Lange, rechte straat, die aan de westzijde vertrekt van de kruising met de Fransenplaats, de Moonsstraat en de Pyckestraat, en aan de oostzijde eindigt bij de kruising met de Korte Lozanastraat en de Karel Oomsstraat, halverwege doorsneden door de brede Jan Van Rijswijcklaan. De huidige straatnaam, toegekend in 1846, verwijst naar Willem Van de Werve, heer van Schilde en Markgraaf van het Land van Ryen, de vroegere eigenaar van de gronden waarop de Markgravelei in de 16de eeuw werd aangelegd.
Historiek
De straat die aanvankelijk Lange of Grote Lei werd genoemd, dankt haar ontstaan aan grondspeculant Gilbert Van Schoonbeke (1519-56), die in 1547 het "Goed ter Beke" kocht van de familie Van de Werve. Het uitgestrekt gebied van 46 ha was gelegen ten Zuiden van de stadswallen in de zogenaamde "Vrijheid van Antwerpen". Aangezien sinds 1540 de grondprijzen binnen de wallen zo enorm gestegen waren dat het bezit van een ‘stedelijk hof’ nagenoeg onbetaalbaar werd, liet Van Schoonbeke voor de gegoede Antwerpse burgerij een hovenkwartier aanleggen met zomerhuizen. Van Schoonbeke opende zelf de Lange Lei, hoofdas van de nieuwe wijk, en enkele aansluitende leien. De urbanisatie van het zogenaamde Leikwartier, de enige grondspeculatie van Gilbert Van Schoonbeke buiten de stad, was een groot succes. In minder dan twee jaar tijd raakte 75 % van de gronden verkaveld en verkocht; de overblijvende terreinen gingen van de hand na de Vrede van Cateau-Cambresis in 1559. Omstreeks 1570 hadden de meeste vooraanstaande Antwerpenaars een zogenaamd “hof van plaisantie” aan één van de met linden beboomde leien van deze voorname residentiële wijk. In 1659 werd de Sint-Laurentiusparochie gesticht, met een eerste kerk ter hoogte van de Fransenplaats, de voorloper van de huidige Sint-Laurentiuskerk op de hoek met de Van Schoonbekestraat. De Markgravelei behield tot de latere 19de eeuw haar landelijk uitzicht met riante buitenhuizen afgewisseld door hoveniersbedrijven. Naast sommige straatnamen herinneren vandaag alleen nog de parken Hof van Leysen en het Domein Hertoghe, waarvan de landhuizen tijdens de jaren 1960 onder de slopershamer verdwenen, aan de vroegere luister van het Leikwartier.
Architectuur
De Markgravelei onderscheidt zich door een vrij homogene residentiële bebouwing overwegend uit de latere 19de en de vroege 20ste eeuw, slechts in beperkte mate verstoord door nieuwbouw. Het Hof van Leysen en het Domein Hertoghe vormen open, groene zones in het midden en aan het uiteinde van de zuidzijde, die de dichte bebouwing openbreken. In het midden van de noordzijde voegt de Sint-Laurentiuskerk een monumentaal accent toe aan de scenografie van de straat.
Het laatste restant van de oorspronkelijke bebouwing van de Markgravelei vormt het Torenhof, waarvan enkel nog de vermoedelijk tot de 17de eeuw opklimmende huistoren is bewaard. Uit de vroege 19de eeuw dateren de pastorie van de Sint-Laurentiuskerk door stadsbouwmeester Pierre Bruno Bourla, en het vroegere buitenhuis van graaf de Bergeyck op nummer 141, twee vrijstaande neoclassicistische gebouwen omringd door tuinen. Het buitenhuis de Bergeyck waarvan de plint een gevelsteen met het jaartal 1821 bevat, verloor veel van zijn vroegere karakter. Oorspronkelijk een L-vormig paviljoen van twee bouwlagen onder een mansardedak, werd het in 1899 door architect Fr. Stuyck tot zijn huidige volume uitgebreid, en in 1909 bijkomend voorzien van een inkompaviljoen en een ijzeren tuinhek. Vanaf het midden van de 19de eeuw begon de bebouwing van de Markgravelei substantieel toe te nemen, door de geleidelijke herverkaveling van de bestaande hovingen en buitenhuizen. Ter vervanging van het armenschooltje van de Sint-Laurentiusparochie werd In 1864 de nieuwe Jongenschool 7 en Meisjesschool 5 ingehuldigd, één van de eerste realisaties van de pas benoemde stadsbouwmeester Pieter Dens. De rijwoningen die hier in de jaren 1860 tot 1880 werden opgetrokken, waren veeleer bescheiden van aard, doorgaans twee bouwlagen hoog en twee tot drie traveeën breed, in een conventionele neoclassicistische stijl. Representatieve voorbeelden van dit type huizen zijn de nummers 99 en 105, 107 en 116, en de minder goed bewaarde nummers 155 en 173. De gekoppelde, later verhoogde woningen op nummers 151-153 werden gebouwd door de erfgenamen Teichmann in 1868, het rijtje op nummers 5-11 in opdracht van J. Kievits dateert uit 1888. Opmerkelijk is de woning die Jos Bascourt hier in 1887 als allereerste realisatie ontwierp voor zijn tante Marie-Eugenie Buelens. Op de grote percelen tussen de Markgravelei en de Haantjeslei ontstonden rond deze tijd ook de eerste industriële vestigingen.
De meest grondige transformatie onderging de Markgravelei evenwel in de beginjaren van de 20ste eeuw, door de verkaveling van de gronden van de Maatschappij Belpaire & C°. Deze vastgoedoperatie had de creatie van een voorname residentiële wijk tot doel, als uitbreiding van het Leikwartier en bestemd voor de hogere burgerij. Vanaf 1904 ontstonden de Arthur Goemaerelei, de Van Putlei en de Bosmanslei ten Zuiden van de Markgravelei, die daarbij aan deze zijde plaatselijk werd verbreed. In 1909 sloeg het eerst aangelegde gedeelte van de nieuwe Jan Van Rijswijcklaan een brede bres doorheen het oostelijk uiteinde van de straat. Vervolgens kwamen aan de noordzijde parallel met de Van Schoonbekstraat de Robert Molsstraat en de Lemméstraat tot stand. Als gevolg van deze verstedelijkingsoperatie werden grote delen van de Markgravelei nog vóór de Eerste Wereldoorlog aan beide zijden bebouwd met de statige burgerhuizen die er tot vandaag het karakter van uitmaken. Met niet minder dan negen panden naar ontwerp van Joseph Hertogs, manifesteerde de weduwe Henriëtte Mayer van den Bergh zich tussen 1905 en 1908 als een van de belangrijkste vastgoedinvesteerders in de Markgravelei. De aannemers Arthur Van Rijsseghem, Adrianus Peeters-Verheyen en Edouard Van Biesen, vestigden zich hier zelf of trokken huizen op voor verhuur of verkoop. Opvallend is de grote variatie aan bouwstijlen, van neoclassicisme en eclecticisme tot art-nouveau- en beaux-artsstijl, die de architectuur van vóór de Eerste Wereldoorlog in de Markgravelei kenmerkt, en het gebruik van zowel baksteen, natuursteen als bepleistering voor de gevelparementen. Op het vlak van de typologie domineert het klassieke burgerhuis met souterrain of bel-etage, gericht op een welstellende burgerij van magistraten, handelaars, kunstenaars, renteniers en ongehuwde juffrouwen van stand.
Tot de meest opvallende woningen uit deze periode behoren het statige hotel Müller, eveneens een creatie van Hertogs uit 1907 en de architectenwoning van Michel De Braey uit 1911, beide in néorégencestijl, verder de neogotische kunstenaarswoning Denis door Adolphe Vander Heyden uit 1907. De interessantste uitingen van art nouveau zijn de vier woningen die Edmond Lauwens in 1910-11 ontwierp voor aannemer Van Biesen, het hotel Ceulemans door Jacques De Weerdt uit 1911, de woning Goedertier door Rodolphe Frank uit 1905 en de woning van de schrijfster Marie-Elisabeth Belpaire door Laurent Duvivier en Adolphe Van Coppernolle uit 1912. Tot de verdwenen panden behoren niet minder dan zes van de hoger vermelde woningen Mayer van den Bergh (voorheen nummers 16-30 en 121), en twee van de woningen Van Rijsseghem door Van Coppernolle (voorheen nummers 131-133), alle in eclectische stijl. Daarnaast werd een drietal art-nouveauwoningen gesloopt op verbouwd, de woningen Malevé (voorheen nummer 135) en Pilate op nummer 125 door Adolphe Vander Heyden uit 1906 en 1907, en de woning Herfurth-Bernaerts door aannemer Arthur Bernaerts uit 1912 (voorheen nummer 144). De gevel van het neoclassicistische burgerhuis De Creeft door Jan De Belder uit 1907 op nummer 137, is vandaag ontpleisterd.
De belangrijkste toevoeging aan het straatbeeld van de Markgravelei tijdens het interbellum is de nieuwe Sint-Laurentiuskerk in neo-Byzantijnse art-decostijl door Jef Huygh uit 1932-41, waarvan de hoog oprijzende klokkentoren de wijk beheerst. In deze periode werd slechts een beperkt aantal nieuwe woningen opgetrokken waaronder als meest opmerkelijke een ensemble van vijf burgerhuizen in beaux-arts- en art-decostijl door Jan De Vroey uit 1933, in opdracht van de kinderen Hertoghe-Belpaire. De verbouwde beaux-artswoning op nummer 145, is wat rest van een complex winkelpanden op de hoek van de Jan Van Rijswijcklaan, een ontwerp door Vincent Cols en Jules De Roeck uit 1921, in opdracht van Henri Van Langendonck. Van hetzelfde architectenbureau is een fragment van de vroegere diamantslijperij Lipschutz-Gutwirth uit 1923 bewaard, achter het appartementsgebouw op nummer 43-45. Vanaf de jaren 1950 maakt en aantal panden plaats voor veeleer banale appartementsgebouwen of zorginstellingen van beperkte omvang. Het omgekeerde geld voor het garagebedrijf Etablissements Camerman, een interessant voorbeeld van industrie-architectuur, dat het ritme van de bebouwing evenwel radicaal doorbreekt.
Tegen de gevel van de Sint-Jozefschool op de hoek van Markgravelei en Fransenplaats, is een natuurstenen Onze-Lieve-Vrouw met Kind aangebracht, staand op een console met drakenkop. Deze is afkomstig uit de Sint-Laureisstraat, en werd in 1913 tegen de gevel van het eerste schoolgebouw op dit perceel geplaatst. Opdrachtgever was Alphonse Belpaire, aannemer Petrus Franciscus Huygels-Van Humbeeck.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1899#1101 en 1909#2019 (nummer 141), 1868#275 (nummers 151-153), 1888#320 (nummers 5-11), 1906#917 (nummer 135), 1907#1165 (nummer 125), 1912#892 (nummer 144), 1907#1418 (nummer 137), 1921#11997 (nummer 145), 1923#15783 (nummer 43-45) en 1913#4765 (Onze-Lieve-Vrouwebeeld).
- BELLOY, A. 1961: De Evolutie van het Lei-kwartier, Heemkundig handboekje voor Antwerpse randgemeenten, VIII.4, 1-18.
- DE SCHUYTER, J. 1944: De evolutie van het Leikwartier, Antwerpen.
- SOLY, H. 1977: Urbanisme en kapitalisme te Antwerpen in de 16de eeuw. De stedebouwkundige en industriële ondernemingen van Gilbert Van Schoonbeke, Brussel, Gemeentekrediet van België. Uitgave Pro Civitate, reeks in -8°, 47.