Geografisch thema

Houtave

ID
14550
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14550

Beschrijving

Houtave is een uitgelezen agrarisch polderdorp gelegen in de provincie West-Vlaanderen op 11 kilometer ten noordwesten van Brugge en op 13 kilometer ten oosten van Oostende. Ten noorden wordt de gemeente begrensd door Nieuwmunster, ten noordoosten door Zuienkerke, ten oosten door Meetkerke, ten zuiden door Varsenare (Jabbeke), en ten westen door Stalhille (Jabbeke) en Vlissegem (De Haan). Samen met Meetkerke en Nieuwmunster in 1977 gefusioneerd met Zuienkerke. De gemeente Houtave heeft een oppervlakte van circa 1632 hectare (31/12/2001) en telt 398 inwoners (31/12/2001), waardoor dit niet alleen de grootste, doch tevens de dunst bevolkte deelgemeente van Zuienkerke is.

Geografisch maakt het grondgebied van Houtave deel uit van de Noordzeepolders, meer bepaald behorend tot het Oudland. Paalt in uiterst zuidoostelijke punt aan de Moere of de droogmakerij van de Lage Moere, een laaggelegen moerassig gebied kenmerkend voor de zuidelijke helft van de nabijgelegen gemeente Meetkerke.

De gemeente wordt als het ware in twee gesplitst door de Noordede, een waterloop die het gebied doorkruist van oost naar west en waarop diverse andere kleine wateringen met noord-zuid verloop aansluiten. Ten noorden van de Noordede overdekt zogenaamd sublandschap, gekenmerkt door een vlak gebied met weinig reliëfverschil en weinig variatie in bodemgesteldheid en bestaande uit afwisselend grote blokken akker- en weiland, slechts hier en daar onderbroken door een bomenrij of haag. Ten zuiden van de Noordede klassiek zogenaamd inversie-sublandschap, namelijk gebied met uitgesproken microreliëf: hoge kreekruggen (klei op zandige ondergrond, 4 meter) en lage poel- of komgronden (depressies met klei op veen, 2 tot 3 meter) op betrekkelijk korte afstanden. Grote variatie in bodemgesteldheid: kreekruggen liggen overwegend onder akkerland, kommen onder weiland.

Over het algemeen sterk verspreide hoevebouw ten zuiden van de Noordede, vaak grosso modo gelegen op één rechte lijn achter mekaar, de smalle kreekruggen volgend.

Het grondgebied van de gemeente wordt doorkruist door diverse verbindingswegen naar de kust, zowel west- als noordwaarts. De Oostendse Steenweg (N 9) die zich in twee splitst aan de oostgrens met Meetkerke, loopt enerzijds met gebogen tracé westwaarts en ten noorden van de dorpskern verder onder dezelfde naam zijnde de verbindingsweg Brugge-Oostende; anderzijds met grosso modo recht verloop noordwestwaarts als Brugse Steenweg (N 307) zijnde de verbindingsweg Brugge-Wenduine. Deze laatste geeft aan de oostzijde aansluiting op de Nieuwe Steenweg (N 326), de hoofdweg naar en van de gemeente Zuienkerke. Een kleinere steenweg, de Kapellestraat, verbindt de dorpskom met de noordelijk gelegen Oostendse Steenweg. Opvallend zijn de twee grosso modo parallel verlopende wegen, namelijk Oosternieuwweg en Westernieuwweg, die beide van zuid naar noord -over de Noordede heen- gans het grondgebied van de gemeente doorlopen en waarop de andere kleinere -al dan niet gekasseide- wegen grosso modo haaks aansluiten. Er is geen spoorwegverbinding.

Behouden landschappelijke gaafheid van onder meer beperkte bewoning, kreekruggen, sloten, bomenrijen, uitgestrekte open graslanden en akkers. Evenwel ruilverkavelingen voornamelijk in het zuidelijk deel van de gemeente zie wijzigingen in het oorspronkelijk percelenpatroon (regelmatige blokpercellering) en egalisatie van het oorspronkelijk reliëf van kreekruggen en komgronden; brede sloten.

Uitgestrekte landbouwgemeente met begin 21ste eeuw nog een groot aantal actieve landbouwbedrijven van het gemengd type: akker- (kreekruggronden) en weidebouw (natte poelgronden), waarin een groot deel van de inwoners werkzaam is. Tevens van oudsher bekend om zijn paardenkwekerijen. Kleinschalige industrie gevestigd langs de Oostendse Steenweg, met name geconcentreerd in het deel tussen de Oosternieuwweg-Zuid ten oosten en de Kapellestraat ten westen. Beperkt aandeel in het kusttoerisme, zie enkele herbergen en horecagelegenheden in de dorpskom; daarnaast geen enkele handelsfunctie meer aanwezig in het dorp.

ALGEMENE VOORGESCHIEDENIS

Opgravingen wijzen op sporen van bewoning uit de Gallo-Romeinse tijd (70-270 na Christus).

De Noordzeepolders danken hun ontstaan aan een reeks overstromingen van de zee, te verklaren door periodieke zeespiegelrijzingen. Gedurende deze overstromingsfasen, transgressies genoemd, wordt het ganse kustgebied met een vruchtbare laag zeealluvium (voornamelijk slib en klei) bedekt. Tussen de 4de en de 7de eeuw vindt de belangrijkste overstroming plaats, die zorgt voor de afzetting van vruchtbare klei op een kuststrook van 12 à 14 kilometer. In de 8ste eeuw trekt de zee zich stilaan terug. Dit zorgt ervoor dat kreken verlanden, dat een nieuwe duinengordel het kustland afsluit van de zee en een uitgestrekte schorrenvlakte droog komt te liggen. Op de hoogste delen van de schorren ontstaat een zoute vegetatie, ook ziltweiden genoemd, waar schapen grazen. Op het grondgebied van onder meer de latere parochies Zuienkerke, Houtave, Meetkerke en Nieuwmunster komen dergelijke schaapsweiden voor. Deze gebieden worden door de wereldlijke overheid geschonken aan abdijen, met name aan de Gentse Sint-Pieters- en Sint-Baafsabdij, waardoor in de loop van de 8ste en 9de eeuw grote stukken van de kustvlakte in gebruik worden genomen.

Oorspronkelijk horen de aanwassende schorren bij het territorium van de parochies op de grens van de Zandstreek, die op deze manier sterk in oppervlakte toenemen. Vóór 800 bestaan in het Brugse ommeland op de rand van de Zandstreek slechts twee parochies, namelijk Sijsele en Snellegem. Ook Houtave is wellicht in deze periode ontstaan.

Het aangroeiend territorium en de uitzwermende bevolking maken het nodig nieuwe bidplaatsen op te richten en uit de bestaande parochies in de loop van de 9de tot 11de eeuw een hele reeks nieuwe parochies af te splitsen, onder meer Zuienkerke, Houtave en Meetkerke.

De vroege middeleeuwen

Nagenoeg alle bewoning in de kuststreek - zowel de verspreide als de dorpskernen - is gelokaliseerd op kreekruggen, gekenmerkt door bouwvaste zandondergrond en voorzien van drinkbaar grondwater.

De dorpskern van Houtave, gelegen ten zuiden van de Noordede, is wellicht in de 9de eeuw ontstaan in het veengebied ten zuidwesten van wat later de zogenaamd Blankenbergse Watering wordt genoemd. Dit gebied is in de loop van de 9de eeuw één der eerste bewoonbare en bewoonde plaatsen nabij de kust door de aanwezigheid van de klei-op-veengebieden, de hoogste plaatsen in het droogkomend schorgebied. Door de voortdurende ontwatering en drooglegging in de volgende eeuwen met inversie van het landschapsreliëf tot gevolg, ontruimt de bevolking dit vochtig komgebied om zich op de nabij gelegen hogere kreekruggen te vestigen. Dit wordt in de hand gewerkt door de eigenschappen van de veendepressies, met name slechte bouwgrond en doorsijpeling van de organische stoffen in het water waardoor ondrinkbaar. Dit verklaart de schaarse bewoning van het gebied ten zuidwesten van Blankenberge en de vondsten van bewoningssporen in het veen. Hierdoor zijn de hoeven in het zuidelijk deel van Houtave (en in het nabijgelegen Stalhille ten westen ervan) gelokaliseerd op een grosso modo rechte lijn achter mekaar op de smalle kreekruggen, terwijl grote depressies er onbewoond zijn.

Houtave kent wellicht ook na het inversiefenomeen continuïteit van bewoning, zodat dit vermoedelijk de oudste collectieve nederzetting (parochie) in de kustvlakte is waarvan het bestaan vóór de 10de eeuw gekend is. Houtave maakt voorheen één domein uit samen met Nieuwmunster, en breidt zich, na terugtrekking van de zee, in noordelijke richting uit door aanwinst van gronden; in dit nieuw gebied heeft Nieuwmunster zijn ontstaan gevonden.

10de - 12de eeuw

Eind 10de-begin 11de eeuw worden de duinen op twee plaatsen doorbroken door nieuwe zeeoverstromingen, met name langs de IJzer en de Sincfal. De bewoonde gebieden tracht men tegen deze bedreiging te beschermen door de bouw van grote dijken. Het overstromingsgebied van de IJzer wordt afgesloten door de Oude Zeedijk in het westen, de oostelijke kant wordt afgeschermd door de Zidelinge. Tegen het overstromingsgevaar vanuit de Sincfal wordt circa 1000 de Gentele opgeworpen van Brugge tot het huidige Blankenberge, later de Blankenbergse Dijk genoemd. Naast het onderhoud van de dijken, is ook de afwatering van de laaggelegen polders van belang. Daartoe bouwt men een net van grachten uit met de nodige sluizen, georganiseerd door de zogenaamd Wateringen. Dit zijn ofwel autonome zelfbesturende instellingen, ofwel geplaatst onder het algemeen toezicht van de schepenbank der kasselrij. Vanaf de 14de eeuw verwerven ze een publiekrechtelijk statuut.

Houtave behoort tot de "Wateringhe tusschen de Ghentele en de Sidelinge", vanaf de 14de eeuw de "Watering van Blankenberge" genoemd. Dit beslaat het gebied tussen de Gentele (Blankenbergse Dijk) en de Zidelinge (Dijk Blankenbergse Watering), dit is de polderzone die tijdens de zeetransgressie door de voornoemde dijken wordt gevrijwaard. Aanvankelijk lozen de gelanden van deze Watering het water via de Leet (kreek van Plassendale naar de reie, de huidige Oostendse Vaart). Vanaf de 12de eeuw gebeurt dit door de Vertinge of Grote Ede, nu gekend als Blankenbergse Vaart.

Een andere hoofdwatergang is de "Noordteede" of "Noordede", een afleidingsvaart lopend van de herberg zogenaamd "Strooienhaan" in Houtave naar de havengeul van Oostende. Deze waterloop, gegraven in de 16de eeuw en verbreed in 1624, loopt langs de steenweg van Brugge naar Oostende en voert al het water van het Blankenbergs vaartje rechtstreeks in de vaart Brugge-Oostende. Op de Noordede sluiten andere wateringen aan, min of meer van oost naar west de Maarleed, het Oosternieuwwegezwin, het Nieuwzwin, het Westernieuwwegezwin en het Schamelwezezwin. Op het grondgebied van Houtave wordt de Noordede op vier plaatsen voorzien van vier sluizen en evenveel overbruggingen (oorspronkelijk door houten bruggen), met name als verbinding tussen het zuidelijk en noordelijk deel van respectievelijk de Ooster- en Westernieuwweg, aan het kruispunt met de weg Brugge-Wenduine en vanaf de 18de eeuw door de Oostendse Steenweg ten westen.

Vanuit de nieuwe polders worden in de middeleeuwen schaapskuddes uitgestuurd om de schorren te beweiden. Daarbij worden spontaan hoger gelegen delen opgezocht, namelijk strandwallen, pleistocene zandopduikingen of gesedimenteerde kreekbeddingen. Op die oude trekroutes ontstaan de eerste polderwegen die opvallend zuid-noord georiënteerd zijn en op die manier de trekrichting van de kudden weerspiegelen. In Houtave zijn deze oude tracés nog steeds te herkennen in de Ooster- en Westernieuwweg. Tussen deze "heerwegen" -eertijds aarden wegen- worden later uitbatingwegen aangelegd. Pas tijdens het Oostenrijks bewind (1715-1794) wordt door het centraal bestuur een poging ondernomen om het wegennet met steenwegen te verbeteren.

Voor enkele parochies onder meer Houtave, Meetkerke, Jabbeke, Uitkerke en Zerkegem, wordt de oudst geschreven bron vaak aangeduid in 961, volgens verscheidene bronnen echter verkeerdelijk zie gebaseerd op een 13de-eeuws falsum dat teruggaat op een oorkonde van 31 juli 961 waarin de toenmalige graaf van Vlaanderen, Arnulf I, een aantal kerkelijke tienden en goederen aan het Brugse Sint-Donatiaanskapittel schenkt.

De eerste -als officieel erkende- vermelding van Houtave dateert van 1003, wanneer de gemeente vermeld staat als "Holtawa", later ook nog onder meer als "Hovtawa", "Houtau" en "Holtava". Het toponiem verraadt dat de plaats gelegen is in "een niet overstroomd en bebost veengebied" of letterlijk "een met hout (bos) bewassen grond".

Deze lokaliteit behoort wellicht toe aan de Gentse Sint-Baafsabdij, hoewel de oudste attestatie (1003) uit het goederenregister van de Gentse Sint-Pietersabdij stamt. Hieruit blijkt tevens dat de abdij in het gebied bepaalde rechten op de lokale economische productie heeft verworven : "... Susanna regina tradidit sancto Petro cum filio suo Baldwino anno incarnationis Dominice MIII, indictione I, kal. Junii, alodem suum, id est in pago Flandrensi tantum terre unde singulis annis solvuntur XL pisae casorum. Cujus terre positio ita per loca sita dinoscitur. In Holtawa tantum habetur unde XII pisae veniunt ...".

Circa 900 wordt al een kapel of kerkje in Romaanse stijl opgetrokken. In 961 wordt op Houtaafs territorium een parochie gesticht die deel uitmaakt van de parochie Guysen, waarvan het administratief centrum zich in Zevekote bevindt. De heerlijkheid van Guysen wordt in 1696 verbeurd verklaard ten voordele van de Franse Koning Lodewijk XIV.

In de 11de eeuw worden binnen het graafschap Vlaanderen 14 kasselrijen ingericht, onder meer "het Brugse Vrije", ingedeeld in 35 ambachten. Houtave vormt samen met Nieuwmunster, Klemskerke en Vlissegem het zogenaamd Vincx-ambacht. De huidige vrij compacte dorpskern gaat vermoedelijk terug op een hof-kerk verband, zie het samen voorkomen van de kerk met een omwalde site, in casu een dubbel omwald opperhof met neerhof (zie Westernieuwweg-Zuid nummer 11), wat de invloed van een grootgrondbezitter suggereert bij het tot stand komen van het dorp.

13de - 14de eeuw

In de middeleeuwen behoort het patronaatsrecht van de kerk van Houtave toe aan de heren van het Oosthof in Snellegem, ook de ridders van Roden genoemd. Zij houden dit recht tot in 1221 in leen van Sibilla van Wavrin, een dochter van Pieter, broer van Filip van den Elzas. De heren van het Oosthof staan dan hun patroonsrechten af aan de abdij van Sint-Andries, die in Houtave een bijhuis heeft.

Een -evenwel niet algemeen aanvaarde- theorie laat Jacob van Maerlant, de zogenaamd "vader der Nederlandse letteren" stammen uit de familie van een zekere Weitkinus, die in de 13de eeuw clericus of "custos" (koster) is in Houtave. Het gebied dat "Maerlan(d)t" of "Mallant" (matland) heet is de naam van een toenmalig uitgestrekt gebied gelegen boven de Meetkerkse Moeren en ten noorden van de kerk van Houtave met het gehucht "Strooienhaan" als middenpunt, genoemd naar de "Mare" of "Mareleet", vermeld in 1300 als waterloop en weg in Meetkerke en Houtave.

Op het einde van de 13de-begin van de 14de eeuw wordt het oorspronkelijk romaans bedehuis vervangen door een kerk in gotische stijl. Te Houtave wordt een kapittel gesticht dat bestaat uit kanunniken of wereldlijke geestelijken, al vernoemd in 1331 en afgeschaft met de Franse Omwenteling.

De landbouwgronden op Houtave zijn in de middeleeuwen in handen van grootgrondbezitters.

Vele grote, vaak monumentale hoeves op het grondgebied behoren tot het buitenstedelijk patrimonium van Brugse godshuizen en kloosters. Zo verwerft onder meer het Sint-Janshospitaal veel goederen, gronden, cijnzen en rechten in Houtave en Zuienkerke. Belangrijk is de Heilige Maria Magdalenaleprozerij, gevestigd in 1280 buiten de tweede stadsomheining van Brugge, die een belangrijke bron van inkomsten heeft door onder meer huis- en landpachten. De leprozerij heeft in 1685 eigendommen in 39 parochies, onder meer de Grote en de Kleine Madeleinehoeve in Houtave (zie Oosternieuwweg-Noord nummers 19 en 21). Ook de Sint-Andriesabdij heeft eigendommen in Houtave, onder meer de monumentale hoeve "Middelhof", thans gekend als "Groot Middelhof".

Vanaf de 14de eeuw tot zelfs vandaag staat het polderdorp Houtave bekend om zijn paardenkwekerijen, zie in 1302 leveren voorname ingezetenen van de parochie heel wat paarden en uitrusting aan de stad Brugge.

15de - 16de eeuw

In de 15de en 16de eeuw heeft het ommeland van Brugge zwaar te lijden onder op elkaar volgende oorlogen, die zorgen voor een enorme angstpsychose tot in het begin van de 17de eeuw. Zo onder meer tijdens de burgeroorlog tussen Brugge en Maximiliaan van Oostenrijk. In de 16de eeuw ontstaat een gewapend conflict tussen de Spaanse overheersers en de Nederlandse gewesten die zich afscheuren. De oorlogen gaan gepaard met zware vernielingen en crisis in de landbouw waardoor verschillende hoeves overkop gaan. In 1492 brandt de kerk van Houtave af. Ze wordt herhaaldelijk hersteld maar uiteindelijk grotendeels vernield tijdens de geuzenonlusten in de tweede helft van de 16de eeuw.

De kaart van Pieter Pourbus van 1561-1571 toont de structuur en bebouwing van Houtave in de 16de eeuw. De dorpskern komt overeen met het centrum van de huidige bewoningsconcentratie rond de kerk, met daarbuiten enkele sterk verspreide hoeves, waarvan enkele van grote omvang. Tevens worden twee houten windmolens aangeduid, met name aan de ingang naar de dubbel omwalde site ten oosten van de Westernieuwweg en ten oosten van de Oosternieuwweg boven de Noordede.

17de eeuw

Deze onrust duurt verder in de 17de eeuw. De vitale verbindingswegen moeten beschermd worden tegen uitvallen van de Nederlanders vanuit Sluis en Oostende. Daartoe worden de belangrijkste waterwegen tot verdedigingslinies omgebouwd met verschillende forten; één van de forten wordt gebouwd bij de samenloop van de Grote Ede of Blankenbergse Vaart en de Noordede, net over de grens van Houtave op het grondgebied van Zuienkerke.

De "Moere van Meetkerke", het gebied ten zuiden van de Blankenbergse Vaart dat ongeveer een halve meter lager ligt dan de polders door ontvening in de middeleeuwen en gelegen is op het grondgebied van Meetkerke, Houtave, Varsenare en Sint-Andries, wordt in 1623 drooggelegd. Dan wordt de Watering van de Moere in Meetkerke ingericht, de Moerdijk aangelegd en de grond door bemaling met molens klaar gemaakt voor landbouw.

In de loop van de 17de eeuw wordt de kerk van Houtave in gotische stijl herbouwd: in 1617 de westgevel en in 1651 het hoogkoor. Ook het schip wordt hersteld en de vensters worden voorzien van barokke lichten.

18de eeuw

De stabiliteit onder het Oostenrijks Bewind (1715-1794) zorgt voor een betere socio-economische toestand. In 1748 worden in Houtave 434 inwoners geteld, voornamelijk in de landbouw tewerkgesteld. Het wegenpatroon aangetoond op de Ferrariskaart (1770-1778) komt nog sterk overeen met de huidige situatie. Onder de Oostenrijkers worden veel oude zandwegen vervangen door stenen wegen. Voor Houtave is de aanleg van de Oostendse Steenweg in 1765 van groot belang. Deze loopt aan de noordkant van de dorpskern westwaarts richting Oostende, daarbij het verloop van de Noordede volgend die de gemeente al in grosso modo twee delen opsplitst. Langs de Oostendse Steenweg wordt in 1796 een houten staakmolen opgericht die werkzaam blijft tot 1958, de zogenaamd "Westmolen", ook gekend als "Maerlandmolen" of "Schietchampettermolen" (beschermd als monument bij Besluit van de Secretaris-Generaal van 14/04/1944); in 1981 overgeplaatst naar Wannegem-Lede (Kruishoutem).

19de eeuw

Na de Franse Revolutie worden in 1795 de gebieden op 1 oktober ingelijfd bij Frankrijk, waardoor alle feodale systemen worden afgeschaft. De oude bestuurlijke instelling van het Brugse Vrije verdwijnt, de gemeente valt nu onder het Leiedepartement, dat wordt verdeeld in 40 kantons. Het kanton Houtave groepeert 15 gemeenten, namelijk Houtave, Zuienkerke, Nieuwmunster, Meetkerke, Sint-Pieters, Zerkegem, Jabbeke, Varsenare, Stalhille, Bredene, Klemskerke, Vlissegem, Wenduine, Blankenberge en Uitkerke. Dit kantonsysteem duurt slechts tot 1800. Bij Koninklijk Besluit van 1843 krijgt Houtave een gemeentewapen, dat teruggaat op een zeer oud wapen, zoals al aangeduid op de kaart van P. Pourbus (1561-1571).

De Franse Revolutie heeft ernstige vorderingen met zich meegebracht, die net als de verplichte militaire dienst zwaar wegen op de bevolking, wat leidt tot een crisis in de landbouw in de eerste helft van de 19de eeuw. In de tweede helft van de 19de eeuw gaat het heel wat beter, zie bloei in landbouw en neringen, met ontstaan van talrijke nieuwe hoeves of uitbreidingen van bestaande hoeves tot gevolg. In Houtave is er een grote bevolkingstoename, met name 773 inwoners volgens telling van 1846. De 19de-eeuwse bebouwing getypeerd door breedhuizen tot twee bouwlagen onder pannen zadeldaken -al dan niet met oudere kern- vormt de basis van de huidige bebouwing in de dorpskern.

De kerk wordt grondig verbouwd, onder meer aanbouw van zijbeuken en verbouwing van de oorspronkelijke gotische bogen in neoromaanse stijl. In 1880 wordt een plan ontworpen om de kerk haar middeleeuws karakter terug te geven; de restauratiewerken worden echter stopgezet bij gebrek aan financiële middelen.

Een typisch 19de-eeuws gegeven is de extra aandacht die van overheidswege besteed wordt aan het onderwijs, met de bouw van scholen tot gevolg. In Houtave wordt in 1880 een vrije school opgericht die bestaat tot 1883. In 1896 wordt door de Zusters van de Heilige Vincentius van Lendelede langs de huidige kerkhofstraat een school opgetrokken.

In 1853 wordt door de Watering van Blankenberge een nieuw stenen boogbrugje over de Noordede opgetrokken, aan de kruising met de Westernieuwweg. Op het einde van de 19de eeuw (1894) wordt een vervoerdienst (tramkoets) van Brugge naar Meetkerke en Houtave ingericht, met traject langs de Oostendse Steenweg en als eindpunt het gehucht "Strooienhaan" aan de Brugse Steenweg.

20ste eeuw

De Eerste Wereldoorlog richt veel schade aan in Groot-Zuienkerke. Vooral Houtave krijgt het hard te verduren doordat het grondgebied van de gemeente, net als Meetkerke, op een route van Brugge naar het front ligt, waardoor vele Duitse eenheden deze gebieden passeren. In het noordoosten van de gemeente wordt een Duits vliegveld aangelegd, zogenaamd "Flügplatz Neumünster", hoewel het eigenlijk volledig op het grondgebied Houtave ligt. Dit vliegveld is operationeel vanaf 20 juni 1915 tot 17 oktober 1918 en is één van de belangrijkste vliegvelden in de provincie tijdens de oorlog. Als "kampflugzeug-Abteilung" moet ze het strategisch belangrijk gebied beschermen dat ligt in de driehoek Brugge - Zeebrugge - Oostende. De hangars van het vliegveld bevinden zich ten oosten van de Brugse Steenweg, ter hoogte van de huidige hoeve "Beukelvliet". Na zware bombardementen in oktober 1918 door Belgische, Britse en Franse toestellen gaat het vliegveld en de bijhorende infrastructuur in vlammen op.

In het interbellum blijft Houtave een uitgesproken landelijk dorp, waar de traditionele aan de landbouw gerelateerde beroepen behouden blijven.

Ook de Tweede Wereldoorlog laat zijn sporen na, zie de betonnen bunker aan de Brugse Steenweg ter verdediging van het kruispunt zogenaamde "Strooienhaan", in de nabijheid van de daarnaar vernoemde hoeve met herberg.

In de tweede helft van de 20ste eeuw investeert de gemeente verder in infrastructuur; zo worden de meeste polderwegen geasfalteerd. In 1951 wordt een school met onderwijzerswoning in de Pastoriestraat opgetrokken. In 1977 vindt de fusie plaats met de gemeente Zuienkerke, waar de meeste dienstfuncties gecentraliseerd worden. Al vanaf 1969 heeft de gemeente Houtave enkel nog een vrije school met kleuterafdeling.

Structurele veranderingen blijven uit tot het laatste kwart van de 20ste eeuw. De invloed van de nabijheid van Brugge komt tot uiting in de renovatie van enkele woningen. Eind jaren 1990 renovatie van de dorpskom, onder meer nieuwe kasseibestrating en restauratie van de dorpskerk.

Structureel. Houtave is een uitgestrekte polder- en landbouwgemeente in twee delen gesplitst door de oost-west verlopende Noordede en de Oostendse Steenweg. Ten zuiden ervan de compacte historische dorpskom met centraal de Sint-Bavo en Machutuskerk met omgevend, omhaagd kerkhof. De kerk is omcirkeld ten oosten, noorden en westen door de Pastoriestraat en ten zuiden door de Kerkhofstraat. Ten oosten omwalde pastorie gelegen in tuin begrensd door open landschap. Ten noorden, lage hoevetjes en boerenhuizen onder pannen zadeldak opklimmend tot de 18de eeuw, waarnaast grootschalig schoolgebouw met onderwijzerswoning uit tweede kwart van de 20ste eeuw. Ten westen en zuiden vrij goed bewaarde 19de-eeuwse gevelwand, voornamelijk langsheen de Kerkhofstraat bestaande uit breedhuizen tot twee bouwlagen onder pannen zadeldaken. Het centrum van Houtave met de begrenzende open omgeving is beschermd als dorpsgezicht bij Ministerieel Besluit van 19/01/1993; de kerk is beschermd als monument bij Ministerieel Besluit van 19/01/1993.

Als uitbreiding van de historische dorpskern nieuwe losse woningen onder meer aan de oostzijde van het deel van de Kapellestraat richting Oostendse Steenweg en aan de westzijde van de Oosternieuwweg-Zuid tegen het kruispunt met diezelfde steenweg. Recente verkaveling ten zuidwesten van de dorpskom, tussen de Kerkhofstraat en de Kapellestraat. Buiten de dorpskom bevinden zich verspreid in het poldergebied grote, vaak monumentale hoeves met een geschiedenis die veelal teruggaat tot in de middeleeuwen als eigendom van Brugse godshuizen en kloosters, onder meer het Sint-Janshospitaal en de Heilige Maria Magdalenaleprozerij, die beide veel goederen bezitten in Houtave.

Het betreft gemengde landbouwbedrijven met akkerbouw en veeteelt, wat zich op architecturaal vlak vertaalt in al dan niet omwalde hoeves met losse bestanddelen, namelijk boerenwoning met bakhuis/ zomerkeuken, stallen, grote schuren en wagenhuizen. De bakstenen gebouwen zijn veelal witgekalkt en afgedekt door pannen zadeldaken. Boerenwoning hetzij los eventueel met geïncorporeerde stal; vaak van het langgestrekte type, waarbij stallen en schuur, eventueel wagenhuis aansluiten. Veelal voorzien van opkamer onder hogere nok, soms door verbouwing in de 19de eeuw niet meer zichtbaar. De opvallendste schuur in Houtave is de 18de-eeuwse bergschuur van de hoeve "De Friese Bergschuur" aan de Nieuwe Steenweg. De grote bloei in de landbouw in de tweede helft van de 19de eeuw zorgt voor een uitbreiding van de hoevegebouwen. Meestal betreft het dan schuren of stalgebouwen in rode baksteenbouw onder pannen zadeldaken, die niet worden witgekalkt.

  • BOTERBERGE R., Het landschap bewesten de Gentele, Blankenberge, 1972, p. 21-33.
  • CROES F., Bijdrage tot de geschiedenis van de Vlaamse kustvlakte. De Blankenbergse Watering, Bronnen, bewoningsgeschiedenis en institutionele aspecten, s.l., 1992, p. 42 en p. 54-60.
  • DELAERE W., Eigen nota's betreffende de Eerste Wereldoorlog in Zuienkerke en deelgemeenten.
  • GYSSELING M., Toponymisch woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226), Brussel, 1960, p. 516.
  • HASQUIN H., Gemeenten van België. Geschiedkundige en administratieve gegevens, deel I, 1980, p. 413-414.
  • HOUTHAEVE R., Houtave, Oekene, 1986. Vlaanderen vanuit de lucht. Deel I : West- en Oost-Vlaanderen, Universiteit Gent, 1989.

Bron: CALLAERT G. & HOOFT E. met medewerking van SNAUWAERT L. 2002: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Zuienkerke en deelgemeenten Houthave, Meetkerke en Nieuwmunster, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL13, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Hooft, Elise; Callaert, Gonda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Houtave [online], https://id.erfgoed.net/themas/14550 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.