Geografisch thema

Beek

ID
14576
URI
https://id.erfgoed.net/themas/14576

Beschrijving

Beek wordt voor het eerst vermeld in 1155.

Het is een Kempische gemeente, gelegen in het traditionele landschap Vlakte van Bocholt. Dit betekent dat het grootste gedeelte van de gemeente op landschappelijk gebied een relatief jong cultuurlandschap is, daterend van de ontginningen van na midden 19de eeuw. De landbouw is hoofdzakelijk gericht op intensieve rundveehouderij en, in mindere mate, hokdieren, met bijhorend grasland en voedergewassen als bodemgebruik. Het westelijke gedeelte van het grondgebied, rondom de dorpskern, werd van oudsher ingenomen door het akkerareaal van de gemeente, zoals aangeduid op de Ferrariskaart (1771-77). Het oostelijke gedeelte van het grondgebied, ten oosten van de Water- en Heikantstraat was tot begin 20ste eeuw een onontgonnen en onbewoond heidegebied, de zogenaamde Sint-Maartensheide, een open gebied met gras- en heidevlakten en enkele bossen. In 1844 was er nog 697 ha heide, die in de volgende decennia gedeeltelijk werden bebost (241 ha in 1880). Na 1910 werden op grotere schaal dennenbossen aangeplant en heide ontgonnen. Vanaf de Tweede Wereldoorlog werd de heide massaal ontgonnen en omgezet in grasland. Vanaf eind jaren 1970 nam de akkerbouw met teelt van raaigras en maïs drastisch toe ten koste van de weilanden. Landschappelijk is het een half open complex van akkers, maar vooral van weilanden met houtkanten afgewisseld met een aantal loof- en naaldbosjes en doorsneden door de vallei van de Zuurbeek. Het functioneert als overgangsgebied tussen de verstedelijkte zone aan de Zuid-Willemsvaart en de oostelijk gelegen moerasgebieden.

Laatstgenoemde gebieden sloten aan bij het grote moerassencomplex rondom Kinrooi (Grootbroek, Stramprooierbroek) dat zich uitstrekte over Kinrooi en delen van de gemeenten Bocholt, Bree en een aantal gemeenten in Nederlands Limburg. De wet van 25 maart 1847 verplichtte de gemeenten hun gemene gronden te verkopen om de ontginningsactiviteit te bevorderen. Het Grootbroek werd op 5 juli 1865 verkocht. De percelen werden eerst afzonderlijk geveild, daarna in massa per gemeente en ten slotte in algemene massa, uitgezonderd de eigendommen van Neeroeteren, die afzonderlijk verkocht werden. De generale massa van de overige gemeenten, een oppervlakte van bijna 2.728 ha werd toegewezen aan de Banque générale pour favoriser l'agriculture et les travaux publics, een Engelse maatschappij in 1865 opgericht. Deze maatschappij begon met het bebossen van de gebieden, aanvankelijk met succes: in 1870 waren reeds 1.095 ha bebost. Daarna kreeg de maatschappij te kampen met grote moeilijkheden. De Lossing, het ontwateringkanaal dat in 1865-66 werd gegraven kon het aangebrachte water niet kwijt in de Witbeek; Nederland aanvaardde slechts water op een peil zoals vastgelegd in de scheidingsakkoorden te Londen in 1839. De Lossing moest daarom verder gegraven worden tot Ophoven, waar zij zich in de Maas kon storten. Na verschrikkelijke overstromingen in 1880 en 1881 kwamen klachten. Hierop ging de bank in vereffening. Haar terreinen werden verkocht aan verscheidene particulieren. Zij verenigden zich in de Watering van het Grootbroek, opgericht bij Koninklijk Besluit van 6 juni 1877. De bebossing van het gebied vanaf het derde kwart van de 19de eeuw is duidelijk merkbaar op de stafkaart van het Dépôt de la Guerre (1878). Mariahof (Mariahofstraat) is de enige, bewaard gebleven hoeve van deze watering, opgericht circa 1904, thans ook buiten bedrijf; alle overige hoeven die ontstonden op de watering zijn ondertussen weer verdwenen.

Een waardevol landschappelijk element wordt gevormd door de vallei van de Abeek, die de noordelijke grens van de gemeente met Bocholt vormt. Het is in deze beekvallei dat de nederzetting Beek ontstond. In de beekvalleien werden van oudsher vochtige beemden als hooi- en weiland in cultuur gebracht (Ferrariskaart, 1771-77). De hoger gelegen delen vormden het akkerareaal. Grote delen van het landschap geven nog een beeld van het vroegere Kempische beekdallandschap. Minder gaaf bewaard is de vallei van de Zuurbeek, die de zuidelijke grens van de gemeente met Bree vormt. Ook dit gebied staat op de Ferrariskaart aangeduid als een typisch beemden gebied. Het vertoont nog resten van het oude bocagelandschap met relicten van houtkanten, heide en oude bosjes.

In 1959 werden in het gehucht Schoot prehistorische vondsten gedaan.

Mogelijk vormden Bree en Beek vóór 1007 één domein, Britte genaamd, eigendom van graaf Ansfried, die in 992 de abdij van Thorn stichtte. De kerk die toen reeds in Britte bestond, zou de kerk van Beek geweest zijn. Tussen 1007 en 1078 zou een gedeelte van Britte overgegaan zijn naar het domein van gravin Ermengardis, weduwe van Arnold, graaf van Haspinga en broer van Giselbertus, graaf van Loon. Dit gedeelte van het oorspronkelijke domein behield de naam Britte en kreeg een nieuwe kerk; het andere deel, onder de naam Beek, bleef behoren tot het domein van de abdij van Thorn. De graven van Loon verwierven de voogdij over deze goederen.

Op juridisch gebied maakte Beek samen met Reppel deel uit van het rechtsgebied van de Loonse schepenbank van Bree, de zogenaamde buitenbank, die ressorteerde onder het beroepshof van het Oppergerecht van Vliermaal.

Samen met Bree, Reppel en Gerdingen vormde Beek een bestuurlijke eenheid, de Vier Crispelen. De parochie- en gemeentegrenzen van deze gemeenten lagen grillig verstrengeld in elkaars grondgebied; zo hadden Beek en Gerdingen op verscheidene plaatsen stukken grond, met of zonder huizen en hoeven, op het huidige grondgebied van Bree liggen. De Crispelen bezaten samen onverdeelde gemeenschappelijke heidegronden, en stonden samen in voor de verdediging van de stad; Beek moest indien nodig 62 gewapende mannen leveren in vijf rotten, twee voor het Dorp, twee voor Beekering en één voor Schoot. De gemeente werd bestuurd door twee jaarlijks verkozen burgemeesters.

Op het grondgebied worden een aantal leen- en laathoven vermeld: Den hof van Eysden, een leen van de leenzaal van Kuringen, voor het eerst vermeld in 1433 als eigendom van Hendrik van Mewen, ook Agimontshof genoemd, en gelegen aan de overzijde van het kanaal; het Copshof, eigendom van het klooster Onze-Lieve-Vrouw ter Riviere van Bree, behoorde oorspronkelijk ook tot het grondgebied en parochie Beek, maar ligt nu in de gemeente Bree; het laathof van Abroeck; het laathof Geuskenshof en het laathof Gerardshof, beide lenen van de leenzaal van Kuringen; het Agimontshof, voor het eerst vermeld in 1380l; het Gravenhof, gelegen in het dorp en het ertegenover gelegen Willem Hugo-erf; het Cloutershof in de Neerstraat; het Joostengoed onder Schoot, ressorterend onder het laathof van Oriënten van Bree, eigendom van de cisterciënzerinnenabdij van Oriënten (Rummen, Brabant).

In Beek was er reeds tijdens het Ancien Régime een lagere school.

Aangezien Beek met Bree een bestuurlijke eenheid uitmaakte, verwijzen wij voor de militaire geschiedenis en de historische gebeurtenissen naar de gemeente-inleiding van Bree, pagina …

In de slag op Sint-Nikolaasdag 1648, verloor Beek 12 mannen. In 1650 lagen er verscheidene regimenten Lorreinen in Beek, Gerdingen en Reppel.

De Sint-Martinusparochie was waarchijnlijk een in 10de eeuw door de abdij van Thorn gestichte dochterkerk van Kessenich. De keuze van patroonheilige wijst trouwens op een oude stichting. De abdij bezat het begevingsrecht en het grootste gedeelte der tienden. De in 1691 te Bree opgerichte kluis Mariëndal werd in 1741 naar Beek overgebracht. De broeders-eremijten, stonden in voor de verzorging van geesteszieken. De kluis werd tijdens de Franse bezetting opgeheven en verkocht.

Beek was steeds een dun bevolkt Kempisch landbouwdorp zonder enige industrie, gelegen te midden van de uitgestrekte heidevlakten. Er functioneerden drie watermolens op de Abeek: de molen van Schoot of Kluismolen, de Genamolen en de Abroxmolen. Een groot gedeelte van de beroepsbevolking werkt thans op de industrieterreinen van Bree, gedeeltelijk ook in de Nederlandse grensstreek.

Oppervlakte: 1. 587 ha.

  • BATS H.- B. GEYSKENS B., in De Vlaamse Landschapsatlas, OC-GIS-Vlaanderen, Brussel, 2001.
  • BAUWENS-LESENNE M., Bibliografisch repertorium van de oudheidkundige vondsten in Limburg behoudens Tongeren-Koninksem (vanaf de vroegste tijden tot de Noormannen) (Oudheidkundige repertoria, Reeks A: Bibliografische repertoria; 8), Brussel, 1968, pagina's 9-10.
  • CARDINAELS J., Geschiedenis en kerkelijk kunstbezit te Beek, Bree, 1979.
  • CEULAER R. DE, Romaanse Religieuze bouwkunst in Noord-Limburg, (Het Ezendröpke, 6, 1984, pagina's 9-19).
  • CUPPENS H. - SMET W., Limburgse watermolens. Molens op de Aabeek-Bosbeek en Itterbeek, Sint-Niklaas, 1980.
  • FAASSEN J., In en om "het Stamprooierbroek".
  • GOOLE F.,De grote lenen in het Kwartier Maaseik-Stokkem en Bree, in Maaslandia, Rekem, 1984, pagina 64.
  • GOOLE F. - SEVERIJNS P., Beek geschiedenis in 't kort, (Het Ezendröpke, 8, 1985, pagina's 2-3).
  • GRAUWELS J., De aartsdiakonale visitaties van het dekenaat Maaseik (1646-1726), (Het Oude Land van Loon, 38, 1983, pagina's 36-38).
  • JANSSEN de LIMPENS K.J.T., Leen- en laathoven in de Maaslandse territoria voor 1795, Maastricht, 1974, pagina 95.
  • LEYNEN J., Keurboek der vier Crispelen Beek, Bree, Gerdingen, Reppel, (Verzamelde Opstellen uitgegeven door den Geschied- en Oudheidkundige Studiekring te Hasselt, 14, 1938, pagina's 21-29).
  • MAES S.F. - DREESEN J., De geschiedenis van Bree. De parochie, de oude kloosters, Heverlee, 1946.
  • MAES S.F., De geschiedenis van Bree. De gemeente van de oudste tijden tot aan de Franse revolutie, 1952.
  • PEETERS H., Het kanton Bree tijdens de Franse revolutie, Bree, 1985.
  • REMANS A., Vreselijke St-Nikolaasdag 1648 in de Meeuwerheide, (Limburg, 47, 1968, pagina's 129-139).
  • SCHOTTE H., Beek: dorpsmonografie, Hasselt, 1986.
  • VANDENBOSCH M., Voorgeschiedenis van de watering het Grootbroek, (Limburg, 63, 1984, pagina's 32-33).
  • WEERD H.VAN DE, Het landdekenaat Eyck. Neeritter. Beek, (Limburg, 6, 1924-25, pagina's 255-259).
  • WEERD H.VAN DE, Kerken en kapellen in de Limburgsche Kempen, (Verzamelde Opstellen uitgegeven door den Geschied- en Oudheidkundige Studiekring te Hasselt, 2, 1926, pagina's 12-30).
  • WEERD H. VAN DE, Oud Bree, (Limburg, 34, 1955, pagina's 114-121).

Bron: SCHLUSMANS F. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kantons Bree - Maaseik, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties

  • Omvat
    Abroxweg

  • Omvat
    Genattestraat

  • Omvat
    Hoeve Mariahof

  • Omvat
    Jef van Hoofstraat

  • Omvat
    Kerkstraat

  • Omvat
    Onze-Lieve-Vrouwekapel

  • Omvat
    Schootstraat

  • Is deel van
    Bree


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Beek [online], https://id.erfgoed.net/themas/14576 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.