamse grondgebied. De Franse koning stuurt Willem van Normandië naar onze streek maar de steden Brugge en Gent verkiezen Diederik van den Elzas als hun heer. Op 13 mei 1128 steekt Willem van Normandië, die op terugtocht is na zijn overwinning tegen Diederik, de kerk van Oostkamp in brand. De schout (of burgemeester) van Oostkamp, een aanhanger van Diederik, moest zo worden gestraft.

De eerste vermelding van het kasteel van Gruuthuse (zie Stationsstraat nummer 196) dateert van 1128 en kadert in de strijd om de opvolging van de vermoorde graaf Karel de Goede. Deze strijd speelt zich af tussen Willem Clito van Normandië en Diederik van den Elzas. Omdat de kasteelschout van het kasteel van Oostkamp een aanhanger is van Diederik, wordt het kasteel door graaf Willem Clito belegerd van 4 tot 9 juli 1128. Het relaas van de strijd, neergeschreven door de Brugse geschiedschrijver Galbertus van Brugge, beschrijft de Rivierbeek, de grachten en versterkingen van het kasteel. Tijdens graafwerken in de 19de eeuw voor de aanleg van de parkvijver werden wapens en vechtuitrustingen teruggevonden, die wellicht dateren van deze belegering. Circa 1200 krijgen de heren van Gruuthuse het gruutrecht van graaf Boudewijn IX toegekend, wat inhoudt dat de Gruuthuses het monopolie bezitten op de verkoop van gruit aan de brouwers. Later houdt dat gruutrecht ook in dat zij belasting mogen heffen op het gebrouwen bier zelf. Daarmee weten de Gruuthuses rijkdom, status en invloed te verwerven.

In 1175 wordt een zeer eenvoudige romaanse, veldstenen basilikale kruiskerk gebouwd, gewijd aan de Heilige Sint-Pieters-in-de-banden, waarvan vandaag een begin 20ste-eeuwse reconstructie van de toren is bewaard (zie Gemeenteplein zonder nummer). De parochie ressorteert in die periode onder het bisdom Doornik.

In de loop van de 13de en 14de eeuw onderneemt Brugge verschillende pogingen om de verzanding van de Zwingeul tegen te gaan en de verbinding met de zee te vrijwaren. Reeds in 1290 bestaan vaste plannen om een vaarverbinding van Brugge naar Gent te realiseren. Hiervoor wil men de Zuidleie (Brugse Leie), een meanderende beek komende van Hansbeke en die via Moerbrugge-Brugge-Damme in het Zwin uitmondt, uitdiepen en uitgraven. In 1325 proberen de Bruggelingen een verbreding en uitdieping van de Zuidleie tussen het Lappersfort en Moerbrugge van graaf Louis de Crécy af te dwingen, maar hun pogingen mislukken. In 1330 verleent graaf de Crécy een charter voor de werken aan het kanaal Deinze-Brugge via Sint-Joris-ten-Distel (Beernem). Het kanaal wordt in het charter van 1330 de Nieuwe Leie genoemd. In 1332 is Brugge reeds bezig met het graven en het kanaliseren van de Zuidleie. De werken tussen het Lappersfort-Moerbrugge vorderen in 1335 echter slechts heel traag. Tussen 1335 en 1365 liggen de werken aan de verbreding en uitdieping van de Nieuwe Leie zelfs volledig stil; dit onder meer door de Honderdjarige Oorlog tussen Frankrijk en Engeland (1337-1453). Dat het kanaal ook de handelsbetrekkingen voor Brugge - ten nadele van Gent - zou verbeteren (zo zou door de verbinding van de Brugse met de Gentse Leie de graantoevoer van Artesië en Picardië naar Brugge in plaats van naar Gent kunnen komen), stoot echter op hevig verzet bij de Gentenaren en mondt op 3 mei 1382 uit in de Slag op het Beverhoutsveld. Een groot volksleger van Gentenaren trekt onder leiding van Jacob van Artevelde naar Brugge. De Bruggelingen worden teruggedreven en graaf Lodewijk van Male moet vluchten naar Rijsel. Gevolg onder meer het afschaffen van de eertijds daar gelegen parochie en het voegen van de parochianen bij Oostkamp en Oedelem.
Uiteindelijk zou het nog tot in de 17de eeuw duren vóór het kanaal Gent-Brugge wordt gegraven.

De hoeve "Ter Elst" wordt voor het eerst vermeld in 1237 (zie Boudewijnlaan nummer 27), wanneer Thomas van Vlaanderen en zijn echtgenote Joanna het goed aan het Brugse Sint-Janshospitaal schenken. De eerste vermelding van "Ten Pense", thans de hoeve "Joyeuse Pensée" (zie Warandestraat nummer 1), dateert van 1355.
De oudste vermelding betreffende het kasteel "Nieuwburg" dateert van 1300: het domein draagt op dat ogenblik de naam "Weitshof" (zie Nieuwburgstraat nummer 2). Naar verluidt wordt in 1428 op het domein een buitenverblijf gebouwd voor de familie Adornes, een handelaarsfamilie afkomstig uit het Italiaanse Genua.

Ridder Jan Wittoen (ook Jan Winteyn genoemd), was in 1417 heer van de heerlijkheid Orscamp en burgemeester van het Vrije. In november 1433 kent Jan Wittoen moeilijkheden want een poorter van de stad Gent, Henri van de Camere, doet hem een proces aan omdat die beweert dat enkele percelen uit de heerlijkheid Orscamp aan hem toebehoren. De zaak wordt echter door vijf schepenen van Brugge beoordeeld, in het voordeel van Jan Wittoen. In 1454 verkopen ridder Jan Wittoen en zijn echtgenote Ligarde de heerlijkheid Orscamp aan ridder Lodewijk van Brugge. Beide ridders krijgen hiervoor de goedkeuring van hun leenheer, hertog Filips de Goede. Het kasteel is de zetel van de heerlijkheid Orscamp, die in die periode uit 700 gemeten land, bos, meer en veld bestaat en een vierschaar met zeven schepenen bezit waarvan vier benoemd door de graaf en drie door de heer van Oostkamp, een aman, een krikhouder en een klerk. Lodewijk van Brugge wordt vanaf dan dus heer van Gruuthuse.

De benaming "Blauw Kasteel" duikt volgens De Flou voor het eerst in de archieven op in 1435, als eigendom van Alard de Saint-Martin (zie Ravenbosstraat nummer 10). Voordien is er enkel sprake van "Beverhoutshof".

In 1471 vaardigt de graaf van Vlaanderen, Karel de Stoute, een mandement uit waarin hij de parochies rondom de Zuidleie, dat toen gezien werd als de waterbron voor Brugge, verplicht hun waterlopen te reinigen. Aangezien de parochies dit bevel negeren, ijvert ook Lodewijk van Gruuthuse, heer van Oostkamp, in 1473 om de sloten en beken te reinigen. Voor het eerst wordt ook het voorstel gedaan om de Rivierbeek te gebruiken als verbinding tussen de Brugse en Kortrijkse Leie om zo verdere moeilijkheden met Gent uit de weg te gaan.

16de eeuw

Eén van de oudste vermeldingen van de "Hommelbroekhoeve" (zie Beverhoutstraat nummer 33) dateert van 1539.

In 1559 kondigt paus Paulus IV de oprichting aan van veertien nieuwe bisdommen in de Nederlanden. Brugge werd ingesteld als bisdom en bestaat uit negen decanaten. Eén van die decanaten is Torhout, waarin Oostkamp een parochie is.

Reeds in de 16de eeuw worden de vierscharen van de verschillende heerlijkheden te Oostkamp verenigd; ze zetelen vanaf dan in Brugge. De heerlijkheid Erkegem wordt in 1574 vermeld in de costuymen van het Brugse Vrije, in die periode bestaat reeds een kasteel van Erkegem op een niet gekende locatie (zie Hertsbergsestraat nummers 2-4).

Op de Grote Kaart van het Brugse Vrije van Pieter Pourbus (1561-1571), gekopieerd door Pieter Claeissens (1601), worden volgende hoeven al weergegeven: de "Joyeuse Pensée" (zie Warandestraat nummer 1), hoeve "Rietdam" (zie Wilgenbroekstraat nummer 56), hoeve "Ter Elst" (zie Boudewijnlaan nummer 27) en hoeve "Ter Ede" (zie Edestraat nummer 2). Verder komen ook het kasteel "Gruuthuse" (zie Stationsstraat nummer 196), het kasteel "Nieuwburg" met de kasteelhoeve (zie Nieuwburgstraat nummer 2, 6), de kerk van Oostkamp (zie Sint-Pietersplein z.nummer), de molen van Moerbrugge (zie Patersonstraat), de molen Den Daele (zie Molenstraat, Molenwalstraat) al voor op de kaart. Daarnaast worden ook de Zuidleie en de grote historische verbindingswegen: Legweg-Oedelemsestraat-Beernemsestraat, Kortrijkse Kalsijde, Wilgenbroekstraat-Boudewijnlaan-Fabiolalaan en Vliegweg-Kuipenstraat, Stationsstraat-Patersonstraat, Papenvijversstraat-Hazelaarstraat-Bornebeekstraat, Stuivenbergstraat, Kapellestraat-Hertsbergsestraat. Daarnaast Waterstraat, Edestraat afgebeeld.

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) krijgt de streek rond Oostkamp het hard te verduren. Zo worden in 1578 de Sint-Pieterskerk (zie Gemeenteplein z.nummer), het voormalige gemeentehuis Het Schaeck (zie Brugsestraat nummer 2) en vele gewone huizen verwoest of geplunderd. In 1582 ondergaat het eerste kasteel "Nieuwburg" (zie Nieuwburgstraat nummer 2) hetzelfde lot.

Diepgaand onderzoek naar aanleiding van de grondige restauratie van het geheel in het begin van de 21ste eeuw situeert de bouw van het "Blauw Kasteel" (zie Ravenbosstraat nummer 10) in het begin van de 16de eeuw. Het domein is op dat ogenblik eigendom van de familie Lauwereins. Ook de site van de hoeve "Ter Ede" (zie Edestraat nummer 2) klimt minstens op tot de tweede helft van de 16de eeuw. Het huidige gebouwenbestand dateert echter van de 19de eeuw en zijn sindsdien vrij zwaar verbouwd en aangepast.

17de eeuw

In 1612 geven de aartshertogen Albrecht en Isabella de toestemming om een bijzondere belasting te heffen om de deels vernielde Sint-Pieterskerk te kunnen herstellen. Zo wordt onder meer de toren in de 17de eeuw hersteld. Ondanks de recente herstellingswerken, dreigt circa 1623-1624 de vieringtoren in te vallen. Van de achthoekige, veldstenen toren worden vijf zijden herbouwd met baksteen. Daarbij worden aan die vijf zijden de oorspronkelijke, romaanse galmgaten vervangen door gotische, spitsbogige galmgaten. Vermoedelijk zijn die werken echter snel uitgevoerd want al in 1626 wordt bij de Gentenaar Jacques van Laerbeke een nieuwe klok besteld.

De laatste afstammeling van de familie van Gruuthuse is Catharina van Brugge, die zich echter door financiële moeilijkheden genoodzaakt ziet het domein te verkopen. Het wordt aangekocht door Cornelius Bertholf, die de heerlijkheid in 1616 verkoopt aan Conrad Schetz (1553-1632). Deze is onder meer baron van Hoboken en heer van Hingene en neemt in 1617, nadat hij geadopteerd wordt door zijn tante Barbe d'Ursel, de naam en het wapen d'Ursel over. Sindsdien is het Oostkampse domein d’Ursel steeds geërfd door rechtstreekse afstammelingen.

Onder druk van de blokkade van de Westerschelde door de Nederlanders in het begin van de 17de eeuw wordt het idee voor een kanaal tussen Gent en Brugge hernomen. In 1613 geeft gouverneur Alexander Farneze de toestemming aan de Staten van Vlaanderen tot het graven van de vaart Brugge-Gent in de bedding van de Zuidleie. De Vlaamse steden Brugge, Gent en Oostende komen tot een eensgezindheid en het nodige land wordt onteigend en vergoed. De bestaande waterlopen - de Zuidleie of Brugse Reie tussen Brugge en Beernem, en de Hoge Kale tussen Sint-Joris-ten-Distel en Gent - worden met elkaar verbonden.
In 1621 wordt de vaart Brugge-Gent geopend: de dijken tussen de verschillende stroken of onderaannemingen van het delven van de vaart, worden doorgestoken. Daardoor wordt de vaart op zijn volle lengte bevaarbaar tussen Brugge en Gent en komt er een einde aan de 300-jarige strijd tussen Brugge en Gent om een deel van het water van de Leie naar Brugge te mogen afleiden om het zeekanaal van Brugge te kunnen bevoorraden. Het kanaal was zeer kronkelend, vooral tussen Brugge en Aalter. Voor het graven van het kanaal moesten hoge zandruggen doorgraven worden, waardoor het kanaal nu diep in het landschap verzonken ligt. Vanaf 1623 wordt een trekschuit (de zogenaamde barge) getrokken door paarden op de jaagpaden ingelegd als verbindingsdienst tussen Brugge en Gent.
Een groot gevolg voor Oostkamp was dat het gehucht Moerbrugge bijna volledig van Oostkamp wordt afgesneden.

Op het grondgebied Oostkamp zijn enkele hoeves bewaard gebleven die teruggaan tot de 17de eeuw. De hoeve "'t Lange Water" is volgens de literatuur gebouwd in 1632 en herbouwd in de 18de eeuw (zie Hertsbergsestraat nummer 52). De hoeve "Rustenburgh" was eertijds een imposante hoeve opklimmend tot 1650-1651, maar werd echter de jaren 1980 vrij ingrijpend verbouwd (zie Boudewijnlaan nummer 72). De hoeve de "Grote Linde" gaat terug tot 1656 zie aanduiding op de figuratieve kaart van een hofstede van 1656 (zie Beernemsestraat nummer 27). Ook het huidige gebouwenbestand van de hoeve "Ter Elst" (zie Boudewijnlaan nummer 27) gaat terug tot de 17de eeuw (17de-eeuws boerenhuis, 18de-eeuwse schuur en stallen, 19de-eeuws wagenkot). Hetzelfde geldt voor de hoeve "Joyeuse Pensée" (zie Warandestraat nummer 1) en de hoeve "De Laere", waarvan de westelijke schuur met zekerheid teruggaat tot de 17de eeuw; terwijl het woonhuis, de stallingen en de tweede schuur dateren uit de 19de eeuw (zie Larestraat nummer 74). Reeds in de tweede helft van de 17de eeuw wordt op de locatie van het huidige kasteel "Macieberg" een buitengoed vermeld, eigendom van François Lampereel (zie Fabiolalaan nummer 1).

18de eeuw

Na de Spaanse Successieoorlog (1702-1713), onder Oostenrijks Bewind, kent Oostkamp een periode van relatieve rust en vooruitgang, gekenmerkt door demografische expansie, economische ontsluiting en de uitbreiding van het wegennet.

In 1735 start men met de aanleg van de kalsijde Brugge-Kortrijk, beginnende vanaf de Katelijnepoort in Brugge. Deze weg zal lange tijd de enige verharde weg zijn die de gemeente Oostkamp doorkruist. In 1738 is het gedeelte van de kalsijde tussen de poorten van de stad Brugge en de brug van Steenbrugge uitgevoerd: het College richt een verzoekschrift aan de overheid met de vraag de kalsijde door te trekken tot Kortrijk, aangezien deze weg onberijdbaar is en de aanvoer van hout en andere koopwaar uit het Kortrijkse belangrijk is. In 1748 wordt een afrekening gemaakt voor de bedding en het vervoeren van de kasseistenen voor de aanleg van de weg. Bij octrooi van Maria-Theresia van 30 september 1750 wordt de breedte van de kasseiweg van drie op vijf roeden gebracht, waardoor er meer onteigeningen en schattingen van vruchten zijn. In 1740 en 1752 worden ook, verbredings- en verdiepingswerken gesignaleerd aan het kanaal Gent-Brugge.

Algemeen bestaat tijdens de 18de eeuw vanwege de hertogelijke familie d’Ursel weinig belangstelling voor het kasteel in Oostkamp (zie kasteel "Gruuthuse", Stationsstraat nummer 196). De hoofdresidenties zijn duidelijk het kasteel in Hingene (bij Antwerpen) en het hôtel aan de Houtmarkt in Brussel. Het kasteel te Oostkamp wordt enkel gebruikt als buitenverblijf en tijdens het jachtseizoen. Het kasteel en de aangrenzende percelen worden zelfs verhuurd.

Vanaf de tweede helft van de 18de eeuw vaardigt de Oostenrijkse regering een gunstige belastingsregel uit, waardoor veel veldgebieden (zie Algemene geschiedenis van de veldontginningsgebieden) op de meest vruchtbare plaatsen op korte termijn worden omgezet in landbouwgronden en in bossen op de armere gronden, in functie van de houtproductie. Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, opgenomen op initiatief van Graaf de Ferraris (1770-1778), is Oostkamp vrij rijk aan bossen in vergelijking met de naastgelegen, heiderijke gemeentes. Het wordt op de kaart centraal gedomineerd door het uitgestrekte Warandebos, dat het jachtdomein is bij het kasteel van "Gruuthuse" (zie Stationsstraat nummer 196). Voorts wordt ook het balanderbos aangeduid dat volgens De Flou voor het eerst wordt vermeld in 1743. Ook het latere domein van kasteel "Breidels" (zie De Breidels nummer 1) is al volledig bebost. Daarnaast toont de Ferrariskaart nog enkele kleinere veldgebiedjes zoals ter hoogte van het Kampveld. Het in productie nemen van woeste gronden zal ook door de opeenvolgende machthebbers (Fransen, Hollanders en Belgen) aangemoedigd worden via positieve belastingsmaatregelen.
Algemeen wordt de gemeentekern op de Kabinetskaart gekenmerkt door een concentratie van bebouwing aan de Brugsestraat, de Stationsstraat, de Kortrijksestraat en de Walstraat. Ook de Maciebergstraat, de later Majoor Woodstraat en het Arentsplein zijn weergegeven. Verscheidene kastelen en hoeves worden aangeduid, onder meer kasteel "Gruythuyse" (zie Stationsstraat nummer 196) en het kasteel "Nieuwenbourg" (zie Nieuwburgstraat nummer 2), hoeve "Reydam" (zie Wilgenbroekstraat nummer 56), hoeve "Liberstede" (zie Legeweg nummer 196), de "Lange puype" (zie Legeweg), hoeve "De Lare" (zie Larestraat nummer 74) en "'t Schotsgoed". De hoeve "Het Groene", aangeduid als de "Groene hofstede" op de Ferrariskaart, klimt eveneens op tot de 18de eeuw (zie Vliegweg nummer 20). De 17de-eeuwse hoeve "'t Lange Water" werd herbouwd in de 18de eeuw (zie Hertsbergsestraat nummer 52) en de "Kampveldhoeve" dateert deels van het einde van de 18de eeuw (zie Kampveldstraat nummers 22-24). De voormalige herberg "Den Daele" wordt op de Ferrariskaart aangeduid als de hoeve "Den Daele" (zie Kortrijksestraat nummer 149).
In herberg "Den Daele" bevond zich eertijds de vierschaar van de heerlijkheid Buskensambacht, die een ondergeschikte heerlijkheid was van Het Houtsche. Ter hoogte van deze herberg zou dan ook een schandpaal gestaan hebben. De hofstede of buitenhuis "Nieuwhof" of "Buijthuijs", die teruggaat tot de 18de eeuw (zie Waterstraat nummers 29-31), was voorheen gelegen in de heerlijkheid Nieuwenhove en eigendom van Philippe de Stappens-Veranneman († 1788), heer van Rode-Nieuwenhove. Van deze heerlijkheid is de schandpaal nog bewaard gebleven aan de Waterstraat vlakbij het voormalige schepenhuis van Nieuwenhove (zie Waterstraat nummer 42). Op het Gemeenteplein bevindt zich een replica van deze schandpaal (zie Gemeenteplein z.nummer).
In 1754 wordt * kasteel "Schoonhove" (zie Boudewijnlaan nummer 85) gebouwd in opdracht van de familie Rotsaert de Hertaing. Het betreft een vrij sobere classicistische woning die in de loop van de 19de eeuw door de toevoeging van torens meer prestige zal verkrijgen. Bij het kasteel wordt eveneens een boerderij opgetrokken (zie Wilgenbroekstraat nummers 74-76).

Met de Franse revolutie op het einde van de 18de eeuw komt een einde aan het feodale systeem. Vanaf 1 oktober 1795 worden onder meer het Brugse Vrije, het ambacht Oostkamp en de heerlijkheid Oostkamp afgeschaft en wordt Vlaanderen ingelijfd bij Frankrijk onder het departement van de Leie. Kerkelijke goederen en gronden worden verbeurd verklaard en verkocht. De gronden komen vaak in handen van rijke families, die er hun parken, kastelen, landhuizen en jachtdomeinen op aanleggen.

19de eeuw

In 1805 krijgt de gemeente van de Franse overheid de opdracht om alle buurtwegen van de gemeente te overlopen, hun breedte vast te stellen en in kaart te brengen. Deze lijst met straatnamen vormde een belangrijke bron bij het inventariswerk. Oostkamp telt op dat ogenblik 18 officiële wegen. Bij het opstellen van de Atlas der Buurtwegen circa 1843 zijn 31 officiële straten geregistreerd en een tiental kerkwegels.

In de 19de eeuw worden in de ondertussen bosrijke gordel ten zuiden van Brugge verschillende kastelen en buitenverblijven gebouwd, soms ter vervanging van oudere hofsteden. Zo is het huidige kasteel "De Cellen" (zie Kapellestraat nummer 113) in de eerste jaren van de 19de eeuw gebouwd op de locatie van een 18de-eeuws buitengoed. Er wordt een classicistische woning opgetrokken door ridder Louis de Bie de Westvoorde die in 1873-1874 deels wordt vervangen en deels wordt aangepast tot het huidige neorenaissance kasteel. Kasteel "Les Aubépines" (zie Kapellestraat nummer 19) is een begin 19de-eeuws, in oorsprong classicistisch kasteel, dat circa 1835 eigendom is van notaris Charles Beaucourt. Het kasteel wordt een eerste keer uitgebreid in 1876 en zal pas in 1911 zijn huidige (neoclassicistische) uitzicht krijgen. Rond 1810 laten Jacques De Rijm en zijn echtgenote Marie de Meulenaere, weduwe van Pierre-Jacques van der Plancke († 1798), een classicistisch kasteeltje bouwen ten oosten van de toenmalige Kortrijksestraat (zie kasteel "Erkegem", Hertsbergsestraat nummers 2-4). In de loop van de volgende jaren wordt er ook een park aangelegd in romantische stijl met onder meer enkele prieeltjes. Het kasteeldomein is bereikbaar via een toegangsdreef vanaf de steenweg, namelijk de speciaal aangelegde Legendaledreef, die wordt afgezoomd door eiken. In 1907 zal het kasteel totaal worden herbouwd.
Omstreeks 1846 laat Irénée Peers op een onbebouwd, bosrijk perceel een neogotisch kasteel "De Breidels" bouwen (zie Breidels nummer 1). Aangezien het kasteel na de Eerste Wereldoorlog volledig afbrandt, wordt het in de jaren 1920 herbouwd.

In 1834 vordert de Belgische overheid een wet uit die grote lijnen van de spoorverbinding van Luik naar Oostende, onder meer langs Oostkamp, vastlegt. Twee jaar later wordt door de hoofdingenieur-directeur het lastenkohier van het spoorwegtraject Brugge-Gent neergelegd en begint de aanbesteding. In de loop van 1838 wordt de (enkele !) spoorlijn Gent-Oostende, onder meer ter hoogte van Oostkamp, in gebruik genomen. Op die spoorlijn bevinden zich tussen Gent en Brugge in eerste instantie drie stations met name Landegem, Aalter en Bloemendale-Beernem (zie Everaertstraat nummer 3, Station).
Ondertussen wordt in 1845 een tweede spoorwegverbinding namelijk die tussen Brugge en Kortrijk (hoofdlijn Brugge-Torhout-Roeselare-Izegem-Kortrijk) op Oostkamps grondgebied vastgelegd. Het tracé tussen Brugge en Torhout wordt in 1846 aangelegd. Vanaf 1849 stopt er éénmaal per week een trein in Oostkamp. Deze stopplaats, z.g. "barrière 54", komt er elf jaar na de openstelling van de spoorlijn. (zie Everaertstraat nummer 3, Station). In 1855 wordt er een tweede, parallelle spoorlijn aangelegd. Het eerste station van Oostkamp dateert van 1865 (zie Everaertstraat nummer 3, Station).

Rond het midden van de 19de eeuw verleent Mgr. Jan-Baptist Malou, bisschop van Brugge, zijn goedkeuring voor het stichten van een meisjesschool en een klooster in het centrum van Oostkamp (zie Kortrijksestraat nummer 47). Het klooster wordt gesticht door de zusters maricolen uit Brugge. In 1849 krijgt Theresia Marlier twee huizen aan de Kortrijksestraat toegewezen, die baron Peers de Nieuwburgh heeft gekocht met de bedoeling er onderwijs te verschaffen (lager onderwijs, bewaarschool en speldenwerkerschool); daarnaast koopt juffrouw Marlier zelf nog een huis. De huizen worden bewoond door de zusters maricolen en worden naar verluidt eigendom van E.H. Joannes Albertus Marlier. In 1859 worden de huizen door de zusters maricolen bij notaris Henri Claeys aangekocht: "een woonhuis met eetkamer, twee keukens, schoollokaal, differente boven- en benedenkamerkens, kelder, stalling en verdere bouwgerieven, benevens nog een werkmanswoning". De huizen worden verbouwd in een klooster (met kapel) en een school. In 1879 worden er drie nieuwe klassen ingewijd en wordt er les gegeven aan 250 meisjes. In 1894 heeft de meisjesschool een oppervlakte van 8.338 m2 en staat het complex op naam van schepen Henri Claeys.

In de eerste helft van de 19de eeuw staan in de toenmalige gemeente Oostkamp zeven molens: de Moerbruggemolen (zie Patersonstraat/Gevaartsestraat), de Erkegemmolen (zie Erkegemstraat), de molen Rommel (zie Sint-Michielsestraat), de Knokmolen (zie Walstraat), de molen Den Daele (zie Molenstraat/Molenwalstraat), de Lammertijnmolen (zie Brugsestraat) en de molen aan de Brugsestraat in het centrum van de gemeente (zie Brugsestraat nummer 9).
Slechts één van deze molens is vandaag (deels) bewaard gebleven, met name de molenromp van de stellingmolen "De Wieke" ("Braets molen") (zie Brugsestraat nummer 9). Deze in oorsprong bakstenen stellingmolen (koren- en oliemolen) dateert van 1842. Het bijhorend neoclassicistische burgerhuis wordt in 1897 gebouwd in opdracht van Alfons Braet (zie Brugsestraat nummer 7).

Bij K.B. van 29 augustus 1845 krijgt Oostkamp het huidige wapenschild toegekend met name "van keel met schuinbalk van zilver van rechtsboven naar linksonder met zes merletten eveneens van zilver, drie in top en drie in punt".

In het noorden van het centrum van Oostkamp wordt de 19de-eeuwse, classicistische woning "TER WEGE" (zie Brugsestraat nummer 54) in 1851 aangekocht door de familie Claeys en in 1926 in opdracht van Henri Claeys deels verbouwd en verfraaid naar plannen van de Brugse architect Henri Fonteyne.

Tijdens de tweede helft van de 19de eeuw worden heel wat infrastructuurwerken uitgevoerd. Zo wordt in 1850 het kanaal Gent-Brugge verbreed waarbij delen van de vallei opgehoogd worden met de vrijgekomen specie. Wegen worden verhard onder meer om iets te doen aan de hoge werkloosheid: in 1855 de Kapellestraat en in 1863 de weg van Oostkamp naar Moerbrugge. Circa 1870 bespreekt de gemeenteraad van Oostkamp een voorstel om een algemeen rooilijnplan voor het dorpsplein op te stellen; het plan moet wildbouw aan banden leggen en zo het uitzicht van het dorp verfraaien. In 1882 worden de werken voor de bouw van een nieuw gemeentehuis aanbesteed (zie Gemeenteplein nummer 1); de plannen zijn getekend door René Buyck en de Oostkampse aannemer Demeyer mag de werken uitvoeren. De gemeente moet echter beroep doen op geld uit de kas van het Armenbestuur. Het nieuwe gemeentehuis wordt ingewijd in 1883. De aanpalende woning (zie Majoor Woodstraat nummer 2) die in particulier bezit is, moet voor het algemeen uitzicht van het plein, van de gemeente in dezelfde stijl worden aangepast.
In 1855 beslist de gemeenteraad een verharde weg aan te leggen tussen Oostkamp en Hertsberge (Hertsbergsestraat), ter vervanging van de bestaande aarden weg. De totale lengte van de weg bedraagt 5.155 meter; er zal ter hoogte van het meest bebouwde gedeelte 260 meter in kasseistenen gelegd worden, de overige 4.895 meter worden aangelegd in veldstenen. In 1856 is de weg naar Hertsberge voltooid. Om de kosten van de nieuwe weg te kunnen dekken worden er in 1857 twee tolpalen geplaatst: één op Oostkamp en één op Hertsberge aan de Armoedemolen (zie Hertsberge, Lodistraat nummer 75). De barrière op Oostkamp wordt geplaatst ter hoogte van de Daeledreef (huidige Siemenslaan); de plaats krijgt dan ook de naam barrière.
Langs de Kortrijksestraat wordt op een plan van 1857 een barrière afgebeeld op Steenbrugge aan de Loppemstraat (huidige Sint-Michielsestraat). Een tweede barrière bevindt zich op de grens van Oostkamp en Waardamme.
Dergelijke barrières werden opgericht op basis van de wet van 10 maart 1837, waarin de Staat de gemeenten toelaat een "Barrièrerecht" te heffen, die bestemd is voor het onderhoud van sommige kasseiwegen. In 1858 vermeldt men de barrière aan Lodi, de barrière aan de Marechalstraat. Vanaf 1859 zal er echter maar één barrière meer zijn, met name aan de Nieuwenhovedreef.
In 1878 beslist de gemeenteraad de veldstenen van de weg Oostkamp-Hertsberge te vervangen door kasseien. In 1887 wordt nogmaals beslist werken uit te voeren aan de buurtweg Oostkamp-Hertsberge.
Aansluitend bij de heraanleg van het gemeenteplein in de jaren 1880 maakt architect Joris Helleputte in 1887 een ontwerptekening voor de kooruitbreiding van de Sint-Pieterskerk (zie Gemeenteplein z.nummer). De Sint-Pieterskerk is in oorsprong een romaanse kerk, die door de eeuwen meermaals werd verbouwd en thans een neogotisch uitzicht heeft. In 1887 wordt het koor uitgebreid en voorzien van nieuwe glasramen en muurschilderingen. Er worden herstellingswerken uitgevoerd aan de buitenmuren en er wordt een nieuwe vloer gelegd.

Vermoedelijk rond 1865 wordt kasteel "Nieuwburg" (zie Nieuwburgstraat nummer 2) herbouwd tot een sobere, laatclassicistisch kasteeltje echter met integratie van de middeleeuwse restanten zoals een torenvolume. Het kasteeldomein wordt tot op heden getypeerd door de opperhof-neerhofstructuur (zie Nieuwburgstraat nummer 6). Vanaf het einde van de 18de eeuw komt het kasteel in handen van de familie Peers de Nieuwburgh, die in de tweede helft van de 18de eeuw en in de loop van de 19de eeuw in de omgeving verschillende hoevetjes laten bouwen of verbouwen of uitbreiden (zie Edestraat, Kortrijksestraat, Kuipenstraat, Larestraat, Nieuwburgstraat). De familie Peers de Nieuwburgh, die geïnteresseerd was in de problematiek rond landbouw en voedsel, richt circa 1888 ook een zuivelfabriek, zogenaamd de "Samenwerkende melkerij van Oostkamp" (de oprichtingsakte dateert van 3 september 1892) en een varkenskwekerij op. Bij de stichting van de melkerij zijn over het ganse grondgebied van Oostkamp 26 pachtboerderijen verbonden.
Het in oorsprong 18de-eeuwse kasteel "Schoonhove" (zie Boudewijnlaan nummer 85), met bijhorend koetshuis, hovenierswoning en oranjerie (zie Wilgenbroekstraat nummers 74-76), wordt eerst in 1872 en in tweede instantie in 1883 in opdracht van Camille Rotsart de Hertaing uitgebreid met vooruitspringende hoekvolumes met torenbekroningen en een imposante inkom.
In 1877 laat baron Arthur Pecsteen-Peers een pittoresk kasteel "Châlet Flore" bouwen (zie Stationsstraat nummer 99). In 1918, bij aankoop van het kasteeldomein door de heer Kervyn de Merendré, krijgt het kasteel de naam "Le Chenoy". Enkel de 19de-eeuwse hoeve "'t Bloemenhuisje" (zie Albrecht Rodenbachstraat nummer 46B), die bij de bouw van het eerste kasteel bij het kasteeldomein wordt ingelijfd, is nog bewaard gebleven.
Op 22 november 1888 start Graaf Charles-Marie d'Ursel de bouw van het huidige kasteel "Gruuthuse" (zie Stationsstraat nummer 196) in neo-Vlaamse renaissancestijl. Daarbij doet de graaf beroep op provinciaal architect René Buyck (1850-1923).

In 1879 worden drie scholen vermeld op het grondgebied van Oostkamp, met name de Sint-Pietersschool voor jongens van 1879 (zie thans Sint-Jozefsinstituut, Schooldreef nummer 10), de gemeenteschool van 1873 (zie Stationsstraat nummer 154) en de Vrije school opengehouden door de zusters maricolen voor meisjes uit het midden van de 19de eeuw (zie Kortrijksestraat nummer 47). De Sint-Jozefschool in Moerbrugge (zie Patersonstraat nummer 98) volgt in 1884-1886. Deze school werd opgetrokken in neogotische stijl naar de plannen van Jules d'Hoore.

In 1889 wordt het huidige stationsgebouw gebouwd in neoclassicistische stijl (zie Everaertstraat nummer 3, Station). Volgens De Bot kan het ontwerp met zekerheid toegeschreven worden aan Henri Fouquet. In 1895 wordt naast een spoorverbinding nu ook een tramlijn tussen Brugge-Oostkamp-Zwevezele aangelegd.

In 1890 keurt de gemeenteraad van Oostkamp, onder het burgemeesterschap van Louis de Bie de Westvoorde (1826-1904), woonachtig in kasteel "De Cellen" aan de Kapellestraat (zie Kapellestraat nummer 113), de oprichting van de parochie Hertsberge goed (zie Hertsberge, Historische Inleiding). De parochie wordt gesticht bij Koninklijk Besluit op 5 mei 1891 onder de bescherming van Sint-Jan Evangelist. Op 13 mei bekrachtigt Mgr. Joannes Faict de oprichting van de parochie.

20ste eeuw

Bij K.B. van 9 december 1901 wordt te Oostkamp een nieuwe rijkswachtbrigade opgericht en kort daarop, in 1902, wordt begonnen met de bouw van een rijkswachtkazerne langs de Kortrijksestraat. Deze gebouwen worden volgens de bouwaanvraag in 1928 nog uitgebreid met een woonhuis voor de brigadecommandant (zie Kortrijksestraat nummer 71-73).
Op 30 september 1903 wordt in het ten zuiden van Oostkamp gelegen gehucht Erkegem een schooltje, de Sint-Annaschool, ingewijd (zie Hertsbergsestraat nummer 61). De grond langs de toen nog steeds enkel van grint voorziene Hertsbergsestraat wordt verkregen van juffrouw Cecilia Kervyn de Lettenhove, kloosterzuster in Brugge. De zusters apostolinnen uit Brugge zullen er les geven. Op 16 december 1903 wordt deze vrije bewaarschool door de gemeente aangenomen.

Circa 1905 laat graaf Maximilien de Lalaing langs de Kortrijksestraat het kasteeltje "Les Croisilles" (zie Kortrijksestraat nummer 308) bouwen. Vanaf circa 1955-1956 koopt de van Waardamme afkomstige meubelfabrikant Gaston Bauwens het kasteeldomein aan en zal er wonen tot aan zijn overlijden (zie Waardamme, Historische inleiding).

In 1909, onder het bestuur van burgemeester Albert Peers de Nieuwburgh (1866-1937), vraagt de bevolking van de toenmalige parochie Hertsberge aan de minister van Binnenlandse Zaken om van Hertsberge een zelfstandige gemeente te maken (zie Hertsberge, Historische Inleiding). Hieraan zal echter pas in 1919 gehoor gegeven worden.

Naar aanleiding van de geplande elektrificatie van de stoomtram Zwevezele-Brugge, worden er in 1909 elektriciteitsvoorzieningen aangelegd op het grondgebied van Oostkamp. Niettemin wordt in hetzelfde jaar toch nog een nieuwe gasaansluiting voorzien in het gemeentehuis (zie Gemeenteplein nummer 1). Op het einde van de jaren 1920 zal de ganse dorpskom van Oostkamp voorzien zijn van elektriciteit en pas in 1927 wordt het tramnet geëlektrificeerd.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog bezetten de Duitsers de gemeente Oostkamp. Met vijf pleinen wordt de gemeente één van de grootste concentraties Duitse vliegvelden in West-Vlaanderen. Er wordt een nieuw tramspoor door de gemeente getrokken om het Duitse front te bevoorraden. De Duitsers brengen elektriciteit in het gemeentehuis (zie Gemeenteplein nummer 1). Oostkamp wordt ook een rustplaats voor frontsoldaten: piloten en officieren verblijven er in de vele kastelen en villa's. In 1917 is Moerbrugge voor een korte tijd afgesloten van Oostkamp en in oktober 1918 wordt Oostkamp bevrijd. Op de hoek van de Legeweg met de Koekoekstraat is een bunker uit de Eerste Wereldoorlog bewaard (zie Legeweg z.nummer). Deze luchtverdedingsbunker werd gebruikt voor het opstellen van een zoeklicht om vijandelijke vliegtuigen op te sporen.
De Macieberggrot of ook zogenaamd de "Kapel van de Macieberg", toegewijd aan Onze Lieve Vrouw der Zeven Weeën, wordt opgericht tijdens de Eerste Wereldoorlog (in 1914).

In 1919 doet Oostkamp in functie van de oprichting van de zelfstandige gemeente Hertsberge (17 november 1919) afstand van een gedeelte van het grondgebied (zie Hertsberge, Historische inleiding). De definitieve overeenkomst over de afscheiding van Hertsberge wordt ondertekend op 9 februari 1923.

Nadat het eerste kasteel "De Breidels" (zie Breidels nummer 1) volledig afbrandde tijdens de Eerste Wereldoorlog, laat toenmalig burgemeester Albert Peers de Nieuwburgh tussen 1921 en 1924 op dezelfde locatie een nieuw kasteel bouwen, daarbij beroep doend op de Brusselse architect Octave Flanneau (1860-1937). Tijdens de bouw huurt hij kasteel "De Cellen" af om tijdelijk in te wonen.

Op 17 december 1930 wordt op initiatief van E.H. De Wispelaere te Moerbrugge een nieuwe parochie, toegewijd aan de heilige Godelieveparochie opgericht. In 1933 wordt de Sint-Godelievekerk en de naastgelegen pastorie (zie Sint-Godelievestraat nummer 53) gebouwd, beide naar de ontwerpplannen van architect Hocepied. De Sint-Godelievekerk wordt in 1937 ingewijd.

In 1934 wordt de gemeente Oostkamp aan het Heilige Hart gewijd. Ter ere van deze gelegenheid wordt het standbeeld van het Heilige Hart naast de Sint-Pieterskerk (zie Gemeenteplein z.nummer) opgericht.

In 1936-1937 stelt de Brugse architect Antoine Dugardyn plannen op om het kasteel "Macieberg" aan de zuidwestzijde uit te breiden (registratie in kadaster in 1939).

Eind jaren 1930 wordt begonnen met de aanleg van de snelweg Brussel-Oostende (E40). In 1937 zijn de werken al gevorderd tot aan het grondgebied van Oostkamp. Het gedeelte van de autosnelweg tussen Beernem en Oostkamp wordt in 1938 aanbesteed, het gedeelte tussen Oostkamp en Jabbeke in 1939. Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden de werken echter stilgelegd en pas in de jaren 1950 hernomen. Op het einde van de werken worden ook verschillende bruggen en de op- en afritten aangelegd. Pas daarna kregen de stroken een definitieve afwerking en werd een derde vak en een middenberm toegevoegd. De vijver aan de Vliegweg en aan de Erkegemstraat zijn nog getuigen van de aanleg van de snelweg.

In mei 1940 bereiken de Duitse troepen Oostkamp. Verschillende bunkers - onderdeel van de kustverdediging (Atlantikwal) - zijn langs het kanaal Gent-Brugge bewaard gebleven (zie Westdijk z.nummer). Op 27 maart 1942 wordt de dorpskom tussen de Marechalstraat en de Schooldreef getroffen door een bombardement van de Engelse vliegtuigen. Zo is onder meer de school van de zusters maricolen deels vernietigd (zie Kortrijksestraat nummer 47).
Bij de bevrijding stuiten de Canadezen op hevig Duits verzet bij de brug van Moerbrugge (Slag om Moerbrugge tussen 8 en 12 september 1944). Daarbij raakt de Sint-Godelievekerk (zie Sint-Godelievestraat z.nummer) zwaar beschadigd en in 1951 wordt de toren heropgebouwd (zie Sint-Godelievestraat nummer 53).

In 1941 wordt het eerste officiële voorstel naar voren geschoven om de latere Schooldreef, tot op dat ogenblik nog eigendom van graaf d'Ursel van het kasteel "Gruuthuse" (zie Stationsstraat nummer 196) tussen de Kortrijksestraat en de Kapellestraat te onteigenen. De onteigening gaat echter pas door in de jaren 1960. Vanaf 1948 worden verschillende infrastructuurwerken aangevat: zo wordt onder meer in de Kapellestraat de riolering aangelegd en het wegdek voorzien van betonplaten, uitgevoerd door aannemer Van Hullebusch. Ook worden herstellingswerken ondernomen aan het gemeentehuis (zie Gemeenteplein nummer 1) en aan de kerktoren, wordt het elektriciteitsnet uitgebreid en het plaatselijke wegennet verbeterd. Het landelijke wegennet bestond op dat ogenblik nog hoofdzakelijk uit grintwegen.
Langs het kanaal Gent-Brugge wordt in 1948 in het gehucht Moerbrugge een scheepswerkplaats, de Westvlaamse Scheepswerven N.V., gesticht door Achiel Van Der Cruysse (zie Legeweg nummer 157); ter hoogte van de ondertussen gesloopte scheepswerf zal in de jaren 1970 een industrieterrein (Lieverstede) ontstaan.

In 1947 wordt voor de eerste maal in Oostkamp een Algemeen Plan van Aanleg opgemaakt. Het tekent een nieuwe wijk uit ten zuidwesten van de Walstraat, met name de wijk Macieberg, die in de richting van de wijk Dale geürbaniseerd wordt. De principiële beslissing dateert van 1950.
In 1952 verdwijnt de tram in het voordeel van het busverkeer en in 1953 verschijnt het eerste verkeerslicht in de gemeente op hoek Kortrijksestraat en Stationsstraat. In 1955 wordt de overweg op de wijk Stuivenberg afgeschaft en vervangen door een tunnel voor klein verkeer.

In 1953 laat de familie Kervyn de Merendré het kasteeltje "Le Chenoy" (zie Stationsstraat nummer 99) afbreken en vervangen door de huidige villa "'t Valkennest" met behoud (en aanpassing) van het bestaande koetsgebouw. De villa en het koetsgebouw zijn thans gelegen in het gemeentepark "De Valkaart".

In 1960 komt de beslissing van de Westvlaamse Economische Raad (WER) om een fabriek van Siemens te vestigen in Oostkamp. In 1960 zet Siemens zijn eerste productiestappen in de afgedankte brandweerkazerne, voorheen gemeenteschool, aan de Stationsstraat (zie Stationsstraat nummer 154): het gebouw wordt ingericht als werkplaats van Siemens NV. Met de komst van Siemensvestiging zou de Daeledreef, die behoorde tot het kasteeldomein "Gruuthuse" (zie Stationsstraat nummer 196) verdwijnen en de Siemenslaan worden. De eerstesteenlegging van de vestiging van de firma Siemens & Halske aan de Siemenslaan dateert van 1961. Tot het einde van de jaren 1980 wordt het terrein enkel gebruikt door de activiteiten van Siemens. Geleidelijk aan heeft het bedrijf stukken van de grond verkocht, zelfs in de voormalige gebouwen van het bedrijf. De bedrijven aan de Siemenslaan hebben voornamelijk een regionaal karakter. In 2002 wordt Siemens Oostkamp overgenomen door EADS Systems & Defence Electronics (EADS), een bedrijf dat zich bezig houdt met "European Aeronautic Defence and Space".

In de jaren 1960-1970 wil de gemeente de woongelegenheid bevorderen door onder meer het bouwen van een nieuwe woonwijk. Zo worden in 1961 het Bijzonder Plan van Aanleg Centrum-Noord en het BPA Centrum-Kerk goedgekeurd, waarbij de straten genoemd naar inheemse bloemen en Vlaamse schrijvers worden aangelegd (zie Albrecht Rodenbachstraat). In datzelfde jaar worden plannen voor de wijk Molenakker (ten zuidwesten van Macieberg) verder afgewerkt. In 1962 wordt aan de verkaveling Kroonhove gewerkt (ten westen van de Boudewijnlaan) en begint men met de voorbereiding van BPA Nieuwenhove. Nieuwenhove wordt opgevat als een volledig nieuwe woonwijk, omdat de stedenbouwkundige uitbouw en industriële expansie op de voet zouden volgen. De eerste woningen worden er betrokken in 1971 en in dertig jaar zijn er ongeveer 900 woningen bijgekomen.
In 1963-1964 legt men de verkaveling ten westen van de Legeweg op grond van de eigendommen van Powis de Ten Bossche aan. Deze nieuwe verkaveling krijgt straten met een vogelnaam, o.a. Kievitsstraat, Vinkenstraat en Merelstraat (de Koekoekstraat, de Wielewaalstraat en de Nachtegaalstraat worden pas aangelegd in de jaren 1990). Vóór 1965 komen ook het BPA Gruuthuyse en het BPA Industriezone Kampveld tot stand.
In 1965 wordt de aanleg van een sportterrein met zwembad, sporthal en openluchtinfrastructuur goedgekeurd. Grond in het bezit van de heer Kervyn d’Oud Mooregem aan de Kwadeplasstraat en grond aan de nieuwe ringlaan komen hiervoor in aanmerking.

De gemeente Oostkamp telt een vijftal industrieterreinen. Het industrieterrein Kampveld (zie Kampveldstraat, Papenvijversstraat) is ontstaan in de jaren 1960, na de vestiging van de bedrijven Suikers Lebbe N.V. en Transwest en uitgebreid in het midden van de jaren 1980 en in het begin van de jaren 1990. De komst van het bedrijf Siemens in Oostkamp (zie Siemenslaan) zal aanleiding geven tot de vestiging van verschillende bedrijven langs de Siemenslaan in de tweede helft van de 20ste eeuw. In 1969 wordt de Siemens fabriek uitgebreid (zgn. tweedesteenlegging). De fabriek kent een grote bloei tot het midden van de jaren 1970, daarna begint een economische achteruitgang. Bij K.B. van 29 september 1971 wordt de aanleg van de nieuwe ambachtelijke zone Lieverstede goedgekeurd (zie Legeweg). In de jaren 1980-1990, na de aanleg van de huidige spoorwegbrug, wordt het bedrijventerrein De Rampe aangelegd (zie Gaston Roelandtsstraat). Net over de spoorwegbrug ligt sinds d

e tweede helft van de jaren 1990 een klein bedrijventerrein, zogenaamd het Zwarte Gat (zie Brugsestraat). In 1971 wordt het park van de familie Kervyn de Merendré aangekocht door de gemeente en aangelegd tot een recreatiepark (in eerste instantie het BPA Centrum-Oost). Het voormalige kasteeldomein wordt omgevormd tot het gemeentelijk park "De Valkaart", waarbij het park wordt omgeven door sport-, cultuur- en vrijetijdsaccommodatie (sport- en cultuurcomplex "De Valkaart").

De werken aan de autosnelweg Brugge-Kortrijk (E403/A17) worden aangevat in 1972. De autosnelweg vertrekt aan de autosnelweg Brussel-Oostende (E40) te Oostkamp en bevindt zich in het verlengde van de expressweg Zeebrugge-Oostkamp. Door de aanleg van deze nieuwe autosnelweg ontstaat het klaverblad ter hoogte van de kruising met de autosnelweg Brussel-Oostende (E40).

In de periode 1973-1976 wordt de nieuwe begraafplaats De Warande aangelegd (zie Albrecht Rodenbachstraat z.nummer). In 1976 worden de graven van het kerkhof bij de Sint-Pieterskerk (zie Gemeenteplein z.nummer) overgebracht naar de nieuwe begraafplaats De Warande (zie Albrecht Rodenbachstraat z.nummer).
In 1974 wordt het Cultureel Centrum "De Valkaart" geopend en in 1975 vangt men aan met de bouw van het sportcomplex "De Valkaart" (zie Albrecht Rodenbachstraat z.nummer).
In 1974 wordt het voormalige kasteel "Les Aubépines" (zie Kapellestraat nummer 19) aangekocht. De aankoop van het kasteel, dat nu beter bekend is onder de benaming het "Beukenpark", vindt plaats met het oog op de oprichting van een nieuwe gemeentelijke bibliotheek.

Op 1 januari 1977 vindt de fusie van de gemeentes Oostkamp, Hertsberge, Waardamme en Ruddervoorde plaats onder de fusiegemeente Groot-Oostkamp. De administratie wordt ondergebracht in het Beukenpark (zie Kapellestraat nummer 19).

In 1977 koopt het gemeentebestuur met overheidssteun 35 hectare groene zone in Nieuwenhove.

In het Jaar van het Dorp (1978) pakt de Landelijke Gilde uit met de actie hoevebenamingen, op initiatief van Jerome Van Slambrouck. Er wordt een lijst opgesteld van de bestaande hoevenamen op grondgebied Oostkamp en verscheidene hoeves krijgen een nieuwe naam.

In 1981 brandt het dak van het kasteel "Gruuthuse" (zie Stationsstraat nummer 196) af en wordt niet meer vervangen.

Op 5 mei 1991 legt een brand het sport- en cultuurcomplex "De Valkaart" volledig in de as. Op 27 november 1992 wordt door burgemeester Demuyt de eerste steen voor een volledig nieuw gebouw gelegd en op 28 mei 1994 wordt het nieuwe gebouw feestelijk ingewijd.

In 1994 wordt er een huldemonument en gedenkplaat voor de Canadese soldaten en de burgerlijke slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog geplaatst nabij de brug van Moerbrugge (zie Sint-Godelievestraat z.nummer). Geïntegreerde gedenkplaat van 1944 met de namen van de burgerlijke slachtoffers van de Slag van Moerbrugge op 11-12 september 1944.

In de periode 2001-2002 heeft het Vlaamse Gewest afdeling Bos en Groen een aaneengesloten groendomein van 238 hectare bos- en landbouwgronden in het zuiden van de gemeente Oostkamp aangekocht, bestaande uit het Rooiveld (zie Waardamme), het Kampveld en de Papenvijvers (zie Papenvijversstraat). De bossen bestaan uit één derde naaldbos (Grove den, Lork) en twee derde loofbos (Eik, Beuk, Populier). Tegen 2020 wil men er grotere gebieden bos verwezenlijken, door de landbouwgronden om te zetten in bos. Het gebied wordt opengesteld voor wandelaars zie de Kampveldroute. Het Kampveldpad (9,1 kilometer) verkent deze bosrijke omgeving zie parkeergelegenheid aan de Waterstraat te Oostkamp.

In 2000 wordt het verwaarloosde kasteel "Macieberg" (zie Fabiolalaan nummer 2) grondig verbouwd met bio-ecologische materialen onder leiding van de Brugse architect Ronny d'Hespeel, en dit in opdracht van de Brugse Onafhankelijke Freinetschool Klimop. In de periode 2001-2004 vindt de restauratie van het "Blauw Kasteel" naar de plannen van architect Dries Bonamie uit Beernem plaats (zie Ravenbosstraat nummer 10) waarbij het kasteel weer wordt terug gebracht naar de 16de-eeuwse toestand.

RUIMTELIJKE STRUCTUUR EN BOUWKUNDIG ERFGOED

De huidige gemeentekern van Oostkamp situeert zich rond het Gemeenteplein, met centraal de deels beschermde parochiekerk Sint-Pieters-in-de-banden (zie Gemeenteplein z.nummer) en aansluitend de grote verkeersassen, zoals de Brugsestraat, de Stationsstraat, de Kortrijksestraat en de Loppemsestraat, en de overige straten, zoals de Walstraat, de Rustoordstraat, de Kapellestraat en de Marechalstraat.
Bij de aanvang van de 17de eeuw heeft het dorp zich ontwikkeld rond de kerk en langs de toenmalige noord-zuidas, de Stationsstraat en een deel van de Kapellestraat. Het centrum is vrij beperkt bebouwd, wordt gedomineerd door de ommuurde Sint-Pieterskerk (zie Gemeenteplein z.nummer). De dorpskern is via de latere Stationsstraat loodrecht verbonden met het kasteel van "Gruuthuse" (zie Stationsstraat nummer 196), zetel van de heerlijkheid Oostkamp.
De kaart van 1766, toegevoegd bij de ommeloper van Oostkamp van 1661-1662, bevestigt het belang van de centrale as Brugsestraat-Kortrijksestraat en van de verbinding naar het kasteel "Gruuthuse" (zie Stationsstraat nummer 196). Daarnaast geeft de kaart ook een duidelijk beeld van enkele grotere hofsteden buiten de dorpskern (zie infra). Op de Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, opgenomen op initiatief van Graaf de Ferraris (1770-1778), bevindt de belangrijkste bewoningskern zich nog steeds rondom de Sint-Pieterskerk (zie Gemeenteplein z.nummer). Het centrum blijft grosso modo ongewijzigd tot in de 19de eeuw. De Atlas van Vandermaelen (1846-1854) toont het ontstaan van het ten zuiden van de kerk gelegen klein gehucht Kapellestraat rond het midden van de 19de eeuw.
In de 20ste eeuw ontwikkelt het dorpscentrum zich verder tot een aaneengesloten woonzone rond hogervermelde straten. Vanaf 1950 worden ook nieuwe wijken aangelegd, met als eerste Macieberg, gevolgd door de Bloemen- en Schrijverswijk. Door de aanleg van de autostrade E40 wordt het stratenpatroon ten zuiden van de gemeentekern sterk aangetast. Met de komst van het bedrijf Siemens in de jaren 1960 ontstaat een volledig nieuwe woonwijk buiten de historische gemeentekern, met name Nieuwenhove, gelegen ten zuiden van de autostrade E40. Daarnaast ook opvallende toename van bebouwing in functie van de pendelaars na de aanleg van de autosnelwegen Brussel-Oostende (E40) en Brugge-Kortrijk (E403/A17).

De locatie van de huidige Sint-Godelieveparochie was eertijds een kleine woonconcentratie ten oosten van het kanaal Brugge-Gent en is sinds de oprichting van de parochie in 1930 als een afzonderlijke woonkern (Moerbrugge) tot ontwikkeling gekomen.

De huidige dorpskern wordt getypeerd door heterogene straatbeelden. Enkele woningen dateren nog uit de 19de eeuw, het grootste deel uit de 20ste eeuw. Verschillende woningen in de dorpskern krijgen in de laatste decennia een nieuw parement. Helaas doorbreken de laatste jaren verscheidene nieuwbouwprojecten (stijlloze appartementsblokken) het straatbeeld en brengen een schaalvergroting teweeg.
De thans bestaande bebouwing in de dorpskern van Oostkamp klimt slechts op tot de 19de eeuw en typeert zich door lage dorpswoningen, die naar het einde van de eeuw evolueren tot anderhalve bouwlaag. Lage dorpswoningen vindt men onder meer in de Brugsestraat nummers 63-53, de Kortrijksestraat nummers 107 en 127-129 en de Walstraat nummers 34 en 44. Typische 19de-eeuwse dubbelwoonsten, zoals de schoolmeesterswoning aan de Stationsstraat nummer 152, zijn in Oostkamp zeer zeldzaam. De woning Brugsestraat nummer 54 was oorspronkelijk de enige bepleisterde en wit beschilderde lijstgevel, die echter in 1926 wordt uitgebreid en bekleed met een nieuw parement naar de toen gangbare mode. Een opvallende 19de-eeuwse creatie is het gemeentehuis in neo-Vlaamse renaissancestijl (zie Gemeenteplein nummer 1).
De begin 20ste-eeuwse bebouwing is echter zeer verscheiden aanwezig. Woningen beïnvloed door de verschillende historiserende en/of eclectische stijlen bevinden zich langs de Kapellestraat nummers 4, 6 en 32, de Brugsestraat nummer 7 en de als rijkswachtkazerne gebouwde Kortrijksestraat nummers 71-73. Neocottage-invloeden vertonen de woningen aan de Kapellestraat nummer 27, de Brugsestraat nummer 19 en de Kortrijksestraat nummer 46.
Tijdens het interbellum worden nog steeds tal van traditionele, bakstenen woningen opgetrokken, in combinatie met het gebruik van geglazuurde sierbakstenen zie Stationsstraat nummers 46-52, Brugsestraat nummer 83 en 85. Uitzonderlijk een hoekwoning in lokale art decostijl, met name Kapellestraat/Stationsstraat nummer 22. Een villa beïnvloed door de cottagearchitectuur vindt men terug ter hoogte van de Stationsstraat nummer 210.

Buiten de gemeentekern bevinden zich enkele historisch ontstane woonconcentraties, zoals onder meer Erkegem, Nieuwenhove, Moerbrugge, Zwarte Gat, Kwade Plas en Stuivenberg, die reeds op de kaart van Pieter Pourbus gesuggereerd worden en in de laatste decennia met nieuwe straten worden uitgebreid.
Buiten de gemeentekern vindt men ook verspreide hoevebebouwing en kleinschalige, landelijke architectuur terug. Oostkamp bewaart tot op heden enkele belangrijke, historische hoeves, waarvan de ontstaansgeschiedenis in sommige gevallen opklimt tot de 13de eeuw. Enkele nog bewaarde voorbeelden van historische hoeves zijn onder meer de hoeve "Ter Elst" (zie Boudewijnlaan nummer 27), de hoeve "Rietdam" (zie Wilgenbroekstraat nummer 56), de hoeve "Joyeuse Pensée" (zie Warandestraat nummer 1), de hoeve "Ter Ede" (zie Edestraat nummer 2), de hoeve "De Grote Linde" (zie Beernemsestraat nummer 27), de hoeve "'t Lange Water" (zie Hertsbergsestraat nummer 52), de "Kampveldhoeve" (zie Kampveldstraat nummers 22-24) en de "Hommelbroekhoeve" (zie Beverhoutstraat nummer 33). Vele van deze hoeves zijn tot op heden in gebruik als landbouwuitbating. De bewaarde hoeves sluiten typologisch veelal aan bij het type van de hoeve met losse bestanddelen.

Het grondgebied wordt gekenmerkt door een uitzonderlijk aantal kastelen. Het oudste kasteel is het kasteel "Nieuwburg" (zie Nieuwburgstraat nummer 2), teruggaand op een 14de-eeuws buitenhuis. Van het middeleeuwse kasteel resteert tot op heden een imposante hoektoren. Het kasteel werd in de tweede helft van de 19de eeuw verbouwd met classicistisch uitzicht, echter met integratie van de middeleeuwse toren. Het "Blauw Kasteel" (zie Ravenbosstraat nummer 10) blijkt na diepgaand onderzoek te dateren van het begin van de 16de eeuw. Aangezien het kasteel kort na de bouw werd in gebruik genomen als pachthoeve, bleef het tot op heden vrij ongehavend in 16de-eeuwse toestand bewaard. Het kasteel "Kevergem" (zie Kevergemdreef nummer 11) bewaart vermoedelijk nog zijn 16de- of 17de-eeuwse kern, nadat het in de 19de- en 20ste-eeuw is aangepast. In de tweede helft van de 18de eeuw laten voorname personen in de rand rond Oostkamp een klein bestaand buitenverblijf ombouwen tot een woning met kasteelallures, zoals het kasteel *"Schoonhove" (zie Boudewijnlaan nummer 85) en het kasteel "Macieberg" (zie Fabiolalaan nummer 2). In de eind 18de eeuw aangelegde bossen worden in het begin van de 19de eeuw imposante herenwoningen gebouwd in classicistische stijl, zoals het kasteel "De Herten" (zie Hertsbergsestraat nummers 2-4), het kasteel "De Cellen" (zie Kapellestraat nummer 113) en het kasteel "Beukenpark" (zie Kapellestraat nummer 19). Deze zullen in het begin van de 20ste eeuw aan de toen gangbare mode worden aangepast, met name door het vernieuwen in neo-Vlaamse renaissancestijl ("De Cellen" en "De Herten") of door uitbreidingen en aanpassingen in neoclassicistische stijl ("Beukenpark"). Het kasteel "Gruuthuse" (zie Stationsstraat nummer 196), in oorsprong het oudste van het ganse grondgebied (eerste vermelding in 1128), werd echter volledig herbouwd in 1888 in neo-Vlaamse renaissancestijl. In het eerste kwart van de 20ste eeuw wordt het afgebrande, oorspronkelijk neogotische kasteel "De Breidels" (zie Breidels nummer 1) herbouwd in een imposante Lodewijk XV-stijl, terwijl "Les Croisilles" (zie Kortrijksestraat nummer 308) als volledig nieuw kasteel wordt opgetrokken in een sobere, eclectische stijl. Als "kers op de taart" wordt te midden van de historische kastelen nog in 1954 "kasteel" "Cruydenhove" (zie Kapellestraat nummer 146) gebouwd.
Bijna al deze kastelen bewaren tot op heden hun historische parkaanleg en bijgebouwen. Velen zijn tot op heden in gebruik als (buiten)verblijf.

Oostkamp kent sinds de jaren 1960 enkele industrieterreinen en ambachtelijke zones met hoogtechnologische bedrijven, distributiebedrijven en KMO's (Lieverstede, De Rampe, Zwarte Gat, Kampveld, Siemenslaan).

  • Kadasterarchief West-Vlaanderen, 207: Mutatieschetsen, Oostkamp, 1876/19, 1898/8, 1910/35.
  • Rijksarchief Brugge, Landmetersarchief Peper, nummer 386: Oostkamp, ommeloper in Oostkamp van de heerlijkheden, naar Jacques Lobberecht, 1661-1662.
  • Rijksarchief Brugge, Kaarten en plannen Mestdagh, nummer 1059: Figuratieve kaart van een hofstede, gronden en bossen, eigendom van het klooster van de kartuizerinnen van Brugge, gemaakt door Jean Lobbrecht naar een kaart van de gezworen landmeter Jacques Lobbrecht van 1656 (kopie van 1683).
  • Beschermde monumenten te Oostkamp, in De Merel, jg. 28, nummer 2, 1998, p. 24-25.
  • Beschermde landschappen te Oostkamp, in De Merel, jg. 29, nummer 2, 1999, p. 21.
  • BOULJON B., Bij het eeuwfeest van het Oostkampse gemeentehuis, in De Merel, jg. 11, nummer 4, 1987, p. 8-10.
  • BOULJON B., Bij het eeuwfeest van het Oostkampse gemeentehuis (2), in De Merel, jg. 12, nummer 1, 1988, p. 17-21.
  • BOULJON B., Bij het eeuwfeest van het Oostkampse gemeentehuis (3), in De Merel, jg. 12, nummer 2, 1988, p. 28-35.
  • BOULJON B., Het Oostkamp, Ruddervoorde, Hertsberge en Waardamme van toen. Een verzameling foto's van de vier Oostkampse deelgemeenten in de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw, Brugge, 1984, p. 38.
  • BOULJON B., Oostkamp, Hertsberge, Ruddervoorde en Waardamme in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1981, nummer 6.
  • BOULJON B., Het Oostkamp, Ruddervoorde, Hertsberge en Waardamme van toen. Een verzameling foto's van de vier Oostkampse deelgemeenten in de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw, Brugge, 1984, p. 9, 60.
  • CAMBIEN K., Groei van een groep, 1898-1998. Siemens, Het Belgische verhaal, Tielt, 1998.
  • CLAEYS G., De straatnamen van Oostkamp, in Kultuurleven te Oostkamp, jg. 6, nummer 2, 1976.
  • CLAEYS G., Kroniek van Oostkamp, Brugge, 1985, p. 58, 187, 239, 299, 360.
  • DECLEER K., Leiemeersen-Noord (Oostkamp), in De Spille, vol. 2, 2005, nummer 2, p. 20-21.
  • DE FLOU K., Woordenboek der toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het land van den Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, Brugge, 1914, deel I, kolom 491.
  • DE FLOU K., Woordenboek der toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het land van den Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, Brugge, 1928, deel VIII, kolom 512.
  • DE FLOU K., Woordenboek der toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het land van den Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, Brugge, 1930, deel XI, kolom 935-947.
  • DEMULDER J., De heerlijkheid Walschen binnen Oostkamp, in Heemkundige Kring Oostkamp, vol. 6, 2005, p. 40-51.
  • DEMULDER J., Het Houtsche: van heerlijkheid tot politiezone, in Heemkundige Kring Oostkamp, nummer 13, 2006, p. 7-13.
  • DEMULDER J., De Wieke, in Heemkundige Kring Oostkamp, jg. 4, nummer 8, 2003, p. 49.
  • DESOETE S., GERVOYSE P., VANDEN BERGHE P., Oostkamp, Beeld in beweging, Oostkamp, 2000.
  • Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Oostkamp, Oostkamp, 2006.
  • GREGOIRE J.M., Autosnelwegen in België. Ontstaan en verwezenlijking, Brussel, 1985, p. 18.
  • HOLLEVOET Y., Opgraven in 't Zwarte Gat. Een landelijke bewoningskern uit de volle middeleeuwen te Oostkamp (prov. West-Vlaanderen), in Archeologie in Vlaanderen, IV, 1994, p. 205-217.
  • KEIRSEBILCK P., Het vroegere Oostkampse landschap, in De Merel, jg. 15, nummer 4, 1985, p. 32-33.
  • KEIRSEBILCK P., Het vroegere Oostkampse landschap - Vervolg, in De Merel, jg. 16, nummer 1, 1986, p. 24-25.
  • KEIRSEBILCK P., Het vroegere Oostkampse landschap (slot), in De Merel, jg. 17, nummer 1, 1987, p. 19-20.
  • PLASSCHAERT D., De gemeentenaam Oostkamp. Was dat altijd zo?, in De Merel, jg. 34, nummer 1, 2004, p. 25.
  • PLASSCHAERT D., De brug(gen) van Moerbrugge, in Heemkundige Kring Oostkamp, nummer 14, 2006, p. 53-67.
  • SENESAEL M., Worden Rivierbeek en Hertsbergebeek een geklasseerd landschap?, in De Merel, jg. 15, nummer 1, 1985, p. 26.
  • SMESSAERT G., Postgeschiedenis van Oostkamp, Loppem, 1989.
  • SOUILLAERT C., Het station van Oostkamp: een situering van de architectuur, in Heemkundige Kring Oostkamp, nummer 6, jg. 3, 2002, p. 2-19.
  • SOUILLAERT C., Het station van Oostkamp: een situering in de geschiedenis van het spoor, in Heemkundige Kring Oostkamp, nummer 5, jg. 3, 2002, p. 2-22.
  • VAN BELLE J., Rond de nieuwe brug te Moerbrugge, Bouwen van nieuwe brug in 1325 niet zonder problemen, in De Merel, jg. 19, nummer 2, 1989, p. 62-65.
  • VAN BELLE J., Rond de nieuwe brug te Moerbrugge, Woelige 14de eeuw hinderde kanaalwerken, in De Merel, jg. 19, nummer 3, 1989, p. 101-103.
  • VAN BELLE J., Rond de nieuwe brug te Moerbrugge, Woelige 14de eeuw hinderde kanaalwerken (deel 2), in De Merel, jg. 19, nummer 4, 1989, p. 133-136.
  • VAN BELLE J., Rond de nieuwe brug te Moerbrugge, Planning en uitvoering kanaal Brugge-Gent namen 350 jaar in beslag, in De Merel, jg. 20, nummer 1, 1990, p. 26-30.
  • VANDE GINSTE S., Archiefbeelden Oostkamp, Gloucestershire, 2005, p. 58, 94, 107.
  • VAN RYCKEGHEM E., Bouwen van een stuwbrug. Werken aan de Rivierbeek, werken aan de Dalevijverbeek, in Kultuurleven te Oostkamp, 1974, nummer 4.
  • VAN SLAMBROUCK J., De molens van Oostkamp, in Ons Molenheem, vol. 30, p. 200, p. 93.

Bron: VANWALLEGHEM A. met medewerking van CREYF S. 2007: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Oostkamp, Deel I: Deelgemeente Oostkamp, Deel II: Deelgemeenten Hertsberge, Ruddervoorde en Waardamme, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL30, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Vanwalleghem, Aagje
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Oostkamp [online], https://id.erfgoed.net/themas/14714 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.